196
[niet voltooid en niet verzonden]
Den Heer Albert Verwey, Noordwijk-aan-Zee
Baarn, 27 November 1901
Amice,
Sta mij toe, vóor wij het nieuwe tijdperk van samenwerking beginnen, je deze
laatste mijner aan je gerichtte brieven van dezen aard te schrijven.
Ik ben er namelijk van overtuigd dat indien ik mijn bescheiden krachten werkelijk
bij de jouwe voeg om aan het Tijdschrift te arbeiden en er voor te ijveren, dit
tot den bloei er van zal bijdragen. Indien je, zoo als gebleken is, mijn
aanblijven aan het Tijdschrift wenschelijk acht, zul je mijn bedrijvige
medewerking ook nuttig vinden waarschijnlijk. Al zul je mij in de toekomst
vermoedelijk beter kunnen ontberen dan in de nu voorbije