De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd151Baarn, 10 April 1901.
Amice, Ik zond 5 blzd. Prins naar Amsterdam. Ik zoû het voor het Tijdschrift gewenscht vinden eenige gedichten van Rensburg in de Mei-aflev. te plaatsen daar de voorraad, dien je thands hebt, uit 2 zendingen bestaat, waarvan de eerste reeds een maand of zes in je bezit is. Ook veroorloof ik mij je in herinnering te brengen, dat de eerste dezer twee zendingen in haar geheel, ook door jou, is aanvaard. Verder stel ik je, - wat een wijziging van het bericht omtrent in te zenden bijdragen op den omslag van het Tijdschrift aangaat, - voor, die in de zelfde algemeene termen te houden, waarin het bericht thands voorkomt, alleen met toevoeging onzer namen (wat | |
[pagina 168]
| |
mij aangaat: L. van Deyssel) en adressen, in de zelfde alfabetische volgorde, waarin die op de 1e bladzijde van den omslag staan. Verder geef ik je in overweging de woorden ‘Bijdragen ontvangen binnen 14 dagen...’ enz. misschien aan te vullen tot een volzin, waaruit duidelijker blijkt dat ook vroeger ontvangen bijdragen dikwijls blijven liggen, en tot later dan de eerstvolgende aflevering. Aan dit láatste hecht ik echter geenszins, en verzoek je je niet de moeite te geven dit punt met mij te bespreken. Van de redactie van het éerste bericht zoû ik zeer gaarne even proef zien. Ik moet je nog wel mijn excuses maken voor de weinig gastvrije ontvangst bij je laatste bezoek.Ga naar voetnoot222 Ik meen je er echter aan te mogen herinneren, dat dit niet de eerste keer is, dat ik een teruggetrokken tijdperk doormaak, en dat de vorige malen zoo iets niet is voorgekomen om dat je mij gedurende die tijdperken toen niet hebt bezocht. Met hartelijke groeten
t.t. Karel Alb.Thijm. |
|