me dan je aan 't werk te vinden:Ga naar voetnoot224 mits je me mijn inbraak niet kwalijk
neemt. Hartelijk gegroet.
Albert. V.
|
-
voetnoot223
- Het Tweemaandelijksch Tijdschrift, 7e jrg., aflev. 3, mei 1901, was aldus
samengesteld: F. van der Goes, Socialisme en feminisme, p.
355-389; Albert Verwey, Tijdzangen: X, De
Vogelaar, XI, Aan Malau, p. 390-393, laatstelijk
herdrukt in O.D., I, p. 406-407 en 407, in de afdeling
‘Het eeuwjaar’, van de bundel De kristaltwijg; J. de
Meester, Zondagmorgen, p. 394-403, aldaar gedagtekend
Rotterdam, Mei, Juni 1896; Cyriel Buysse, De eenzame, p.
404-416; Karel van de Woestijne, Verzen: I, Van eene ziekte, II, Koorts-deun, III, Gezichten mijner dood, Ik draag in mij; Zeven gebeden
(I-VII), p. 417-426; J. Koopmans, Tondalus' visioen, p.
427-455; Albert Verwey, Jac. van Looy: schilder-schrijver,
p. 456-461, aldaar gedagtekend 20 Maart 1901, herdrukt in Luide
Toernooien, Amsterdam, 1903, p. 101-111; André Jolles, Aan Tilli Mönckeberg, p. 462-464, aldaar gedagtekend Sept. 1899;
J.K. Rensburg, Japanse Verzen, p. 465-470; Ary Prins, De heilige tocht, p. 471-475; Stijn Streuvels, Doodendans, p. 476-489, laatstelijk herdrukt in Volledig Werk, I, Brugge, 1971, p. 699-709; Mr. S. Muller
Fz., Fruin-studiën, [n.a.v.] Dr. G.W. Kernkamp, Over Robert Fruin, aldaar gedagtekend Utrecht, 10 april
1901.
-
voetnoot224
- Verwey had op 1 april 1901 Van Deyssel aangetroffen toen deze zojuist 58
regels op papier had gebracht van Bij het graf van
Napoleon, met de ondertitel Heroïesch-individualistische
Dagboekbladen van een twintigjarige, voor de eerste maal openbaar
gemaakt in De XXe Eeuw, 11e jrg., deel II, aflev. 5, mei
1905, p. 213-227, laatstelijk herdrukt in Lodewijk van Deyssel, Het Ik/Heroïesch-individualistische dagboekbladen, gevolgd door
Caesar. Met een voorwoord en voorzien van
aantekeningen, bezorgd door Harry G.M. Prick, Privé-Domein Nr. 51,
Amsterdam, 1978, p. 167-183. De stoornis, teweeggebracht door het onverwacht
binnenvallen van Verwey, had tot gevolg dat Van Deyssel na Verwey's vertrek
uit de concentratie was en die dag nog maar slechts twee regels aan het
geschrevene vermocht toe te voegen. Op maandag 15 april 1901 legde Van
Deyssel vast: ‘Ik zal voorloopig tot 1 Mei mijn werk- en afzonderingsleven
trachten voort te zetten. Ook wijl ik dan ⅓ van het jaar 1901 op de
zuinigste levenswijze zal hebben doorgebracht. Ik hoop echter het tot 1
Augustus te zullen voortzetten. Het vacantieleven immers, binnenslands,
herinner ik mij als ellendiger dan een weinig vruchtbaar werken
afzonderingsleven. Aan vacantieleven buitenslands heb ik geestelijk niets,
maar althands gewoonweg eenig genoegen, terwijl vacantieleven binnenslands
de zwaarste ellende beduidt.’
|