Maar je hebt er groot gewicht aan gehecht, dat deze tegen mijn nieuwe werk -
waarover ik mij, in vertrouwelijk gesprek, zoo verheugd aan je had getoond -
gerichte sonnetten juist te gelijker tijd met dat werk, in de zelfde aflevering,
zouden verschijnen.
Dááraan heb je zooveel gewicht gehecht, dat je de gedichten, die je voor deze
aflevering gereed had, hebt teruggenomen en er de op het laatste oogenblik tegen
mijn werk gemaakte nieuwe voor in de plaats heb gezet.
Alléén híermeê heb je mij zoo groot verdriet gedaan.
Want welke beweegreden deed je zoo zeer begeeren de tegen mij
gerichte sonnetten juist te gelijk, in de zelfde aflevering, te zien
verschijnen?... Denk dáar eens over na, waarde vriend. -
Wat ik je nu verzoek, is: mij enkele maanden ook buiten brief-verkeer met je te
mogen houden, om mijn verdriet te laten uitslijten. -
Dat ik geen lust heb voorloopig iets te plaatsen in het Tijdschrift, waar mijn
werk aldus ontfangen wordt, zul je wel begrijpen.
Met groet
t.t.
Karel Alb. Thijm.