wenscht die in het Maartnummer. Is het jou misschien aangenaam
daardoor te kunnen volstaan met in dat nummer een kleinere bijdrage, - en de
publicatie van het Dagboek nog uit te stellen?Ga naar voetnoot133
Hartelijk gegroet
van
Albert Verwey
Ben je misschien nog in 't bezit van den Uilespiegel van De CosterGa naar voetnoot134 dien ik je indertijd door de Looys heb doen
toekomen? Ik ben bezig te trachten over den held van dat boek te schrijven en
zou je zeer dankbaar zijn als je me het Ex. sturen kon. Liefst per omgaande.
|
-
voetnoot132
- Van Deyssel heeft dit eerst gedaan bij schrijven van 4 juni
1899. Op 6 juni 1899 antwoordde Van Eeden dat hij
graag nog eens een bijdrage voor het Tweemaandelijksch Tijdschrift wilde
‘trachten te maken. Maar liefst als 't kan geen opgegeven werk, dat lukt mij
nooit. Ik zou iets over Ruskin willen schrijven of over “dogma en kunst” of
over de “zelfmoord statistiek”. Maar ik kan dat niet vast beloven. Ik heb
nog zeven drievoudsgezangen liggen, van 't zelfde karakter als die in de N.
Gids, zou ik je daarmee genoegen doen? Ik denk dat je er één van goed zult
vinden. Maar ik zou niet willen dat ze geplaatst werden alleen omdat dit
goed voor 't tijdschrift is.’ (Geciteerd naar De briefwisseling
tussen Frederik van Eeden en Lodewijk van Deyssel, a.w., p. 342).
-
voetnoot133
- Zelf
had Van Deyssel al op zondagmorgen 8 januari 1899 besloten de publicatie van
Het leven van Frank Rozelaar
zo lang mogelijk uit te stellen: ‘De vraag voor mij is, de groote
levens-vraag op 't oogenblik: of ik dezen winter of de eerste jaarhelft even
goed werk zal maken als den vorigen winter. Zoo ja, dan zal ik het tijdperk
1897-'98 niet als een uitzonderingstijdperk behoeven te beschouwen, dat zich
slechts éens om de tien jaar of zoo, voordoet. Zoo neen, dan zal ik het
tijdperk 1897-'98 misschien min of meer als een uitzonderingstijdperk gaan
beschouwen, al blijft dan ook de vaste hoop, dat het zich spoediger, ja,
veel spoediger dan na tien jaar, herhalen zal. Nu schrijft de
voorzichtigheid voor, dat ik, zoo lang niet gebleken is dat een volhardend
leven van goed-werken-jaar-op-jaar is aangebroken, mij gedraag alsof het nu
voorbije tijdperk eene uitzondering is geweest. En in dát geval zoû ik zeker
niet al het geschrevene spoedig uitgeven, maar integendeel daarmede zoo
spaarzaam mogelijk te werk gaan. Zoo lang ik dus niet weder eene zekere
hoeveelheid goed werk heb gemaakt, [doorgehaald: gedraag]
zoû ik mij kunnen gedragen alsof ik een jaar of tien met den thands
aanwezigen voorraad toe moest... Dít staat vast, dat er om geen reden, welken ook, bij het uitgeven van dit werk haast is.’ Inderdaad heeft Van Deyssel tot 1903 gewacht voordat
hij tweemaal in de negende jaargang van De XXe Eeuw, en nog eenmaal in de
tiende jaargang (1904), fragmenten publiceerde Uit ‘Het leven
van Frank Rozelaar’. dat eerst in 1911 in boekvorm verschijnen zou
bij P.N. van Kampen en Zoon te Amsterdam.
-
voetnoot134
- Het betrof hier de tweede, van een nieuwe inleiding voorziene
druk van La légende et les aventures heroïques, joyeuses et
glorieuses d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et
ailleurs (1869), door de Franstalige Belgische auteur Charles de
Coster (1827-1879).
|