De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd220Burtscheid, Rosenbad. 16 Mei 1897. Amice, Ik verkeer in benarde finantiëele omstandigheden. De gewone vrienden-toelage is dit jaar plotseling honderd gulden minder geworden, ik ben voor het eerst bij Groesbeek in voorschot moeten komen, ik ben van Baarn moeten vertrekken zonder mijn verschenen huurtermijn te betalen, ook voor het eerst. Buiten-dien komt het hier natuurlijk duurder uit dan ik vooraf berekend had.-Ga naar voetnoot626 Vooreerst ben ik, door al de berichten omtrent syphilis en onzindelijkheid afgeschrikt van mindere-rang logementen, hier in een gelegenheid gegaan, waar het pension M.6.-is in plaats van M.5; ten andere heb ik het bedrag der kleine extra-uitgaven onderschat. Mijn vrouw mag bijna niet loopen, bleven wij den heelen dag op onze kamer, dan zouden wij sterven van verveling, zoo buiten onze gewone huishoudelijke en letterkundige bezigheden. Het gevolg is dat ik alleen aan den tram reeds dagelijks ongeveer een halven Mark uitgeef. Dan komen er onvoorziene uitgaven als een paar overschoenen toen mijn gade natte voeten kreeg, van M. 4,50, een glas om bronwater uit te drinken van M. 0,80, zoo als dat gebruikelijk is, enz. enz. Ik moet je dus in de eerste plaats verzoeken mij nog eens bij te springen. Ik meen eene familie te weten, die voor een ruim bedrag zoû hebben bijgedragen, maar die, toen je aan | |
[pagina 236]
| |
de Van Eedens hebt laten weten, dat het vereischte bedrag reeds aanwezig was, dat niet heeft gedaan. Ik kan er niet anders van zeggen dan dat zij te Utrecht woont. In de tweede plaats vraag ik verlof de honorarium-quaestie nog eenigen tijd in overweging te mogen houden. Ik wilde je toch gaarne het werkje ook geheel voorlezen. Dat zal dan in de tweede helft van Juni misschien kunnen geschieden. Ik zoû er ook niet tegen hebben indien het pas in September begon te verschijnen. Het is misschien beter niet een jaargang te eindigen met de eerste helft van een vervolgstuk.- Het weder is hier slecht in 't algemeen. En daar sommige plekken, zoo als de bron, waar men drinken gaat, tochtig zijn, werkt dat nadeelig. Maar wellicht zal het spoedig beteren. Ontvang intusschen onze hartelijke groeten en geloof mij.
t.t. Karel Alb. Thijm |
|