Je brief 20 Sept. te Noordwijk gepost 10-11 voorm. ontving ik hier 21 Sept. 7.30
vóorm., ongelooflijk gauw dus.
Ik heb verzen van Borel ontvangenGa naar voetnoot45 (een delikaat geval!), die ik meêbreng of stuur. Als wij ze
mooi vinden heeft zijn vriend Thorn PrikkerGa naar voetnoot46
er nog in voorraad.
Ik doe moeite om hier de jongste poëzie te verzamelen (Ik heb al The Second Book
of the Rhymers' Club, 1894 met 13 dichters er in).Ga naar voetnoot47 Daar zoû je dan misschien in het
Tijdschr. iets van kunnen zeggen.
Vaarwel. Later meer. Ik ben wat moe.
Hartelijk dank voor de door vriendschap gewijde kaarsen in de Temple, tusschen
het graf van Goldsmith en de kamers van Dr. Johnson,Ga naar voetnoot48 ter eere
van mijn verjaardag door jullie ontstoken.
Karel Alb. Th.
|
-
voetnoot44
- Op 17 september 1894
berichtte Van Deyssel vanuit Londen aan zijn vrouw dat hij de, aan hem
doorgezonden, huwelijksaankondiging van Derkinderen die ochtend in goede
orde ontvangen had. ‘'t Is een heel mooi circulairetje.’ Het betrof de door
Antonius Johannes der Kinderen uiteraard zelf ontworpen aankondiging van
zijn op 26 september 1894 in Utrecht te voltrekken huwelijk met Johanna
Henriëtte Besier. Het op deze aankondiging voorkomend vignet (zie de
afbeelding daarvan in dit boek) werd dat zelfde jaar nagenoeg in zijn
geheel, want met afwijkende boven- en beneden-omkadering, opgenomen in het
exlibris Derkinderen-Besier, laatstelijk gereproduceerd in de onder
eindredactie van Maureen Trappeniers in 1980, als uitgave van het
Noordbrabants Museum te 's-Hertogenbosch, tot stand gebrachte catalogus van
de tentoonstelling Antoon Derkinderen 1859-1925, p.
122-123, nr. 79. Op 19 september 1894 verzocht Van Deyssel, nog steeds
vanuit Londen, zijn vrouw ‘Alsjeblieft een kaartje van ons beiden aan
Derkinderen [te] sturen. Vergeet het niet. Zoo'n fransch kaartje. Zij liggen
in het middelste lâtje aan den rechter kant in mijn bureau. Zet er maar
niets op maar schrap het adres dat onder op het kaartje staat door.’ Het
adres diende te worden doorgeschrapt omdat het hier visitekaartjes betrof
die nog Van Deyssel's eertijdse Bergen op Zoomse adres vermeldden.aant.
-
voetnoot45
- Op 19 september 1894
schreef Van Deyssel aan zijn vrouw, vanuit Londen: ‘De brief van Borel had
eigenlijk naar Verwey gemoeten. Waarom heb je hem niet opengemaakt?’ Deze
brief ging vergezeld van gedichten die deel uitmaakten van een onuitgegeven
bundel Ziele-schemering waaruit in De Gids, oktober 1894,
p. 164-166, en in idem, mei 1895, p. 376-385, respectievelijk drie en negen
verzen werden geplaatst. Van Deyssel noemde Borel's zending van 12 augustus
1894, ‘een delikaat geval!’ omdat hij zelf Borel als potentiële medewerker
had aangezocht, waarop Borel had gereageerd: ‘Met zeer veel genoegen zal ik
mijne medewerking verleenen aan een tijdschrift, dat onder uwe redactie
staat, hoewel de tweede redacteur mij in den laatsten tijd niet meer
sympathiek is.’ Ook had Borel gevraagd hem als abonné te doen
inschrijven.
-
voetnoot46
- Over
Borel's vriendschap met Johan Thorn Prikker, zie De brieven van
Johan Thorn Prikker aan Henri Borel en anderen 1892-1904.
Bijeengebracht en toegelicht door Joop M. Joosten, Nieuwkoop, 1980.
-
voetnoot47
- De
Rhymers' Club was een in 1891 geformeerde kring van jonge dichters die,
zoals Richard Ellmann het formuleert in zijn boek over Yeats:
The Man and the Masks, vijfde druk, London, 1973, p. 143,
‘furnished much of the talent for the fin de siècle
reviews, The Yellow Book and The Savoy;
among the members were Ernest Dowson, Victor Plarr, Richard Le Gallienne,
Aubrey Beardsley, John Davidson, Lionel Johnson, Arthur Symons, and Ernest
Rhys. One thing they all had in common, an admiration for the traditions of
Rossetti in verse and of Pater in prose.’ Tweemaal gaf deze kring, waarin
zich ook W.B. Yeats - zij 't onder voorbehoud - een pooslang thuisvoelde,
gezamenlijk een bundel uit: in februari 1892 The Book of The
Rhymers' Club en in juni 1894 The Second Book of the
Rhymers' Club. Deze boeken zijn thans zeer gezochte maar schier
onvindbare collectors'items. Het eerste verscheen in een
oplage van slechts 350 exx. en was reeds, blijkens een mededeling achter in
de in 1893 verschenen tweede druk van John Addington Symonds, In the Key of Blue and other prose essays, in 1893 geheel
uitgeput. Het tweede boek, waarop Van Deyssel de hand had weten te leggen
(vermoedelijk kreeg hij het cadeau van zijn gastheer of van Arthur Symons)
is in twee uitvoeringen verschenen, zoals te lezen valt onder no. 294 in
Allan Wade, A Bibliography of the Writings of W.B. Yeats,
London, 1951, p. 258-259. Aangenomen mag worden dat Van Deyssel's exemplaar,
verschenen te Londen bij Elkin Mathews & John Lane en te New York
bij Dodd, Mead & Company, er aldus uitzag: ‘Issued in brown buckram,
lettered in gold on spine; white end-papers, all edges untrimmed’, en op
pag. 4 voorzien van de mededeling: ‘Of this Edition Five Hundred Copies have
been printed for England (of which Four Hundred only are for Sale.) One
Hundred and Fifty Copies have been printed for America.’ Aan The Second Book of The Rhymers' Club werkten mee E. Dowson, E.J.
Ellis, G.A. Greene, A. Hillier, L. Johnson, R. Le Gallienne, V. Plarr, E.
Radford, E. Rhys, T.W. Rolleston, A. Symons, J. Todhunter en W.B.
Yeats.
Wat Verwey aangaat: op Van Deyssel's suggestie over The Second Book of the Rhymers' Club iets te zeggen, is hij niet
ingegaan. Wel heeft Verwey aandacht gevraagd voor de poëzie van een dezer
Rhymers, te weten Ernest Dowson; zie Albert Verwey,
Een tocht door Londen, in het Tweemaandelijksch
Tijdschrift, 4e jrg., aflev. 1, september 1897, p. 53-64, aldaar gedagtekend
Mei 1897. Laatstelijk herdrukt in Stille Toernooien,
Amsterdam, 1901, p. 189-202.
-
voetnoot48
- Oliver Goldsmith ligt begraven in de nabij Van Deyssel's logeeradres
gelegen Temple Church. Vanaf Plowden Buildings 3 is het
ook maar een kort eind lopen naar Dr. Johnson's House op
Gough Square, door de grote doctor bewoond van 1748-1759.
|