De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
[4a]Op 10 september 1894 reisde Van Deyssel vanuit Baarn naar Den Haag om daar Jan Toorop te ontmoeten met wie samen hij in Hoek van Holland de nachtboot naar Londen dacht te nemen. Na zich bij aankomst in de residentie gerestaureerd te hebben, à ƒ1,75, in Central aan de Lange Poten en na zich, à ƒ0,15, te hebben laten scheren, nam hij, à ƒ1,75, op het Plein een rijtuig in huur om zich naar Toorop's huis, Villa Liban aan de Beeklaan, te laten vervoeren. Daar aangekomen bleek er een misverstand in het spel te zijn: Toorop wist niet beter dan dat 13 september was afgesproken als datum van vertrek. Omdat Toorop's logeerkamers bezet waren - een ervan door Israel QueridoGa naar voetnoot22 en echtgenote - besloot Van Deyssel uit te wijken naar Noordwijk aan Zee. Het telegram waarmee hij Verwey van zijn komst verwittigde, is niet bewaard gebleven. Wel laat zich aan de hand van Van Deyssel's brieven aan zijn vrouw het verblijf te Noordwijk reconstrueren. Hij maakte er opnieuw kennis met Marie Cremers,Ga naar voetnoot23 die hij in de zomer van 1894 in Baarn had ontmoet. ‘Die jufvrouw Cremers’, zo berichtte hij op 11 september 1894 aan zijn vrouw, ‘had alles opgelet van ons huis, kent de hond, kent het poesje en alles.’ Op 12 september schreef hij naar huis: ‘Gisteren-ochtend op Albert Verweys studeerkamer gezeten, gisteren-middag een wandeling gemaakt met ons vieren (Albert, Kitty, jufvrouw Cremers en ik) door het duin en langs de zee. Om twaalf uur gegeten: karbonaad, snijboontjes, gebakken-aardappelen, bier en wijn, 's middags weêr zoo iets. Gister-avond beneden thee gedronken (wat anders wel eens op de studeerkamer gebeurde). Onder de thee heb ik zitten lezen in een heel oud en aardig hollandsch boek, van Don Quichot de la Mancha. Om kwart voor tienen twee boterhammetjes met kommijne kaas en een glaasje warme wijn, waar je zoo warm en zacht op inslaapt. Om tien uur naar boven op een slaapkamertje met een zachte temperatuur, ofschoon het toch op 't Noorden ligt, maar de wind is Zuid en 't is bizonder zacht dezer dagen. Op dat slaapkamertje staat een prachtig groot hobbelpaard, waarvan | |
[pagina 14]
| |
Villa Nova, Albert Verwey's woning te Noordwijk aan
Zee. ‘Langs den voorgevel met waranda zijner “Villa Nova” geheeten,
woning, was een weg in de richting der zee, terwijl langs den
zijgevel, waarin de voordeur zich bevond, de groote straatweg naar
Noordwijk-Binnen was, waarover de stoomtram uit Leiden ging. (...)
Een voorval in het huiselijk verkeer was, dat toen wij eens met zijn
allen in de waranda zaten, de mannelijke leden van het gezelschap op
den zeewaartschen weg langs de waranda in wedstrijd er om dongen wie
het best met door dat bekeken worden onaangedaan gelaat het hem
bekijkend gezelschap der waranda kon passeeren.’ (Lodewijk van
Deyssel, ‘Gedenkschriften’, p. 495-496).
| |
[pagina 15]
| |
Kitty Verwey-van Vloten met haar twee oudste dochters,
Liesbet (1891-1948) en Mea (1892-1978), in augustus 1894. ‘Kitty was
mooi met haar violette ogen, losse roodblonde krullen, waarin de
wind speelde (in die tijd liep niemand buiten zonder hoed) en in
haar jakjes van Fins weefsel. De mode was toen nog stijf en
ingeregen. Als ik 's avonds met hen theedronk op de met zwierige
nachtschaderanken begroeide veranda die over de velden naar
Noordwijk-binnen uitzag en er naast het ietwat rommelige theeblad
een kannetje irissen stond, vergeleek ik Kitty met deze bloemen, die
ook iets los en flodderigs hadden. Hun twee kleine meisjes Liesbet
en Mea sliepen dan al. Verwey had iets zachts en goedaardigs en ik
vond het woord “goedertieren” op hem van toepassing. Af en toe kon
hij, naar buiten kijkend, zijn handen wrijven en zeggen: “Ja, ja, 't
leven is aardig!”’ (Marie Cremers,
‘Lichtend verleden’, Amsterdam, tweede druk,
1954, p. 25).
| |
[pagina 16]
| |
JoopieGa naar voetnoot24 zoû watertanden, een konijn van speelgoed en een poppenledikantje. Ik ga voort met aldoor voorteeken-droomen te hebben. Van-nacht heb ik gedroomd dat ik in dicht donker groen eikgewas stond, dat hoe langer hoe meer aan alle kanten tegen me aan drukte. Ik vond op den grond allemaal rouw-enveloppen met adressen door mijn moeder aan mij geschreven, maar de postzegels waren er afgescheurd. Terwijl ik mij | |
[pagina 17]
| |
boos maakte dat al die papieren in 't bosch lagen, kwam Henk VosGa naar voetnoot25 er aan, en zijn lijfje zag er uit als een groot rauw stuk ossenvleesch en daarom heen regen zich aan draden allemaal oude kiezen en tanden die, geloof ik, uit mijn mond afkomstig waren. Gisterennacht heb ik gedroomd dat wij op een vierwielig wagentje zaten en Vos zat op de bok. Toen brak het wagentje in tweeën en de voorste helft met de voorste twee wielen reed een anderen kant op als de achterste helft. Dit gebeurde twee maal achter mekaâr met twee verschillende wagentjes. In de duinen groeyen heele mooye bramen, waarvan wij er gisteren geplukt hebben; zij zien er precies uit als trossen druiven heel in 't klein, met zoo'n doffen fluweelachtigen gloed er op. Je hebt uit de duinen, waar we gisteren geweest zijn, een prachtig gezicht naar alle kanten. Je ziet Haarlem, Heemstede, Oegstgeest, Leiden, Rijnsburg, Katwijk en den vuurtoren van Scheveningen. Morgen om een uur of half twee ga ik hier vandaan, dineer bij Toorop en ga 's avonds met de familie Toorop op de boot. Albert heeft er ook nog over gedacht meê naar Londen te gaan, maar hij is er van teruggekomen. Ik zou dat anders heel pleizierig gevonden hebben. Nu gaat hij ook morgen weg, maar naar 't Gooi: Bussum, Laren, Naarden en Soest. (...) Ik ben vandaag en gisteren vroeg op geweest en om acht uur aan 't ontbijt. In den ochtend voel ik me een beetje bekookt, maar na de koffie doe ik hier altijd een dutje en dan voel ik mij 's middags weêr frisch als een kippetje. (...) Ik heb mijn koffertje in Den Haag laten staan; mijn reisdeken heb ik hier, maar die ligt nog opgerold. Voor het Tijdschrift heeft een kolonelsdochter uit Arnhem, Drabbe,Ga naar voetnoot26 verzen ingezonden. - [13 september 1894] Tegen half vier zijn wij [op 12 september - H.P.] gaan wandelen, Albert en ik, nu niet naar de zee maar landwaarts, voorbij verschillende mooye buitens. Wij hebben toen gesproken over Herman Gorter, die zoo als je je zal herinneren, een paar weken in Augustus hier is geweest, maar hij was maar stil voor zich heen en is weinig bij de Verweys geweest. Hij is het liefste altijd met zijn vrouw alleen. Wies vooral houdt niet veel van menschen-zien. Toen wij de buitens voorbij waren, op den terugweg, waren er heele mooye vergezichten over de weilanden en de duinen in de verte. In de verte op en tegen de duinen aan, zag je het huis van Verwey liggen, en ik moest denken aan ons huis in Houffalize,Ga naar voetnoot27 want zoo als je het daar van daan zag lijkt de streek wel wat op die bij Houffalize. Dit had ik op onze wandeling van eergisteren ook al gedacht, toen wij op het hooge duin staande die heele streek als een vallei onder ons zagen liggen. Om vijf uur waren wij thuis en moesten wij eten. Er was een soort van bitterkoekjespudding toe of eigenlijk was het een soort van melkkost waarin bitterkoekjes ronddreven. | |
[pagina 18]
| |
Kitty heeft het Baedeker-reisboek van Londen van Van der SchalkGa naar voetnoot28 voor mij ter leen gekregen, je weet wel, zoo'n rood boekje zoo als ik ook voor Duitschland en België heb. Het is alleen jammer dat dit een beetje héel oud is, van 1868, dus 25 jaar oud. In dien tijd zal er wel een boel in Londen veranderd zijn. Na den eten, van zes tot zeven, weêr naar de studeerkamer en om zeven uur naar beneden om thee te drinken. Om acht uur kwam je brief (...) Wil je zoo lief zijn tweemaal in de week mijn schoenen te laten afvegen? Nog beter zoû het zijn om ze allemaal zoo lang op zolder te laten staan, in die kast waar dat groene gordijn voor is, want daar is het, geloof ik, veel drooger. (...) Het stuk van AletrinoGa naar voetnoot29 is hier ook goed aangekomen. (...) Gisteravond heb ik verder beneden weêr zitten lezen in dat zelfde boek van Don Quichot en ben om tien uur naar bed gegaan en heb aan een stuk doorgeslapen van half elf tot half zeven. Mijn droomen wist ik niet meer.- Van-morgen om tien uur zijn Albert Verwey en jufvrouw Cremers samen vertrokken, zij naar Amsterdam en hij naar Bussum, Laren en Soest. Hij zal jou misschien ook nog even goeyen-dag komen zeggen. Ik ben nu met Kitty en de kinderen alleen thuis. Van-middag om 2.45 ga ik weg en dineer vandaag bij Toorop.’Ga naar voetnoot30
*** |
|