Ik dank je nog wel voor de briefkaarten waarin je mij dankte: het is niet uit
onhartelijkheid dat ik je altijd-door niets schrijf.
Met veel groeten
tàt
Albert Verwey
|
-
voetnoot240
- Een
dag later, op 28 oktober 1892, schreef Philippe Zilcken vanuit Den Haag aan Van Deyssel: ‘Geachte Heer, Misschien
weet u dat Paul Verlaine hier en in Amsterdam eene
causerie zal komen houden: “relative aux écrivains en vers, mes compatriotes
et contemporains, suivie de lectures à l'appui.
Parallèlement aux
Parnassiens, mes vieux amis et camarades de lettres, je parlerai des
“modernes”, Décadents, Symbolistes et Romans, nos successeurs non moins
amis.” Daar u tot de eersten behoort die dit zal interesseeren, meen ik
u van dienst te zijn door u precies op de hoogte te stellen, en u tevens uit
te noodigen tot het bijwonen der conférence, èn deel te nemen aan een diné
dat Verlaine aangeboden zal worden, alhier, zeer waarschijnlijk Zaterdag 5
November. Aanstaande Donderdag of Vrijdag zal de conférence plaats hebben.
Hopend dat u onze uitnoodiging, ook voor het diné aanneemt, heb ik de eer te
zijn uw zeer dienstw. Ph. Zilcken. Namens het Comité Toorop, Verwey,
enz.’ Zie over dit door Paul Verlaine van 2 tot 14 november 1892 aan
ons land gebracht bezoek diens Oeuvres en prose complètes.
Texte établi, présenté et annoté par Jacques Borel, Bibliothèque de la
Pléiade, Paris, 1972, en daarin Quinze jours en
Hollande/Lettres à un ami (p. 363-413), de zogeheten ‘premier
noyau’ van de Quinze jours en Hollande (p. 1259-1263), de
aantekeningen (p. 1264-1276), de Documents relatifs à Quinze
jours en Hollande (p. 1276-1280), alsook de Première
conférence faite à La Haye (p. 883-886) en de Deuxième
conférence faite à La Haye (p. 886-889), met de daarop betrekking
hebbende aantekeningen (p. 1412-1413), die uitsluitsel geven over Verlaine's
lezingen op 3 en 4 november 1892 in een zaal van de Vrijmetselaarsloge,
tegenwoordig Hoofdzetel van het Grootoosten der Nederlanden, op de Fluwelen
Burgwal in Den Haag. Over de op dinsdag 8 november 1892, in Huize Couturier,
Keizersgracht 674 te Amsterdam gehouden eerste lezing zijn wij uitmuntend
ingelicht dank zij een brief van Jac. van Looy,
toen woonachtig Hoedemakerskade 48 te Nieuwer Amstel, aan Van Deyssel, door
mij openbaar gemaakt in Maatstaf, eerste jrg., augustus 1953, p. 263-267.
Zie voorts Vervlogen Jaren, p. 278-283 en, recentelijk,
Pierre Petitfils, Verlaine, Paris, 1981, p. 390-394.
Van Deyssel is dus niet bij een en ander tegenwoordig geweest. Niettemin
weet Verlaine te berichten (Oeuvres en prose complètes, p.
408: ‘Avec Kloos et Verwey, Delang, un partisan
de ce dernier, Frédéric van Eeden, très doux et
très goûté (je me souviens sa poignée de main à Amsterdam), sont les
principaux poètes modernes de la Hollande. Son peut-être
plus grand prosateur serait van Deyssel, dont l'éloge presque hyperbolique
est dans toutes les bouches compétentes de là-bas. Over Verwey: ‘de temps à
temps je parle à Verwey qui s'exprime assez difficilement dans notre langue
qu'il connaît d'ailleurs à fond. Tout en cheveux terriblement en brosse, ce
Verwey. C'est même ce qu'il a de plus terrible dans sa physionomie de vraie
bonté presque enfantine. D'ailleurs il est fort jeune, trente ans tout au
plus, qu'il ne paraît pas.’ (idem, p. 377; zie ook p. 384-385). Tal van
saillante gegevens verstrekken ook De Brieven van Johan Thorn
Prikker aan Henri Borel en anderen/1892-1904. Met ter inleiding
fragmenten uit het dagboek van Henri Borel/1890-1892.
Bijeengebracht en toegelicht door Joop M. Joosten, Nieuwkoop, 1980, p. 73-78
en p. 282; voortaan: Brieven Johan Thorn Prikker.
|