De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd51Rozengracht 57 Amsterdam 28 Octr. '88Ga naar voetnoot122
Amice, De verzen, die ik je met deze post stuur, zijn geen bundel. Ze zijn een boek en moeten in-eens gelezen worden, omdat ze in-eens geschreven zijn. De eerste zeven die je van vroeger kent,Ga naar voetnoot123 zijn er de Inleiding toe. Het Opdracht-SonnetGa naar voetnoot124 staat maar in enkele Exemplaren, en zal niet in de editie voor 't publiek voorkomen. Ik schrijf je dat maar omdat het toevallig zoo is. Ik ben met dit Boek zelf erg ingenomen, vanwege het mooie papier en de grootte. Je Boekbeoordeeling heb ik ontvangen en naar de drukkerij gebracht. Je hebt me erg doen lachen. Dat je over Le Rêve zult schrijven doet me heel veel pleizier. Ik ben wel een beetje bang dat je er 't een en ander op zult hebben aan te merken. Maar het is een van mijn perverse eigenschappen dat ik dikwijls nog wel zoo veel houd van meeningen, waar ik het niet, dan van zulke, waar ik het wél mee eens ben. Als je roman, zooals je schrijft, af is, dan bestaat er misschien wel kans op hem geheel of gedeeltelijk door den uitgever hierheen te laten sturen, doetet niet? Ik ben n.l. bezig aan een boekenopstel, waarin ik ook over jou wel iets zeggen wou,Ga naar voetnoot125 en dan zou een enkel woord over je te wachten roman wel de meest geschikte inleiding wezen. Daarná komt dan allicht nog, van Kloos of iemand anders, een uitvoerige bespreking.Ga naar voetnoot126 Zou je er je best voor willen doen? Ik vraag dit natuurlijk puur voor mijn eigen pleizier, zoodat, als je er geen zin [in] hebt, je maar zeit dat je 't niet doet. Iets wat je misschien interesseert is een merkwaardig zinnetje uit een brief door Huet in zijn laatsten tijd aan een van zijn oudere vrinden geschreven, en dat Mevrouw Huet in een brief aan Van der Goes te pas bracht. Ik weet de woorden niet uit mijn hoofd, maar de zin is deze: ‘Het feit waar we voor staan is dit: dat de jongelui door ons niet bevredigd worden. Ze willen wat anders en wat meer. Het | |
[pagina 88]
| |
eenige goede dat wij daartegenover doen kunnen, is dat we ons op onzen ouden dag nog eens gaan herzien. Dan houden we ten minste de kans, dat de jongeren ons niet heelemaal onbruikbaar vinden.’Ga naar voetnoot127 Vin je 't niet merkwaardig ruim en meer dan menschelijke redelijk? Welke andere oudere zou dit nazeggen, laat staan, 't zeggen uit zichzelf. Werk pleizierig.
tt Albert Verwey
Je weet je vrind Boeken - van Boeken en Diepenbrock - die gaat van de week een beetje naar Alexandrië en Caïro.Ga naar voetnoot128
Ik heb juist dezen brief in de envelop en ben bezig mijn geen-kunst voor je in te pakken, nu je brief komt. Ik ben héel blij dat jij ook zoo door Le Rêve bent aangedaan: 't moest ook wel. Nu wordt je stuk zéker goed - schrijf er maar stevig aan door en stuur 't zoodra je 't klaar hebt. Adé. |
|