De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey
(1981-1986)–Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd52Luxembourg Belge Mont-lez-Houffalize 31 Oktober 1888
Amice, Ik kom je zeer bedanken voor het van-daag gekregen Boek. Ik heb'et gelezen zoo als je me aangewezen had. Laat ik nu maar niet zeggen, dat ik je bedank voor de ‘schoone verzen’ of de ‘mooye sonnetten’ of zoo, want ik weet niet of ik daarover wel oordeelen kan, althands kan ik dat nú nog niet. Ik kan alleen zeggen de dadelijke dingen die door de lezing in me geheven zijn, en dat zijn tot muren wordende klompen van zwart en goud, loeyende roode en vlammende geluiden door een | |
[pagina 89]
| |
nacht oneindig hooger en dieper dan een aardsche nacht. Ik zie purperen vormen en schijnsels in een hoog-kalmen nacht, gestolten van zwarte stormen. Dit is de algemeene indruk. De taal, afzonderlijk beschouwd, zie ik massaal en massief zonder hardheid. Zoo zwaar als beukenhout, waar je toch als kaas door heen zaagt.Ga naar voetnoot129 Iets dat zwaar is geworden door een opstapeling van teederheid. Maar vooral al-door muren: een geweld van samengebonkte zwart-marmer-klompen. Dommelend tot een looden volte samengebonkte rotsrompen. Het is iets oppersts, ik voel het zwaar boven mijn hoofd. Maar wij schrijven daar zoo geen uitvoerige partikuliere brieven over. Mocht ik mij eens in staat voelen en er gelegenheid voor mij zijn om in't openbaar over je werk te schrijven, dan zal ik trachten mijn indrukken meer speciaal weêr te geven. Maar, dat zóo iets in Holland mogelijk is, hè? Zoo zwaar en voldragen, als een onmetelijke regen van bommend donderen. Wat je echter bedoelt met eerst mij te schrijven, en hier, in 't laatste sonnet en in no. 6 van de tweede serie nog eens te herhalen, dat dit geen kunst is, verklaar ik niet te begrijpen. Noch als letterlijk bedoelde waarheid, noch als paradoxale scherts kan ik het begrijpen.
Aan mijn algemeenen dank voor het inwendige boek en de donkere genietingen die er uit over mijn hoofd zijn gekomen, moet ik den bizonderen nog toevoegen voor het bizondere exemplaar, waarvan ik op hoogen prijs stel, dat 't er een is, zoo als er maar zoo weinige zijn. Komen deze sonnetten nu in den N.G. of worden ze appart uitgegeven? Ik meen van appart.
tt Karel Alb. Thijm
Mijn roman zal ik je doen sturen.Ga naar voetnoot130 |
|