359
Maandag morgen (poststempel 2 Januari 1905)
Beste Karel.
Voor het eerst sints 20 jaar was ik oudejaars avond, zonder mijn lieven Nol. en toch ook weer niet zonder hem, het was soms als of hij toch aan tafel zat, en hij mij treurig aan keek, dat ik bedroefd was om dat ik nu zoo geheel alleen was. Anderen jaren hadden wij groot feest. Mausje heeft al die jaren, het oude jaar bij Nol en mij gevierd met oesters enz. Nolletje had dan lekkere siegaartjes en allerlei verrassingen voor Mausje, wij konden nooit van Mau afkomen, om dat hij zich vast verbeelde altijd oude jaar bij ons te moeten vieren. Nu heeft hij net gedaan als of hij mal was, en hebt geheel niet naar mij om gezien. ik hoop niet dat mijn lieveling het weet, anders zou hij er geen rust door hebben. Mau hebt naturelik dadelijk een ander huis opgezocht en hij zal wel geen eens aan mijn lieven Nol gedacht hebben. Hij zegt telkens tegen mij over een half jaar denkt niemand meer aan Nol behalve jij. Beste Karel wat zou Nol dat vreeselijk vinden als hij dat kon hooren. Jij zal hem nooit vergeten niet waar?
Laat hij toch in ons blijven voortleven dan is hij er toch nog. Hij zou het zoo vreeselijk vinden, als zijn beste vrienden niet meer aan hem zouden denken, Mau maakt mij er altijd zoo wanhoopend mede, laat Mau hem dan maar vergeten, als zijn lieve beste vrienden hem maar nooit vergeten. Mau was sints enkele jaren toch niet meer zijn ware vriend, hij had Nolletje eens gekrenkt en onoprecht geweest, dat kon Nol hem nooit vergeven, al was hij goed met hem het ware is het nooit meer geweest.
Ik ben tegewoordig altijd alleen, het dienstmeisje is al 3 weken bij haar zuster in Rotterdam en blijft er misschien voorgoed. Ik vin het heel rustig, nu heb ik Nol veel meer om mii heen, hij hield niet van vreemde in huis, hij vondt het zoo