De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd289Amsterdam 17 April 99
Beste Karel, Veel dank voor je zeer belangrijken en uitvoerigen brief. Het is ellendig dat ik er onmogelijk op kan antwoorden, zooals ik zou wenschen. Vanwege de vriendelijkheid mag ik het niet langer uitstellen je iets te laten weten, en toch is het een wanklank, want ik ben te gepreoccupeerd om even in U en in mij zelven te komen. Ik moet 's avonds spelen in Coriolanus,Ga naar voetnoot470 morgen naar Den Haag voor de Demi-monde.Ga naar voetnoot471 Ik schrijf dezen brief, tusschen een epistel aan den Inspecteur der Registratie, ik moet morgen naar een Bankier, en een eed doen voor het kantongerecht. Excuseer, ik heb U niets over dit alles te melden, en wat ik zou willen zeggen zit in een glazen kastje, waarvan de sleutel zoek is. Ik heb niet den indruk, dat Gij mij norsch geschreven zoudt hebben. Het speet mij alleen van den Gorter-Zondag, om dat ik U zoo gaarne nog eens hier zou hebben gehad. Gij hebt nog wel willen vragen of ik een der eerste dagen van Uw afzonderingstijd bij U kon komen, en toen dacht ik: ‘ik kan niet, en ik heb dit in mijn laatsten brief te kennen gegeven. Het zou hoffelijker zijn geweest, indien ik nog even geantwoord had. Met mijn verstand kan ik inzien dat Gij de afzon- | |
[pagina 295]
| |
deringsperioden voor Uw Werk noodig acht, maar aangenaam kan ik het niet vinden, omdat het mij van het groote genoegen berooft, U van tijd tot tijd te mogen zien. Mina heeft veel en lang gesukkeld met haar rechterknie. Ook heeft zij influenza gehad, zoodat ik twee nachten in het Hotel Adrian moest doorbrengen, om het niet over te erven. In het begin dezer maand, had ik een keelongesteldheid, die mij eenige dagen in huis hield. 's Avonds tusschen elf en een uur spelen wij vaak ons dominootje - het eenige rustige uur van den dag. Met mijn Moeder gaat het redelijk. Zij is zeer energiek en schrijft nu en dan potlood-briefjes met het linkerhandje. Zij leest en haakt en verlangt naar den zomer, om buiten te kunnen zijn en beklaagt zich over de eentoonigheid van Haar Bestaan. Ik zie tegen den zomer op, omdat het groene kreupelhout en de boomen in blad mijn weemoed zullen wekken over het verlies van mijn Vader. Mijn levendigste herinneringen aan Hem zitten vast aan zomerwandelingen. Zoodra ik kan hoop ik Uw brief te beantwoorden. Alles goeds met Uw Werk en vele lieve groeten voor Cato en de Kinderen. Uw
Arnold Ising. |
|