in een zoo omvangrijk omhulsel als ik mij veroorloofde U in mijn vorigen brief te beschrijven, nadeelig op iemants gestel en levenslust moet werken. Ik ben echter in eens weêr vol hoop geworden door het kennis maken met pastor Kneipp's hygiëne-stelsel. Daar mijne vrouw en ik beide in ons gestel en uiterlijk de kenteekenen vertoonen van lieden die dufjes op een muf bovenhuisje hebben zitten (doorgehaald: te) suffen, zou ik wel gaarne eens een hydrotherapeutiesch herstellingsoord met haar bezoeken. Wist ik maar een Kneipp-etablissement hier in de nabijheid. Daar vleesch en wijn en bier en alle spiritualiën daar verboden kost zijn en de geheele kuur in waterbegietingen bestaat, moet het daar wel heel goedkoop zijn.
Door mijn inbakerings-stelsel ben ik afgrijselijk vatbaar voor de meest luttele koude geworden. Maar ik kon feitelijk niet anders dan mij zoo inbakeren, want om te werken moet ik het warm hebben. Om, bij een groote gevoeligheid voor tocht en koude, los en vrij gedurende de wintermaanden te zitten arbeiden, moet men hebben een goed geventileerd, tocht-vrij en goed, - dus niet te veel en niet te weinig en gelijkmatig-verwarmd vertrek. En om dit van mijn kamer te maken of te laten maken, zoû ik een massa tijd en een massa geld beschikbaar moeten hebben. Daar het te weeg brengen van een goede atmosfeer en gelijkmatige temperatuur in de kamer, dus om het lichaam heen, op een gezonde manier, veel tijd en veel geld kost, die ik geen van beide heb, móest ik het op de ongezonde manier doen.
De hygiënische ontdekking, waar ik nu zoo blij meê ben, komt hoofdzakelijk hierop neêr, dat ik
mij tot nu toe, bij mijn zwemmen zoo wel als bij mijn baden in een kuip, grootelijks vergist heb wat den duur dier behandelingen aangaat. Voor het eerst van mijn leven, heb ik nu vernomen dat menschen, die niet absoluut rustiek en robuust zijn, het zwemmen en het langdurig baden niet kunnen verdragen en het hen dus meer achter dan vooruit brengt. Voor het eerst heb ik vernomen van baden, die hoogstens 1 ½ minuut mogen duren.
Waarde vriend, verontschuldig deze kinderlijke ontboezeming[en], die U maar uiterst matig kunnen interesseeren. Maar voor mij is het alles, is het de hoofdzaak. Gij weet niet, gij kúnt niet beseffen, wat het zeggen wil zich zeventig van elke honderd dagen ‘zeer beroerd’ te gevoelen. Dat beroerd-voelen heeft mijn geheele leven tot nu toe grootendeels bedorven, ik kan gerust zeggen van mijn zestiende jaar af letterlijk mijn heele leven op een enkele periode na, die heel kort was: Houffalize April 1887 en Houffalize Oktober-April 1887-88.
De aangenaamste tijden mijns levens, b.v. de urenreeksen van mijn bezoeken bij U, herinner ik mij als bittere pijnlijkheden, alleen om den miserabelen gestelstoestand, die de hoogere gemoedsgenoegens moest schragen. De grootste armoede beteekent heel weinig als men een gezond gestel heeft. Het gestel bepaalt de stemming, en die is alles.
Aanvaard mijn hartelijksten handdruk en blijf mij gedenken als t.t.
Karel Alb. Thijm.