De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd96Bergen-Op-Zoom, 3 Juli 1890 Hk. Wassenaer- en V. Hasseltstr.
Waardste, Ik juich over je komst. Mij zijn alle dagen goed. Wil slechts eenige nadere inlichtingen geven. Toen v.d. Goes híer was, hebben wij hem gelogeerd, door dat mijn vrouw en ik ons bed op den grond hebben gespreid. Nu zouden wij dat voor U minstens even zeer óver hebben als voor genoemden heer; maar het is mijn vrouw, en ook mij eeniger mate, slecht bekomen, en wij waren den volgenden dag niet lekker, wat natuurlijk ook ten nadeele van den gast uitkomt. Wij hebben dus moeten besluiten van daar niemant meer op te nooden. Wilt gij U nu met een zoldervertrek te vrede stellen, dan zouden wij het voorrecht kunnen hebben U te huisvesten. (Wij kunnen zelf het zoldervertrek, dat overigens heel zindelijk is, niet nemen, om reden mijn vrouw een ziekelijke vrees voor muizen heeft). Beddegoed bezitten wij in overvloed. Gij kunt dus vernachten 1e in een ledikant op zolder (exkuzeer), 2e in eene bedstede in het zolder-vertrek. Er zijn hier manjifieke treinen naar Venlo, gij weet wel, die uit Vlissingen komen, mooie sneltreinen. Meer dan wie ook ben ik het eens met wat je schrijft over het doen van gewoon werk om geld te verdienen. In geen periode van mijn leven heb ik een tableau van bezigheden gemaakt, waarop ook niet werk voorkwam, door mij met den naam van industrieël aangeduid. Steeds heb ik ook aan industrieël werk gedaan. Behalve veel zjoernalistiek,Ga naar voetnoot224 heb ik een industrieëlen romanGa naar voetnoot225 en een bundel novellenGa naar voetnoot226 gemaakt. Op veel anders dan op het schrijven van boeken, artikelen, enz. kan voor iemant van mijn omstandigheden en mijn industrieële kapaciteiten, het werken-voor-geld niet neêr komen. Indien gij denkt, dat daarmeê gemakkelijk een duizend gulden p. jaar te verdienen is, hebt gij 't echter mis. De bundel novellen b.v. kán ik maar niet uitgegeven krijgen,Ga naar voetnoot227 zelfs voor zestig gulden wil | |
[pagina 127]
| |
niemant hem hebben. De eenige letterkundige industrie, waarmeê men een redelijk stukje brood kan verdienen, is de dagbladschrijverij, te weten het redakteur- of het reporterschap. Beide vakken echter nemen hun man geheel in beslag; er blijft geen tijd over voor het serieuze werk. Laten zij wèl tijd over, dan is het salaris weêr ál te min. Er komen buiten-dien nog allerlei andere overwegingen bij, waarmeê ik mij, sedert ik begonnen ben aan schrijven te doen, steeds druk heb bezig gehouden. Als het zoo'n eenvoudige zaak was, zouden niet minstens de helft der groote talenten van de laatste honderd jaar, steeds met hun financiën te tobben hebben gehad. Dan moet niet vergeten worden, - en dat was mijn geval - dat men, ook al zoû men op den duur met nijverheidsschrijverij genoegzaam in zijn onderhoud kunnen voorzien, men toch moet beginnen met te kunnen leven. Als iemant een betrekking van drie-duizend gulden krijgt, welk salaris hem in maandel. termijnen, en wel het eerst over éen maand, betaald zal worden, - en hij heeft geen cent om die eerste maand te leven, dan kan hij ook de betrekking niet waarnemen, want vóor het eind van de eerste maand is hij dood. Vergeet ook dit niet, dat geen onzer vrienden er industrieël schrijfwerk bij doet, en dat juist ik geen opleiding gehad heb, die mij mogelijk zoû mak. er iets anders dan schrijfwerk bij te doen. Van het Weekbl. heb ik verscheidene artikelen ongeplaatst te-ruggekregen, enz. enz. enz. Ik ben nu echter goed aan den gang, maar moet zuinig zijn, waarv. ik mij zeer inspan, daar het niet in mijn aard ligt. - Dank-je vr. je felicit.
t.t. Karel A. Th. |
|