De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising jr., 1883-1904
(1968)–Lodewijk van Deyssel, Arnold Paul Constant Ising jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Het Oudejaarsavondje heb ik ditmaal niet in den schoot mijner familie doorgebracht omdat ik Mijnheer De Bassompierre was in Margot, de bloemenverkoopster.Ga naar voetnoot120 Toen ik om half den op de Kleine Steentjes stond, heb ik voor een gulden een dominospel gekocht. Mina kwam mij tegemoet en wij zijn samen naar mijn kamer gegaan. Daar hebben wij in een koffiekan: bisschop gemaakt en wij aten er saucijsen-broodjes uit de Torensteeg bij. MauGa naar voetnoot121 had er mij de recepten voor gegeven. Om twaalf uur stonden wij beiden, alleen in de kamer en Mina huilde tegen mijn borst. Honderd duizend menschen feliciteeren elkaar nu, zei ze. Ik zei na een poosje: ‘drink eens uit’. En om kwart over twaalven vond Mina dat de klok heel anders deed, dan toen ze twaalf ging slaan - veel vroolijker. ‘Dat was de toekomst’, meende ze. Tegen twee uur bracht ik haar naar huis. Zij had een dubbeltje gewonnen met domineeren. Ik weet nog heel goed dat ik op Nieuwejaarsavond bij je ben geweest. Toen had ik geen bisschop gedronken maar ik had er een gedaan. Je hebt met mij over tooneelsensaties gesproken en mij iets gezegd, wat ik heel aangenaam vond. Ja, het was erg plezierig.
11 Januari 88
Nu wil ik in eens aan je gaan schrijven, want ik heb je brief gelezen en ik weet volstrekt niet wàt. Alles holderdeboldert in mij. Ik begrijp nog beter dan vroeger dat je weinig gezelschap noodig hebt, want je bent zoo'n amusante mijnheer en als je jezelf voor je zet, kunt ge je nooit vervelen. Dat is me ingevallen na je roman en zoo vond ik dat het daar bij Houffalize best uittehouden zou zijn - voor jou. Op een Zondag middag, zei mijn minnares: ‘Daar kijkt iemand naar boven of je t'huis bent, een mijnheer, ik geloof van het tooneel. Ja, hoor! Jacques De Boer!’Ga naar voetnoot122 Ik loer door mijn raam en waarachtig, het was François,Ga naar voetnoot123 die ik in geen half jaar gezien had. Hij was zoo geschrokken omdat hij Mina had gezien en hij wou niet naar boven komen en Mina zat in eens in een donkeren hoek bij de deur - ook geschrokken. Ik hamerde op de ruiten. François, - ha ha! die gedistingueerde François: Jacques De Boer, - François had beneden gezegd, dat hij er niet was. Zijn oogen trokken naar boven heel wijd en zijn twee armen gingen gebogen naar de hoogte met de twee handpalmen naar boven en ik deed met al mijn vingers tegelijk:‘Kom er in!’ Daar kwam hij! ‘Ik ga verhuizen, zei hij, bij het binnenkomen om iets te zeggen. Ik woon maar zoolang bij Van Deventer. En hij moest subiet weer weg. Er was geen houden aan! Maar ik blij, dat hij terug was. Een paar dagen later aten we samen en ik verloor een partijtje schaak aan hem, | |
[pagina 63]
| |
terwijl ik er over zat te denken of hij niet alleen voor mijn plezier met me schaakte.
20 Januari 88.
Het schijnt me toe dat er voor den (doorgehaald: kunstenaar) auteur iets aangenaams in kan zijn, wanneer een anderGa naar voetnoot124 vierentwintig bladzijden over zijn werk volschrijft. Maar is het niet een soort van belangstelling en verknochtheid, waar je niet afkan dan door te zeggen: ‘stik!’ Al die explicaties van Van Deyssel's lichaam en Van Deyssel's leven en Van Deyssel's huis zijn mij antipatiek. Het raakt hem niet. Ik vind hem opdringerig, ik wou dat hij zich met zichzelf bemoeide en met Kloos en Van der Goes. Die heeren zijn overal met hun neuzen bij, en gaan boven op een huis staan, zoodra een ander wat laat weten, alsof ze willen zeggen: ‘ik ook’! Ik wou dat ze opsneden, wanneer ze spraken van: wij! en ze er jou ook mee bedoelden. Verwey doet alsof je hem den sleutel van je huis in zijn zak hebt gestopt. Hij licht bij en hij licht toe, hij is intiem. Zij weten met hun vieren alles - best! Maar ze moeten niet weten voor jou er bij. Ik vind je nòg knapper omdat zij met hun vieren: Nieuw Holland niet plaatsen. Ik ben La Terre gaan lezen, omdat ik hoorde dat je er over geschreven hebt.Ga naar voetnoot125 Je moet niet boos op mij worden of vinden dat ik me met dingen bemoei, die me niet aangaan. Ik vind je als artiest goed en knap - alleen en ik wou zoo graag dat andere heeren met hun plakkerige kleverigheid van je afbleven. Zeer dankbaar blijf ik je voor je verzoek om te zeggen of ik gaarne met alles en alles zou beschreven worden.Ga naar voetnoot126 Als er geen menschen om mij heen waren, zou ik voor mezelf niets liever wenschen. Maar ik houd niet erg van de menschen en ze zijn zoo stom (doorgehaald: en); ik wil liever niet dat ze mij goed kennen. Op mijn kamer alleen zou ik innig genieten, als je van me wildet vertellen, maar praktisch - buiten de deur zou ik er allerlei moeilijkheden door kunnen krijgen.
Tot spoedig! Dag Karel! Hoogachtend Uw dienstw. Arnold Ising Jr.
De belangstelling in het geschrift: De Ooievaar neemt hier dagelijks toe. Ik heb het nog niet kunnen krijgen. Je zegt dat het zoo degelijk is,Ga naar voetnoot127 niet waar? Belgie is ons al weer voor geweest.
I. |
|