't Kleyn Hoorns-liet-boeck, inhoudende eenige psalmen Davids, lof-sanghen, en geestelijcke liedekens
(1644)–Jan Jansz. Deutel– Auteursrechtvrij
[pagina 15]
| |
HOe langh' hebt ghy besloten, Heer,
My te vergeten alsoo seer?
Sal't altijt sijn, en nemmer enden?
Wilt ghy u van my eeuwigh wenden?
Die benaut ben soo langhs soo meer.
2 Hoe langh' sal noch dat herte mijn,
Vol van anghst en van smerte zijn,
En daer toe vol sorghen met desen?
Hoe langh sal mijn vyant noch wesen,
Mijn verwinner tot mijnder pijn?
3 Aensiet my Godt, ghy zijt mijn kracht,
Troost mijn hert 'twelck u doet zijn klacht,
Wilt mijn duyster ooghen verklaren,
Dat ick in den slaep niet moet varen,
Des doodts en daer blijve versmacht.
4 Op dat hy, die my sterck bevecht,
Niet seggh' hy is neder ghelecht,
En dat de vreucht mijner vyanden,
Niet dobbel werde t'mijner schanden,
Siende den val van uwen knecht.
5 Op u, Heer, staet mijn hoop alleyn,
Neemt wegh mijn kruys en noot niet kleyn,
Wilt my uwe vreught wederbringen,
Soo sal ick u loven met singen,
Voor u weldaden in't gemeyn.
|
|