Bavianen en slijkgeuzen
(1974)–A.Th. van Deursen– Auteursrechtelijk beschermdKerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt
[pagina 407]
| |
matie, versoecken van D. Livino schultbekenninge over dese navolgende poincten: ten eersten dat hij hem eenen sekeren tijt heeft gehouden aen de sijde der remonstranten, ende met namen publikelick eenige woorden in de 60. vraege heeft tegengesproken. Ten tweeden dat hij de pasquil Slatii heeft in verscheyden huysen gebrocht, seggende dat sulckx der contra-remonstranten gevoelen was. Dit bekent hebbende tot meerder bevestinge der reconciliatie, off hij hem niet en hout aen de leere begrepen in de confessie ende catechismo als formulieren der eenicheyt, soo in de substantie als in de maniere van spreken met Godes H. woort overeencomende; ende op de andere sijde verwerpt alle leeringe daertegens strijdende. Wijders aengaende de vijf questieuse poincten, ofte hij niet en verstaet dat het gevoelen der contraremonstranten over deselve, so dat in de Haechsche conferentie verclaert is ende bewesen, met de waerheyt des goddelicken woorts overeenstemt, maer het gevoelen der remonstranten over deselve poincten tegen de waerheyt strijdende is. Is oversulckx bereyt over sijn leere ende de boven verhaelde poincten sijn schult te bekennen als hij bekent mits desen, ende onderwerpt hem het oordeel des classis. Op dit boven verhaelde antwoorde ic onderschreven van herten ja, ende hebbe het in classe met mijn hant geteeckent den 8. april anno 1619 tot Ouwerkerck.
(Acta Gouda, 8 april 1619). |
|