Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken
(1972)–J. Deschamps– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
Maastrichtse paasspel, Zuidoost-Limburg (Maastricht?) en Ripuarisch gebied; ca. 1400.Perkament; 1 + 247 bll., blad 260 × 185 mm, moderne foliëring met zwarte inkt. Twee gedeelten. Eerste gedeelte (fol. 1-232): bladspiegel 180 × 125 mm; 2 kol., 31 rr. per kol. Eén hand (littera textualis). Gehistorieerde initiaal met rood-blauw staafwerk in drie marges; rood-blauwe initialen met rood en blauw penwerk, opgehoogd met gouden stippen; afwisselend rode en blauwe lombarden; rode titels. Tweede gedeelte (fol. 233-247): bladspiegel 175 × 124 mm; 2 kol., 31 rr. per kol. Moderne potloodfoliëring van 1 tot 15 (= fol. 233-247). Opengewerkte rood-blauwe initiaal met rood en blauw penwerk; toneelaanwijzingen in het rood. Oorspronkelijke wit zwijnsleren band op beuken borden; voor- en achterplat onversierd; sporen van twee riemsluitingen; midden op het achterplat een etiket, waarop, grotendeels afgesleten, geschreven staat: Maagdendries, No 11.
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 70 E 5.
Dit handschrift bestaat uit twee gedeelten. Het eerste gedeelte (fol. 1-232) bevat de Limburgse sermoenen, een Middelnederlandse vertaling van 32 preken uit de Sankt Georgener Predigten, alsook 16 andere preken en traktaten. De Sankt Georgener Predigten, alles bij elkaar 86 preken, worden zo genoemd naar het oudste bewaarde handschrift, geschreven omstreeks 1300 en afkomstig uit de benedictijnenabdij Sankt Georg te Villingen in Baden-Württemberg, thans hs. Karlsruhe, Badische Landesbibliothek, Sankt Georg 36. Die preken, die anoniem zijn overgeleverd, zijn van dezelfde auteur. Ze zijn volgens hetzelfde schema samengesteld, de thema's worden op dezelfde wijze aangekondigd, de bijbelplaatsen worden in dezelfde betekenis en met dezelfde gevolgtrekking gebruikt en dezelfde voorbeelden uit de H. Schrift keren herhaaldelijk terug. Blijkbaar is de auteur een geestelijke geweest, die in vrouwenkloosters predikte, want de preken zijn voor een gehoor van kloosterzusters bestemd. Vaak immers is er sprake van de hemelse bruidegom. Daar de eerste vier preken kennelijk op sermoenen van de Duitse franciskaan en volksprediker Berthold van Regensburg (ca. 1210-1272) teruggaan, van wie bekend is dat hij vaak in vrouwenkloosters predikte, en andere preken reminiscenties aan diens preken bevatten, mogen de Sankt Georgener Predigten beschouwd worden, niet als preken, die Berthold van Regensburg zelf heeft te boek gesteld, maar als sermoenen, die, zonder oratorisch bijwerk, uit zijn mond zijn opgetekend. Omstreeks 1350 werd een keuze uit de Sankt Georgener Predigten in het Middelnederlands vertaald. Behalve in het hier besproken handschrift zijn er | |
[pagina 258]
| |
nog in het Middelnederlands vertaalde preken uit die verzameling bewaard gebleven in de hss. Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, I E 28; olim Berlijn, Preussische Staatsbibliothek, Ms. germ. quart. 1087; Berlijn, Staatsbibliothek der Stiftung Preussischer Kulturbesitz, Ms. germ. quart. 1079; Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 1959, 11.146-48, II 2454 en IV 138. Onder de 16 andere preken en traktaten vermelden we Dits dbuec van den boegaerde (fol. 172voa-177roa); Dets dbuec van de twelf frogten (fol. 177rob-183roa), een vertaling van de Sermo de duodecim fructibus Sacramenti van Guyardus van Laon; Dit leert ons negenrehande minne (fol. 183roa-190vob), waarin de tiende brief van Hadewijch als laatste deel is opgenomen, en Det sin seven maniren van minnen (fol. 190voa-197rob) van Beatrijs van Nazareth (1200-1268), priores van het cisterciënzerinnenklooster Nazareth bij Lier, eveneens bewaard in de hss. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 3067-73 en Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, 15.258. Het tweede gedeelte van het hier besproken handschrift (fol. 233-247) bevat het Maastrichtse paasspel (1500 verzen), een mysteriespel in Ripuarisch dialekt. Het behandelt beknopt de schepping van de mens, de zondeval, de uitdrijving uit het aards paradijs en uitvoeriger een aantal taferelen uit het leven van Christus van de geboorte tot de gevangenneming. De andere taferelen, zoals de kruisiging en de verrijzenis, ontbreken, daar het laatste gedeelte van het spel niet bewaard is gebleven. Het eerste gedeelte van het hier besproken handschrift is in Zuid-oost-Limburg, misschien in Maastricht, het tweede gedeelte in het Ripuarische gebied, tussen Aken en Keulen, tot stand gekomen. Beide gedeelten werden later samengebonden. Het eerste gedeelte moet in of ten behoeve van een mannenklooster zijn geschreven, want de preken zijn voor mannelijke toehoorders (brudere) bestemd. Later kwam het in het bezit van het tertiarissenklooster Maagdendries te Maastricht. Dat klooster werd in 1797 door de Fransen opgeheven. De handschriften en boeken werden naar het gebouw van de Centrale Administratie te Maastricht overgebracht, waar de handschriften en boeken uit de afgeschafte kloosters van het Departement van de Nedermaas samengebracht werden. In 1801 werden de handschriften en boeken uit de opgeheven Limburgse kloosters te Maastricht geveild, behalve 120 handschriften en 352 oude drukken, die in 1839 in een donker vertrekje op de derde verdieping van het gouvernementsgebouw te Maastricht | |
[pagina 259]
| |
ontdekt werden. Die ontdekte handschriften en boeken werden naar 's-Gravenhage gezonden, waar zij door J.W. Holtrop, bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek, over de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, de Bibliotheek der Rijksuniversiteit te Utrecht en de Bibliotheek der Rijksuniversiteit te Groningen werden verdeeld. Het hier besproken handschrift behoorde tot de 72 handschriften, die aan de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage werden toebedeeld.
J. Zacher, Mittelniederländisches Osterspiel. Zeitschrift für deutsches Alterthum, 2 (1842), p. 302-357; H.E. Moltzer, De Middelnederlandsche dramatische poëzie, Groningen, 1875, p. 496-538; A.J. Flament, Catalogus der stadsbibliotheek van Maastricht, bewerkt vooral als ‘Bibliotheca Limburgensis’, I, Maastricht, 1888-1889, p. LIII, nr. 377 en p. LXI, nr. 377; J.H. Kern, De Limburgse sermoenen, Leiden, [1895]; Der sogenannte St. Georgener Prediger aus der Freiburger und der Karls-ruher Handschrift herausgegeben von K. Rieder, Berlijn, 1908, p. XVII (Deutsche Texte des Mittelalters, 10); W. Dolch, Die Verbreitung oberlädischer Mystikerwerke im Niederländischen, I, Weida i. Th., 1909, p. 10, 29-33 en 37; Catalogus codicum manuscriptorum Bibliothecae Regiae, I. Libri theologici, 's-Gravenhage, 1922, p. 135, nr. 529; Beatrijs van Nazareth, Seven manieren van minne, critisch uitgegeven door L. Reypens en J. van Mierlo, Leuven, 1926 (Leuvense Studiën en Tekstuitgaven); J. van Mierlo, De 10e brief van Hadewijch en het 41ste der Limburgsche Sermoenen. Invloed van Hadewijch op de Limburgsche Sermoenen, Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1932, p. 373-387; J. van Mierlo, Over den ouderdom van de Limhurgsche Sermoenen, Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1935, p. 1081-1093; Middelnederlands geestelijk proza, verzameld door C.C. de Bruin en ingeleid door C.G.N. de Vooys, Zutphen, 1940, p. 115-117, nr. 46 en p. 336, nr. 46; J.M. Schalij, Richard van St. Victor en Hadewijchs 10de brief, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 62 (1943), p. 219-228; J.M. Schalij, S. Bernardus' De diligendo Deo de grondslag voor het 41ste Limburgse sermoen, Tijdschrift voor Nederlandse Taal en Letterkunde, 62 (1943), p. 256-269; A. van Loey, Middelnederlands leerboek, Antwerpen, 1947, p. 25-30; S. Axters, Mystiek brevier, I. Het Nederlandsche mystieke proza, Antwerpen, 1944, p. 166-173 en 340; P.C. Boeren, De twaalf vruchten van de Eucharistie en het veertigste der Limburgse sermoenen, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 71 (1953), p. 242-281 en 72 (1954), p. 18-26; W. Slijpen, De Limburgsche sermoenen toch Limburgsch? Onze Taaltuin, 6 (1937), p. 266-212; E. Lüders, Zur Überlieferung der St. Georgener Predigten. Eine Folge von Einzelbeiträgen, Studia Neophilologica, 29 (1957), p. 246; 30 (1958), p. 72 en 32 (1960), p. 186; R. Lievens, Een Brabants handschrift van de Limburgse sermoenen, Handelingen der Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, 12 (1958), p. 189-210; R. Lievens, De Limburgse sermoenen in handschrift Amsterdam U.B. I E 28, Dr. L. Reypens-album. Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. L. Reypens s.j. ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag op 26 februari 1964, Antwerpen, 1964, p. 187-204. |
|