in het Middelnederlands vertaald. Uitgaand van het schriftwoord ‘Inspice et fac secundum exemplar quod tibi in monte monstratum est’ (Exodus 25, 40) behandelt Jordanus in de Meditationes het lijden van Christus in 65 artikelen. Aan elk artikel gaat een kort gebed vooraf, waarin hij de inhoud ervan samenvat. Behalve in het hier besproken handschrift komt de Middelnederlandse vertaling van de Meditationes voor in de hss. Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, I G I; Berlijn, Staatsbibliothek der Stiftung Preussischer Kulturbesitz, Ms. germ. quart. 1098; Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II 1300 en IV 436; Doorn, ‘Moesbergen’, Verz. Ph. van Alfen; Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 976; 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 70 H 34; Kaliningrad (Königsberg), Universiteitsbibliotheek, U a 9; Maastricht, Rijksarchief in Limburg, 3820; Steenderen (Gld.), Huize Baak; Utrecht, Aartsbisschoppelijk Museum, 44 en 54; Weert, Provinciaal Archief der Minderbroeders, 12 en Zwolle, Provinciaal Overijssels Museum, Coll. Emmanuelshuizen, 4; een vertaling van de gebeden uit de Meditationes bevindt zich in de hss. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II 1332, II 5220, IV 30 en IV 94; Linköping, Stiftsbibliotheek, T 216 en Londen, British Museum, Burney 338. De vertaling van de Meditationes werd tweemaal gedrukt: de eerste maal in 1487 door Gheraert Leeu te Antwerpen (Campbell, 1051), de tweede maal omstreeks 1518 door Hugo Jansz. van Woerden te 's-Gravenhage (Nijhoff-Kronenberg, 3273). Een Ripuarisch afschrift van de Middelnederlandse vertaling van de Meditationes is bewaard in hs. Keulen, Stadtarchiv, W. 4o 317.
Het handschrift heeft toebehoord aan het klooster Galilea te Gent, waaraan het door Jan Eggaert († 1452), stichter van het klooster, was geschonken. In 1932 werd het door de Koninklijke Bibliotheek van het antiquariaat Miette te Brussel gekocht. Wie het sedert de opheffing van het klooster Galilea in 1783 tot in 1932 heeft toebehoord, is ons niet bekend.
R. Lievens, Jordanus van Quedlinburg in de Nederlanden. Een onderzoek naar de handschriften, Gent, 1958 (Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Reeks VI, nr. 82); J. Deschamps, [Bespreking van het voornoemde boek], Spiegel der Letteren, 4 (1960), p. 298.