Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken
(1972)–J. Deschamps– Auteursrechtelijk beschermda. Reynaerts historie (Reynaert II), waarschijnlijk Utrecht, ca. 1470.Perkament; 6 + 120 + 6 bll.; blad en bladspiegel 245 × 175 mm en 165 à 168 × ca. 85 mm; 1 kol., 34 rr. per kol. Moderne potloodfoliëring. Eén hand (Claes van Aken, littera bastarda). Een blauwe initiaal met rood penwerk dat met groen is opgehoogd; afwisselend rode en blauwe lombarden; beginletters van de verzen in een aparte kolom en afzonderlijk rood doorstreept; beginletters van de kolommen groot geschreven en met zwart penwerk, vaak met grotesken, versierd; ruimte opengelaten voor 22 miniaturen, waarvan er enkele blijkens lijmsporen werden ingeplakt, maar thans zijn verdwenen. Op de rectozijde van het tweede perkamenten schutblad voorin eigendomsmerken van twee bezitters: Dit boeck hoert toe margriet jan beijers dochter (begin 16de eeuw); Dit boeck hoert toe marija van ham haeijndrijck van bijler dochter dit is mijn moeder Aelke[n] (tweede helft 16de eeuw). Donkerrood marokijnen band (G. Dubois d'Enghien, 1967); rode sneden; op de binnenzijde van het voor- en het achterplat resp. het voor- en het achterplat van de vorige zeventiende- of achttiende-eeuwse bruin kalfsleren band, overdadig met een vignet, rolstempel, losse stempels en filets versierd.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 14.601.
| |
b. Reynaerts historie (Reynaert II), fragment, Holland, 1475.Papier; 6 bll.; blad en bladspiegel resp. 277 × 200 mm en 195 × ca. 165 mm; 2 kol., 45 à 48 rr. per kol. Oude foliëring met zwarte Romeinse cijfers (bewaard zijn fol. xxxiij-xxxviij). Eén hand (littera bastarda). Rode lombarden; beginletters van de verzen elk afzonderlijk rood doorstreept. Op fol. xxxviijvo, door de kopiist, met zwarte inkt: Dit boec is ghescreuen in dien tiden Doemen screef Mcccc lxxv ende twe iden Op onser vrouwen avont inden oest God moet wesen ons alre troest AmeN. Kartonnen band met bruin leren rug en hoeken.
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 75 B 7.
Omstreeks 1375 bewerkte een onbekend Vlaams dichter naar vorm en inhoud het dierenepos Vanden vos Reynaerde, geschreven omstreeks 1270, en voegde er een vervolg van ca. 4300 verzen aan toe, dat hij vrij, veel weglatend en nog meer toevoegend, naar een Franse branche heeft bewerkt. Dit dichtwerk telt 7794 verzen en | |
[pagina 82]
| |
wordt naar de voorlaatste regel Reynaerts historie of ter onderscheiding van Vanden vos Reynaerde of Reynaert I ook Reynaert II genoemd. Het vervolg is grotelijks op hetzelfde stramien als Vanden vos Reynaerde geborduurd. Weer klagen dieren, waaronder de wolf Isegrijn, over Reynaert, weer wordt hij ten hove gedagvaard en weer weet hij in handige pleidooien zijn onschuld te bewijzen. Het verhaal eindigt met een kamp tegen Isegrijn, waaruit Reinaert, dank zij de raadgevingen van de apin Rukenau, als overwinnaar te voorschijn treedt. In triomf wordt hij door vrienden en magen naar Malpertuus teruggebracht. Reynaerts historie is slechts volledig in het boven beschreven Brusselse en fragmentarisch in het boven beschreven Haagse handschrift bewaard gebleven. In 1487 werd het dichtwerk, voorzien van aantekeningen in proza door Heinric van Alkmaer, door Gheraert Leeu te Antwerpen gedrukt (Campbell, 977a). Slechts zeven bladen van die druk worden in de Universiteitsbibliotheek te Cambridge bewaard (vroeger in het bezit van F.G.H. Culemann te Hannover). Naar die druk werd een Middelnederduitse Reynke de Vos bewerkt, waarnaar Goethe zijn Reineke Fuchs heeft geschreven. Reinaerts historie werd onder de titel Die hystorie van Reynaert die Vos ook in proza bewerkt. Die prozabewerking werd in 1479 door Gheraert Leeu te Gouda en in 1485 door J. Jacobsz. van der Meer te Delft gedrukt (Campbell, 976 en 977). Op de Goudse druk berust een Engelse vertaling, die door W. Caxton is vervaardigd en in 1481 en 1489 door hem is uitgegeven. Het boven beschreven Brusselse handschrift werd omstreeks 1470, waarschijnlijk te Utrecht, door Claes van Aken geschreven. In het begin van de 16de eeuw behoorde het toe aan ‘margriet jan beijers dochter’ en in de tweede helft van de 16de eeuw aan ‘marija van ham haeijndrijck van bijler dochter’. Het is in het bezit geweest van J. Rendorp van Marquette, wiens bibliotheek in 1825 te Londen werd geveild. Op die veiling werd het door de Engelse bibliofiel R. Heber (1773-1833) gekocht. Op verzoek van J.F. Willems en C.P. Serrure werd het in 1836 op de negende veiling-R. Heber door de Belgische staat voor de Koninklijke Bibliotheek te Brussel verworven. Het boven beschreven Haagse handschrift heeft aan H. van Wijn (1740-1831), rijksarchivaris, toebehoord, die het in 1780 ontdekte achter in een handschrift, dat een Dietse vertaling van de Legenda aurea van Jacobus de Voragine bevatte. In 1834 werd | |
[pagina 83]
| |
het op de veiling-H. van Wijn door de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage verworven.
H. van Wijn, Historische en letterkundige avondstonden ter ophelderinge van eenige zeden der Nederlanderen; byzonderlyk in derzelver daaglyksch en huislyk leven, en van den stand der nederduitsche dichtkunde sedert de vroegste tyden, tot aan het begin der 16de eeuw, I, Amsterdam, 1800, p. 273; Cat.-J. Rendorp, Londen, 1825, p. 66, nr. 1325; Cat.-H. van Wijn, 's-Gravenhage, 1834, p. 4, nr. 28; J. Grimm, Reinhart Fuchs, Berlijn, 1834, p. CLXI-CLXVI en 235-267; Cat.-R. Heber, XI, Londen, 1836, p. 154, nr. 1484; Reinaert de Vos, episch fabeldicht van de twaelfde en dertiende eeuw, met aenmerkingen en ophelderingen van J.F. Willems, Gent, 1836 (herdrukt door F.A. Snellaert, Gent, 1850); Reinaert. Willems gedicht Van den vos Reinaerde und die Umarbeitung und Fortsetzung Reinaerts historie. Herausgegeben und erläutert von E. Martin, Paderborn, 1874; J.W. Muller, De oude en de jongere bewerking van den Reinaert, Amsterdam, 1884; J.W. Muller, De taalvormen van Reinaert I en II, Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 7 (1887), p. 1-84; Reinaerts historie (Hs. Koninklijke Bibliothek' 14601). Met een inleiding van P. de Keyser, Antwerpen, 1938 (Rijksuniversiteit te Gent Werken uitgegeven door de faculteit van de Wijsbegeerte en Letteren. Extra serie: Facsimiles, 1); P. de Keyser, Bijdrage tot de ikonografie van de Reinaert. De verdwenen miniaturen van het Brusselse handschrift van ‘Reinaerts historie’ (nr. 14601), Gentsche Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis, 5 (1938), p. 16-30; Van den vos Reynaerde, I. Teksten. Diplomatisch uitgegeven naar de bronnen vóór het jaar 1500 door W.Gs. Hellinga, Zwolle, 1952. |
|