schriften zou zijn. We menen dat J. Deschamps ten volle aan de wensen van het bestuur van de Maatschappij heeft voldaan. Dat hij dit werk in korte tijd heeft kunnen volbrengen, is te danken aan het feit dat hij kon beschikken over talrijke bouwstoffen, die hij op vele reizen in binnen- en buitenland heeft verzameld.
De tentoonstelling bestaat uit 125 handschriften. Het kan niet anders, of er ontbreken codices, die eveneens een plaats in de tentoonstelling hadden verdiend. Toch menen we dat al de belangrijkste Middelnederlandse handschriften in de tentoonstelling zijn opgenomen. We noemen slechts het handschrift-Van Hulthem, het Comburgse handschrift, het Gruuthuse-handschrift, het Dyckse handschrift, het Lancelot-handschrift, het Beatrijs-handschrift, het Walewein-handschrift, het Haagse liederboek en de fragmenten van het z.g. Oudenaardse rijmboek.
Al ontbreken op de tentoonstelling verluchte handschriften niet geheel, toch zijn het merendeel van de tentoongestelde codices teksthandschriften, die hun waarde en belang alleen ontlenen aan de werken, die erin voorkomen. Deze tentoonstelling is dus niet zozeer artistiek dan wel literair en documentair belangrijk. We vestigen er de aandacht op dat, voor zover we weten, deze tentoonstelling de eerste is, waarin belangrijke Middelnederlandse handschriften, afkomstig uit alle delen van het Nederlandse taalgebied en berustend in vijftig bewaarplaatsen zijn samengebracht. Als aanloop daartoe kan de tentoonstelling van Middelnederlandse handschriften uit beide Limburgen worden beschouwd, die in 1954 door J. Deschamps in de Provinciale Bibliotheek te Hasselt werd georganiseerd.
Alle bibliotheken, archieven, musea en particulieren, zowel in binnen- als in buitenland, die we om bruiklenen hebben verzocht, hebben bereidwillig hun medewerking verleend en zo tot het welslagen van deze tentoonstelling bijgedragen. Hun aantal is zo groot dat we ze in dit woord vooraf niet kunnen opsommen en naar de lijst der bruikleengevers, die elders in deze catalogus is opgenomen, dienen te verwijzen. We betuigen hun, ook in naam van de jubilerende Maatschappij, onze hartelijke dank. We danken J. Deschamps, die de tentoonstelling heeft georganiseerd en de catalogus heeft opgesteld, alsook de jubilerende Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, die ons een welkome gelegenheid heeft bezorgd om een belangrijke tentoonstelling te organiseren, die de Koninklijke