Lusthof des gemoets
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: O Heer, wilt my verhoren.UYt der diepten, o Heere,
Mijner benoutheyt groot,
Roep ick tot u gaer seere,
In mijne anghst en noot.
Heer wilt mijn stem verhoren,
Want het nu tijdt sijn sal,
Laet komen tot u ooren,
Mijn klachtigh bidden al.
2. Wilt gy met ernst de sonden
Toereeckenen voortaen,
| |
[pagina 232]
| |
Wie kan t' eenigen stonden,
In u oordeel bestaen?
Maer gy wilt, Heer, vergeven,
De sonden minst en meest:
Dies zijt gy in dit leven
Seer bemindt en gevreest.
3. Den Heer wil ick verwachten,
Mijn ziel staet altijdt voort
Op hem, met gantscher krachten
Hoop ick vast op sijn woordt
Mijn ziel verwacht langhmoedigh,
Van d' een nachtwaecke swaer,
Tot dat d' ander komt spoedigh,
En de dagh opstaet klaer.
4. Dat Israël vast bouwe
Op Godt de hope zijn:
Want vol genaed' en trouwe,
Is de Heer en Godt mijn.
Hy is die onbesweken,
Israël gantsch bevrijt,
Van sonden en gebreken,
Die hy met een schelt quyt.
|
|