Lusthof des gemoets
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: O Kranckheyt des vleys nu wilt u truiren laten.O Heer, staet doch altijt in mijnen sinne,
Mijn Siele verlanget om by u te zijn,
Mijn hert' is ontbroken door uwe minne,
Och wanneer sal ick komen voor u anschijn?
2. Gy kleyne vergadering' wilt niet vreesen,
Wie verwint die sal de Kroone ontfaen,
Ick kome tot u en laet u geen Weesen,
O mijn uytverkoren wilt u niet verslaen.
3. Gy schoonste onder d' kinderen der menschen,
Mijn ziele verlanget om by u te zijn,
Nae u saligheyt moet ick altijdt wenschen,
Och wanneer sal ick komen voor u aenschijn?
4. Staet op mijn vriendinne wilt nader komen,
Wie verwint, die sal de Kroone ontfaen,
Mijn Bruyt, gy hebt my het herte ontnomen,
O mijn uytverkoren en wilt u niet verslaen.
5. O Heere, komet doch tot mijner baren,
Mijn Siele verlanget om by u te zijn,
Gy zijt mijn sterkheit en wilt my niet verlaten,
| |
[pagina 176]
| |
Och wanneer sal ick komen voor u anschijn?
6. Ick ben u trooster wilt u niet vervaren,
Wie verwint die sal de Kroone ontfaen,
Ick sal u in 't vyer, en water bewaren,
O mijn uytverkoren, en wilt u niet verslaen.
7. O Heer, hoe sal ick u ten vollen dancken,
Mijn Siele verlanget om by u te zijn,
O Edel Wijnstock lavet doch u rancken,
Och wanneer sal ick komen voor u aenschijn?
|
|