Lusthof des gemoets
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Gy Volckeren des Aertrijcks al.MYn hert is, Heer, in groot eenvout
Ootmoedigh: oock en zijn niet stout
Mijn oogen; ick derf niet bestaen
Dingen die my te boven gaen.
2. Heb ick mijn boose lusten wilt
Niet overwonnen en gestildt?
Heb ick my alsoo niet verkleent,
Als een kindt dat de Moeder speent?
3. Heb ick my niet gelijck, o Heer,
Geacht als een kindeken teer?
Iae als een gespeent kindt seer fijn?
| |
[pagina 140]
| |
Met recht mach ick verstooten zijn.
4. Israël sal van nu voortaen,
Op den Heer zijnen Godt vast staen,
En hopen op zijn goedigheyt,
Van nu tot in der eeuwigheyt.
|
|