Agter-hofje, in zich bevattende uytgesogte Stigtelyke en Zielroerende Gesangen
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Psalm 23.
VErhef, mijn ziel, nu alle uwe krachten,
Beschouw Gods majesteit met uw gedachten,
Laat uw eerbiedige bespiegelingen,
Getrokken van vergankelijke dingen,
't Onsienlijk Al zo houden als voor oogen,
Dat gy, op God verliefd, blijft opgetogen.
2. Wat geven u, mijn ziel, d' alwaardigheden
Des grooten Gods al rijke stof, en reden,
Om u tot hem, 't Vernoegsaam Al, te keeren,
Die al uw lust, en uitgestrekt begeeren,
Hoe veel, en groot, ook boven uw gedachten,
| |
[pagina 130]
| |
Vervullen kan door zijn onmeetb're krachten.
3. God zy uw heil Al wie zich wil verkloeken
Om buiten God zijn wel-zijn op te zoeken,
Zal afgemat, niet anders in het ende
Bevinden, als zijn dwaasheid en ellende.
Laat dan, mijn ziel, uw heil-lust daar-en-tegen,
Om God, uw heil, te zoeken, sterk bewegen.
4. In God is 't al. Daar moet gy u vernoegen.
Vergeefs uw zin gewend op alle boegen.
Die buiten God verzaken wil zijn lusten,
Zal, onvernoegt, in geen ding konnen rusten:
En, om en om, dan hier, dan daar heen zwerven,
Vol ziel-verdried, het eeuwig wel-zijn derven.
5. Wat is, mijn ziel, zelfs hemel, en de aarde
By Gods onmeetbaarheid, van kleene waarde!
Maar in Gods heil is alle heil besloten:
| |
[pagina 131]
| |
Zijn goedheid, die hy zijne gunstgenoten
Gemeensaamlijk bewijst, zal u meer geven
Als 't grond-genot zelfs van het lieve leven.
6. Alwaarde Majesteit, en zaal'ge Heere,
U, om u zelf, zy d' allerhoogste eere,
Uw heerlijkheid en heeft nog tijd, nog palen,
Daar al 't vernuft in sussen moet, en dwalen.
Wie kan, o Allerhoogste! u aanschouwen
Met sterfelijk gesigt, en 't leeven houwen.
|
|