Agter-hofje, in zich bevattende uytgesogte Stigtelyke en Zielroerende Gesangen
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Psalm 66.
'T Zy dat ik slaap, 't zy dat ik wake,
't Zy dat ik sit, 't zy dat ik sta,
't Zy dat ik zwijg, of ben in sprake,
Waar dat ik ben, of waar ik ga;
Selfs onder eeten, onder drinken,
Ik hoor altijd ,ik hoor alom,
| |
[pagina 123]
| |
Dees stem in mijne ooren klinken,
Op! op! daar komt den Bruydigom.
2. D' uur van zijn komst is my verborgen;
Ik twijffel of 't zal 's avonds zijn,
Of 's middernachts, of in den morgen,
Of ook by klare zonneschijn:
Ik weet den tijd begind te korten,
De uur alleen den Vader weet.
Dies wil ik vroeg mijn lend'nen schorten,
En houden steeds mijn lamp gereed.
3. Wel zalig zal dien dienstknecht wesen,
Die waakt en zijnen Heer verwacht;
Maar wee dien dwaas, hy mag wel vresen,
Die d' hoope van zijn komst belacht.
Zy, die hem hebben 't hert doorsteeken,
Zullen zijn aanschijn moeten zien;
Hy zal hem schriklijk van haar wreeken,
| |
[pagina 124]
| |
Ey laas! wie zal haar hulpe bi'en?
4. Zy zullen wenschen dat de bergen,
Dat d' heuvelen van zwaar gewicht
Haar mochten dekken, en verbergen
Voor 't onverdraaglijk aangesicht:
Maar haren wensch sal niet geschieden,
Zy zullen roepen om de dood:
Maar zelfs de dood zal van haar vlieden.
O jammer en benaautheid groot!
5. Hoe zullen zakken d' hooge kruinen,
Die steile halsen sijgen neer,
Op 't sterck geklank van die basuinen
En des Archangels stem noch meer?
Hoe sullen haar de herten beeven,
Wanneer zy van den Rechter stoel
Met smaadheid worden wech gedreeven,
Gestort in d' Helse Sulpher-poel?
| |
[pagina 125]
| |
Pause.
6. Maar gy, o Mensch! die met verlangen.
In hoop des Heeren komst verbeid,
Die, om den Bruidegom t' ontfangen,
't Best dat gy kond u maakt bereid;
Hoe zal u 't hert van vreugd opspringen?
Hoe zal u 't hoofd dan gaan om hoog?
Hoe zal dan na de wolken dringen
Uw starrend en verlangend ook?
7. Den Wolk-throon zult gy sien bereiden,
Daar op den Heer zal sitten gaan.
Die duisenden, die hem geleiden,
Zult gy ook sien rondom hem staan;
Dan sult gy werden opgenomen
En uwen Heer gaan in 't gemoed,
Die met veel grooter glans sal komen
Als 't groote licht der Wereld doet.
| |
[pagina 126]
| |
8. Heer, geef dat ik uw openbaring
Met vrees en ook met vreugd verwacht;
Dat my den dag van uw verklaring
Niet en betrappe onverdacht.
Geef dat ik voor uw komst mag duchten,
Nochtans die wachten onbeschroomd,
Dat ik met hertelijke zuchten
Mag seggen, Heere Iesus koomt!
|
|