Agter-hofje, in zich bevattende uytgesogte Stigtelyke en Zielroerende Gesangen
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Psalm 25.'T Was Gods liefde, vol van zegen,
Die den mens door wijs beleid
Schiep, en door zijn liefde-wegen
Aanwees zijne zaligheid;
Maar in hem Gods heerlijk Beeld,
| |
[pagina 119]
| |
Van den Satan hard bestreeden,
Is hy door hoogmoed en weeld'
Van Gods wetten afgetreeden.
2. God, in toorne snel ontsteeken,
Straft den mensche met de dood,
En het beeld, na God geleeken,
Viel ter ne'er van glans ontbloot,
Toen Gods aanschijn seer verstoord,
Hem verjoeg uit Edens-hoven,
Daar hy op den velde voort
Eeten moest in zweet en slooven.
3. Maar Gods liefde goedertieren
Troost hem weder tot zijn baat,
En betuigt in veel manieren,
Hem te redden uit dien staat
Door zijn welbeminden Zoon,
Die de diep geslagen' wonden
| |
[pagina 120]
| |
Door zijn bloed zou maken schoon
Van de vuile smett der zonden.
4. Dese liefd', zo lang verborgen,
Heeft God nu geopenbaard,
Met de kennis te besorgen,
Daar zijn Zoon in wordt verklaard.
Groot in overvloed beloofd,
Aan d' Israëlijtse Benden,
Daar hy onder 't Opper-hoofd
Wordt, van die zich tot hem wenden.
Pause.
5. Ach of 's menschen hert en ooren
Open stonden voor zijn' stem!
Dat zy Iesus bidden hooren
Wilden, en vlieden tot hem:
Willig wil het hen ontfa'en;
| |
[pagina 121]
| |
Des hy, groot Profeet des Heeren,
Heeft een' Offerhand gedaan
Voor den mens van eeuwig' eere.
6. Liefd' en eer, geloof en vreese
Komt dien Zoon ten vollen toe,
Die uit 's Vaders eeuwig wesen,
Ne'ergedaald tot ons behoe',
Moet als Koning, groot in magt,
(Van zijn' Vader hem gegeeven)
Recht regeeren door zijn' kracht
Over dood en over leven.
7. Wenz'lijk, dat der Christen scharen
Streefden door de we'ergeboort',
Dat 's hen mogten openbaren
Voor hun Heer aan d' Hemelpoort,
Die sy zullen treeden in,
Leevende na Gods behagen
| |
[pagina 122]
| |
Hier in zijne liefd en min
Vreedzaam all' hun leevens dagen.
8. O! heilstand van hooge waarde!
Nooit van wereldling gekend,
Die de Ziel verr' boven d' aarde
Na 't gewelf des Hemels wendt:
Daar de driemaal heil'ge God
In zijn eeuwig Rijk, vol vreugde,
Hen 't volmaakste zalig lot
Geeven zal voor hunne deugden.
|
|