Agter-hofje, in zich bevattende uytgesogte Stigtelyke en Zielroerende Gesangen
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Psalm 103.
'T Gemoed, vol vreugd, beweegt den geest tot zingen,
Om u het hert t' ontvonken, Iongelingen!
Dien 't Predik-ampt nu eerst is opgeleid:
Ei wilt u nooit dien last te zeer beklaagen;
Wilt Christus Iok en Kruis gewillig draagen,
Op dat zich God en Mens daar door verblijd.
2. Dat Sions best door u bevordert werde!
En gy in 't goed ten einde moogt volherden;
| |
[pagina 116]
| |
Wilt op de wacht als trouwe Wachters staan;
Als Herders, tracht in lieffelijke weiden
De schaapen van uw' herder trouw te leiden,
En in 't geen God behaagt hen voor te gaan.
3. Weest helden, die als Davids t'elkemalen,
Niet zulks als zij; maar levens waat'ren halen
Uit d' eeuw'ge welbron, 's levens heil fontein,
Om dagelijks veel Zielen te verkwikken,
Dat die van dorst nooit smachten noch verstikken;
Maar voedse staag met hemels merg en wijn.
4 Treed gy voor aan als wrede wolven komen;
Dat u 't gevaar voor 't leven niet doe schromen,
Dat uwe trouw dus d' Opper-herder ziet?
U loont, en kroont, met 's hemels opperst' erven:
Na heiligheid in leven en in sterven; O zalig dien, die zulken heil geniet.
Pause.
| |
[pagina 117]
| |
5. Schijnt d' arbeid zwaar! 't is waar, maar denkt daar neven:
Die 't aanbeveelt, kan dubbelt krachten geven;
Ook dubbelt loon veel meer als men verdient.
't Is goed om voor den Opper-heer te werken;
Herstellen 't verval der Christ'nen Kerken,
Zo word men ooit Gods lieve boesem-vriend.
6. Of ooit den last hard perssen mogt of drukken
Denkt, Roosjes moet men onder Dorens plukken
Veel honigs is wel Bye-steekjes waard:
En 't Hemels zoet gaat alle zoet te boven;
O die 't maar recht van herten kon geloven!
Wierd nimmer voor veel Hemels-werk vervaard.
7. O kan den mens ooit vast op 't yd'le hopen!
Staag jachten, staag in zweet en hijgend' lopen,
Goud zoeken, daar men 't goud en God verliest;
O! hoe behoord dan elk der Hemelingen,
| |
[pagina 118]
| |
Geperst door kruis, van vreugd nog op te springen
Die 't hemels goed ver boven 't aards verkiest.
8. Wat is al 't aards, hoe zoet, hoe lief, hoe wens'lijk?
Al 't zicht'lijk blijft, hoe lang 't ook duurt, maar mens'lijk,
Dien volgens ook geheel verderffelijk:
Schoon iemand was ten top van heil gestegen;
En had byna in all's zijn wens verkregen,
Wat wat 't? al was 't zelf 't grootste koninkrijk.
|
|