Agter-hofje, in zich bevattende uytgesogte Stigtelyke en Zielroerende Gesangen
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Psalm 116.
MYn God! mijn goed! mijn heil, mijn lust, mijn Heer!
Mijn Schepper, die my eenmaal gaaft het leven;
Aan u wil ik my zelven overgeeven;
Ik wil voortaan nu leeven tot uw eer.
2. Wat heb ik, Heer, dat ik niet heb van u?
Al 't geen ik heb, mijn' Ziel- en Lichaams-leven,
Hebt gy doch eerst uit liefde my gegeeven!
Dies wil ik 't weer aan u opdragen nu.
3. En Heer, op dat ik hier niet in en mis,
| |
[pagina 53]
| |
So laat mijn ziel in wederliefd' ontbranden,
Op dat ik doe een leevend' offerhande,
Die heilig en u welbehaaglijk is.
4. En op dat dit alleen niet doet de mond,
Maar dat de ziel dit altijd mag bewijsen,
't Sy hoe 't ook gaat, en wat 'er komt oprijsen,
So geef my, Heer, hier toe een' zuiv'ren grond!
Pause.
5. Ia reinig doch mijn hert en mijn gemoed
Van 't eigen mijn, en 't zondelijk aankleeven,
Al wat belet het heilig overgeeven,
In nood, in nood, in voor en tegenspoed
6. Want, Heer, ik voelt, die zaak die legt zeer diep;
Ach! help by doch, op dat ik met de Vromen
In dese zaak nog verder heen mag komen,
Dewijl gy my hier toe ook lang al riep.
| |
[pagina 54]
| |
7. Ik hoop, o Heer! dat mijn gemoed nu staat,
Om langs hoe meer my aan u t'overgeeven;
Om niet my zelf, maar u alleen te leeven,
In 't doen van 't goed, in 't laten van het kwaad.
8. En, Heer! op dat dit recht geschied van my!
(Door eigen kracht is dit niet uit te werken)
So bid ik u, wil my hier in versterken,
Op dat ik ook u eigendom steeds zy.
|
|