Agter-hofje, in zich bevattende uytgesogte Stigtelyke en Zielroerende Gesangen
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Psalm 9.
HEer! die verzadigt al wat leefd
Van wien al 't vee zijn voedzel heeft,
| |
[pagina 31]
| |
Ia zelfs de groote sterke leeuwen,
Tot wien de jonge raavens schreeuwen.
2. Wy bidden, die ons Vader zijt,
Uw gaven ons gebenedijd,
Want zy en konnen niet versterken,
't En zy uw hand daar door wil werken.
3. In 't brood bestaat ons leeven niet,
Maar in uw woord en uw gebied.
Gy kond de staf des broods verbreken,
Zo is de kracht daar van geweeken.
4. Gy straft de zondaars obstinaat,
Dat z' eeten en niet zijn verzaad.
Heer, wilt ons voor dien vloek behoeden,
En ons met uwen zegen voeden.
Pause.
5. Ons lichaam voed in zoberheid.
Ons hert vervul met dankbaarheid.
| |
[pagina 32]
| |
Voor overdaad ons toch bewaret,
Die hert en ziel zo zeer bezwaret,
6. Geef ons, o God, ons daag'lijks brood.
Behoed ons voor des hongers nood
Heer, maak ons vry van 't ydel zorgen
Voor d' ongeboren dag van morgen.
7. Doch voor de ziel wy bidden meest,
Verzorg die door uw woord en geest.
't Brood van uw woord kan niet bederven;
Wie daar van eet die kan niet sterven.
8. Versorg ons voort met spijs en drank,
Voor ziel en lijf, ons leeven lang:
En als onz' dagen zijn versleeten,
Zo laat ons aan uw tafel eeten.
|
|