Agter-hofje, in zich bevattende uytgesogte Stigtelyke en Zielroerende Gesangen
(1732)–Alle Dercks– AuteursrechtvrijOp de wijse: Psalm 116.
Die 't pit en 't merg van 't opperste hemels zoet
Diep in 't gemoet in voorsmaak zoekt te smaken,
Moet na 't volmaakt reikhalsend vuurig haken,
Als 't dorstig hart na 't varse water doet.
2. In ziel-zucht moet de Hemeling bestaan,
Wilvaardig steeds te doen Gods welbehagen;
Na 't opperst heil met Paulus altijd jagen,
Al moest men ook door duizend dooden gaan.
3. En of men 't leed, dat al de wereld lijd
| |
[pagina 11]
| |
Zelf dragen moest, indien 't maar was te dragen;
Zo zou men zulks aan 't eind zich nooit beklagen,
Bereikte dat maar d' opper zaligheid.
4. Wel zalig dan, die, door Gods geest verlicht,
Door 't rein geloof met Moses en veel Vromen
Tot recht besef van 't eeuwig heylrijk komen;
't Dierwaardigst goed van 't allerzwaarst gewigt.
Pause.
5. En ach! of elk zijn geld, zijn zucht, zijn zweet
Aan Hemel-schat en Paarlen mogt besteeden,
Om wijs en rijk ter eeuwen eeuwigheden
Als God te zijn, met heil en glans bekleed.
6.Rust nooit het hert, eer 't zijn genoegen heeft;
Zo hoorde 't nooit in aards genot te rusten;
Maar vlammend heet op d' eeuwige wellusten,
Verhit te zijn, tot dat het daar in leefd'.
7. 't Is voor 't gemoed gants overtuigelijk,
| |
[pagina 12]
| |
De menschen in hun woelen te beschouwen,
Als of hun hoop, ja al hun herts vertrouwen,
Gegrondvest was alleen op 't zicht'lijk rijk.
8 Ia of al 't heil, al 't zuiv're Hemels goud,
Door wijsheids konst gelegt in zilv're schalen,
Niet waardig was door zo veel zweets te halen,
Zo zwaar niet woog, als daar 't dwaas hert op bouwt.
9. Almachtig God! volmaakt'lijk wijs en goed
Beweeg ons hert, van 't aards te zien na boven,
Recht Hemelwaard te wand'len door 't geloove,
Te zwemmen in uw zoeten welbrons vloed.
|
|