| |
| |
| |
XV
Het optreden van Lagrange en van dien Franschen uitvinder had te Steenbrugge groote opwinding veroorzaakt, een opwinding, die nog grooter werd toen men wist welke schadevergoeding er van Wieringer werd geëischt. Tweehonderd vijftigduizend frank!
In de nijverheidskringen was de stemming volledig tegen Wieringer. Niet omdat hij iets ongeoorloofds had gedaan door die repetitiecylinders na te maken - het namaken van de nieuwe artikels van de concurrenten en dus ook het namaken van een stelsel om nieuwe artikels te vervaardigen, werd beschouwd als iets normaals en het kwam er alleen op aan zich niet te laten vangen, zooals Wieringer zich had laten vangen.
Het was nu zeer duidelijk, dat Mathias onder de nijveraars geen vrienden telde, maar uitsluitend vijanden had. De fabrikanten hadden nu lang genoeg de overheersching van dien ge- | |
| |
vaarlijken concurrent moeten dulden, de overheersching van zijn nieuwe artikels en van zijn nieuwe arbeidsmethodes, waartegen zij niet opgewassen waren geweest. De eerbied en de bewondering, die zij soms noodgedwongen hadden betuigd, vermochten nooit de ijverzucht te dooden, en zij werden er nu eerst volledig van bewust hoezeer zij hem hadden geducht en hoe zwak zij tegenover hem hadden gestaan. En zij jubelden bij zijn nederlaag, alsof die nederlaag hun redding en hun overwinning was.
Daarover spraken zij echter niet.
Maar er was nog een andere reden, waarover zij vrijmoediger spreken durfden.
Nooit hadden zij Wieringer zijn houding in de conflicten met de arbeiders kunnen vergeven. Bij elke gelegenheid had hij de zaak van de patroons verraden om met de arbeiders te heulen, zelfs toen de hoogste belangen, toen het meesterschap op het spel stond. Wie was afzijdig gebleven toen de patroons zich verzetten tegen de eerste één Mei betooging? Wie had, in plaats van zooals allen een verbod uit te vaardigen, daarentegen zijn arbeiders toegelaten op te stappen in de betooging, zoodat men achteraf spreken kon van de betooging van de fabriek Wieringer? Wie had in zijn ateliers steeds onverantwoorde maatregelen toegepast
| |
| |
en nieuwigheden ingevoerd en hoogere loonen uitbetaald, zoodat er noodzakelijk beroering komen moest onder de arbeiders van de andere fabrieken? Wie had ten slotte het lock-out, door de fabrikanten uitgeroepen om de werklieden te temmen, wie had het lock-out doen mislukken, zoodat de stakende arbeiders de overwinning behaalden en nieuwe eischen afpersten?
Die nederlaag van Wieringer was niet alleen de overwinning van Lagrange. Het was de overwinning van de gezonde patroonsgemeenschap, die niet buigen wil voor de uitzinnige eischen van de arbeiders. En wanneer eens de afvallige vernietigd was, zou opnieuw het noodzakelijke overwicht van den meester op den knecht een feit zijn.
Dat de nederlaag van Wieringer definitief Zou zijn en dat hij zich nimmermeer zou kunnen oprichten, stond voor de patroons vast. Tweehonderd en vijftigduizend frank was een verschrikkelijke som, die geen enkele fabrikant uit zijn zaak trekken kon, zonder ze den doodsteek te geven, en Wieringer zou het evenmin kunnen als een andere. En zijn fabrieken zouden onder den hamer worden gebracht. Het stond nu reeds vast, dat er verschillende liefhebbers zouden zijn en er strijd zou geleverd worden, want
| |
[pagina t.o. 264]
[p. t.o. 264] | |
| |
| |
men wist, dat de fabrieken van Wieringer de best uitgeruste van Steenbrugge waren.
Zou de rechtbank de gevraagde schadevergoeding toekennen? Ook daaraan twijfelde niemand. Het was een geweldig hoog bedrag, maar de namaak was bewezen, er kon geen twijfel bestaan en de rechtbank zou wel niet anders kunnen dan de geëischte vergoedingen toe te kennen. In enkele gelijkaardige gevallen, waaraan herinnerd werd, hadden de eischers ook voldoening gekregen...
Maar waren de patroons zoozeer tegen Wieringer gekant, dit beduidde nog niet, dat zij zich volledig aan Lagrange's zijde schaarden. Nu reeds uitte zich, zij het nog bedekt en onduidelijk, een animositeit tegen Lagrange. Wat zeer begrijpelijk was. Want als Wieringer verslagen was, werd Lagrange - Lagrange met zijn repetitiecylinders, die hem zulken voorsprong gaven - de vijand van de fabrikanten, de overheerscher waartegen zij zich uit alle kracht verzetten moesten. En dat Lagrange zoo gemakkelijk en zonder er ook wat voor te doen honderdduizend frank zou trekken, wekte ook wel den nijd op...
Veel grooter dan onder de nijveraars was de beroering onder de arbeiders, in de eerste plaats onder de arbeiders van Wieringer, die bij deze
| |
| |
gelegenheid getuigenis aflegden van hun trouw aan hun patroon.
Het eerste gevolg van het optreden van Lagrange en Dornier was geweest, dat de oude fabriek van Wieringer met de getouwen, die van repetitiecylinders waren voorzien, diende stil gelegd te worden. Negentig wevers werden hierdoor ineens werkloos gesteld, waarbij nog moesten gevoegd worden de scheerders, de intrekkers, de bobijnsters, de spoelsters...
Openlijk waagde het geen enkele patroon de wevers van Wieringer aan te lokken. Het waren immers socialisten, opstandelingen, opruiers... Toch was het gauw bekend, dat Lagrange en nog enkele fabrikanten bereid waren hen aan te werven, want niemand kon loochenen, dat Wieringer de knapste vaklieden in dienst had.
Maar slechts enkelen van Wieringer's arbeiders liepen over. Raas Evenepoel, Michiel Caudron, Jan Wesemaele en Pieter Bake hadden het niet zoo moeilijk om de wevers te overtuigen, dat zij bij Wieringer blijven moesten.
En Steenbrugge beleefde toen weer iets, dat men nooit voor mogelijk had gehouden, dat velen, en in 't bijzonder de fabrikanten en de neringdoeners, als wonderbaar voorkwam: de wevers en de scheerders en de intrekkers van Wieringer's nieuwe fabriek werkten slechts
| |
| |
drie dagen op de week, opdat de arbeiders van de oude fabriek ook drie dagen werken konden. Het was een voorloopige regeling, want zoodra het verbod nog met repetitiecylinders te weven onherroepelijk zou blijken te zijn, zou Wieringer het systeem van de getouwen verwijderen, zoodat er in de oude fabriek ook weer gewerkt zou kunnen worden.
Maar de verbittering onder de arbeiders van Wieringer was groot. Opnieuw en voor de zooveelste maal was het met Lagrange, dat zij hadden af te rekenen, met hun ouden vijand! Hem weten zij, met alle recht trouwens, dat honderd tachtig getouwen werden stilgelegd. Hij droeg de schuld, dat de tweehonderd vijftig arbeiders van Wieringer slechts de helft verdienden van het normale weekloon. En wat stond er hun nog te wachten? Waren zij niet mede slachtoffer van alle maatregelen, die tegen Wieringer genomen werden? Wieringer...
Wieringer, de eenige fabrikant van Steenbrugge, die begrijpend stond tegenover de arbeiders, Wieringer, de patroon, dien de arbeiders zooveel te danken hadden. En was dat ten slotte niet de grootste grief, die de nijveraars Wieringer maakten? Niet het geval van de repetitiecylinders, waarmee men hem treffen wilde. De reden, de werkelijke reden van den aanval lag elders...
| |
| |
Och, die repetitiecylinders! Voor de arbeiders had het feit zelf zoo luttel beteekenis. Zij begrepen weinig of niets van het conflict en konden maar niet aanvaarden, dat het stelsel wél door Lagrange en niét door Wieringer mocht worden uitgebaat. Een onrechtvaardigheid en een gemeenheid van Lagrange, oordeelden zij, zooals hij reeds zooveel onrechtvaardigheden had uitgehaald...
Toen dan werd aangekondigd, dat Lagrange en de Fransche uitvinder een schadevergoeding eischten, die Wieringer nooit zou kunnen betalen en die het failliet van zijn bedrijf veroorzaken zou, toen laaide onder zijn arbeiders de verontwaardiging hoog op. Want zij hielden veel van hun patroon en de gedachte, dat Lagrange hem ten onder brengen zou, maakte hen opstandig, uitzinnig.
En zij zelf dan, zij zelf! Zij moesten ook aan zichzelf denken! Wat zou er met hen gebeuren als Wieringer zou geruïneerd zijn, als zijn fabrieken in andere handen overgingen, misschien in de handen van Lagrange, wat zou er met hen gebeuren? Zij hoefden zich geen begoochelingen te maken: als het zoover kwam, zouden zij moeten buigen, onvoorwaardelijk buigen voor de nieuwe meesters. En àl de arbeiders van Steenbrugge zouden moeten buigen onder de onrechtvaardigheden, die de
| |
| |
patroons opnieuw begaan zouden, als de eenige verdediger van de werklieden, Mathias Wieringer, onschadelijk zou gemaakt zijn. Verkondigden reeds niet de patroons, dat sommige toegevingen, die hen werden afgeperst, ingetrokken zouden worden?
Op een zaterdagmorgen kwamen de twee Lagrange's, zonder Dornier ditmaal, maar met dezelfde experts en denzelfden griffier van de rechtbank, opnieuw een onderzoek instellen in de ateliers van Wieringer.
Een klerk kwam Mathias, die op zijn bureau was, verwittigen, dat Lagrange en de anderen er weer waren.
‘Waar zijn ze?’ vroeg Mathias.
‘Op de binnenplaats,’ antwoordde de klerk.
Mathias ging er heen. Hij was zeer kalm. Hij verwonderde er zich over, dat hun komst hem ditmaal bijna onverschillig liet. Zou hij Maria verwittigen? Zij had hem doen beloven, dat hij haar zou laten roepen, maar het was uit vrees, dat hij zich niet zou kunnen beheerschen. En hij kon zich wél beheerschen, wist hij...
Het had gesneeuwd, het sneeuwde nog steeds en het groepje mannen was in de poort blijven staan. Nu de deur van het atelier geopend werd en zij Mathias bemerkten, kwamen zij haastig de binnenplaats over. Dornier was er niet bij,
| |
| |
stelde Mathias vast, maar de beide Lagrange's, zij waren er wèl bij... En nu hij hen zag, verloor Mathias toch bijna zijn kalmte. Hij haatte hen zoo diep...
‘Weer een perquisitie, meneer Wieringer,’ zegde de griffier en hij opende alvast zijn aktentasch om er het mandaat uit te halen.
Maar Mathias maakte een kort, afwijzend gebaar.
‘Onnoodig,’ zegde hij.
Vooraleer hij echter de deuropening vrij liet, maakte hij nog een opmerking:
‘Waarom deze tweede huiszoeking? Gij hoort toch, dat er in deze fabriek niet geweven wordt en in de andere fabriek zijn de getouwen niet van repetitiecylinders voorzien.’
Het leek wel alsof de griffier zich verontschuldigen wilde, of toch tenminste Wieringer er op wilde wijzen, dat hij in de huiszoeking geen schuld had.
‘Meneer Lagrange heeft het recht de huiszoeking te doen,’ zegde hij. ‘Hij wil zich overtuigen of er geen nieuwe inbreuk wordt gepleegd. En of de stoffen, met repetitiecylinders geweven, die bij de vorige huiszoeking in het magazijn gevonden werden, er nog altijd zijn...’
Mathias reageerde niet. Hij ging even achteruit en de mannen traden binnen.
Dadelijk begaven zij zich naar het magazijn
| |
| |
en de experts begonnen met het nazicht. Zij hadden de lijsten van de metrages meegebracht, die zij de vorige maal hadden opgemaakt en terwijl een expert de maten opdreunde, teekende een andere aan. De jonge Lagrange dreef het nog verder en hij liet enkele stukken uit de rayons halen om na te kijken of de werkelijke metermaat nog overeenstemde met die, welke op het etiket was aangeduid en die bij het eerste onderzoek opgenomen werd. Zoo woedend was Mathias om die tergende aanmatiging, dat hij er niet de minste voldoening aan beleefde toen de experten toegeven moesten, dat alle maten klopten.
Maar hiermee was het onderzoek nog niet geëindigd. De oude Lagrange, door de anderen gevolgd, ging verder, naar de ateliers toe. En Mathias wendde zich tot den griffier, want Lagrange wilde hij niet aanspreken.
‘Er wordt in die fabriek niet gewerkt, dat hoort ge toch!’ zegde hij. ‘Waarom dan...’
Hij was diep vernederd, want Lagrange nam zelfs geen notitie van zijn opmerkingen en stapte gewoon door, alsof er niets was gezegd. En Mathias volgde.
Daar waren zij in het weversatelier.
Mathias moest er nu aan denken, dat hij hier nog niet was geweest sinds hij verplicht werd de getouwen stil te leggen. Nochtans had hij het
| |
| |
niet opzettelijk gedaan en had hij meer onbewust vermeden het atelier te betreden. Telkens als hij naar de nieuwe fabriek moest, was hij niet door de ateliers van de oude fabriek gegaan, wat het gemakkelijkst was, maar ging hij langs den weg. En waarom was hij niet in het atelier geweest?
De stilte, de ongewone stilte, die in het ruime gebouw hing, daar waar altijd het gedruisch en het gedreun van de getouwen had geklonken! De stilte - angstwekkend was ze bijna en ze sloeg Mathias, ze sloeg hem. Diep ademde hij in, zooals hij het altijd had gedaan, al die jaren lang, telkens als hij de weverij binnentrad, diep, zeer diep, om den ouden, vertrouwden geur van olie en leder en staal in zich op te nemen, dien levenden, prikkelenden geur. Maar ook die geur was hier niet aanwezig, de geur evenmin als het gedreun...
De anderen waren verder gegaan, links en rechts en tusschen de getouwen, de twee Lagrange's, de griffier, de experten, maar Mathias stond nog altijd tegen den muur en hij schouwde over de getouwen, de getouwen, al die stille getouwen... En hij dacht nu weer aan den opstand van de wevers, toen zij de fabriek van Lagrange bestormden en hij, net als nu, tegen den muur stond en schouwde, schouwde over de getouwen van Lagrange. De wevers sloegen
| |
| |
toe, waanzinnig. Maar de getouwen stelden zich te weer, als dieren vochten zij om hun leven. En Mathias hoorde op dit oogenblik opnieuw hun gehuil toen ze geslagen werden met mokers en staven, een sterk en pijnlijk en wraakzuchtig gehuil. En gingen zij ten onder, dan was het vechtend, verbeten vechtend!
En zijn getouwen... Zij konden zich niet verdedigen, zij waren machteloos tegen den wurgenden greep en zij stierven een langzamen, langzamen dood.
En ginder tusschen de getouwen stapte de oude Lagrange...
Maar hoorde Mathias, hoorde hij dan toch... toch niet den roep van den opstand? Veraf nog en onbestemd was de roep, maar hij kwam nader, nader... En duidelijker, steeds duidelijker hoorde Mathias het gehuil...
Maar het waren de wevers! De wevers! Het waren de wevers, die oprukten, opnieuw! En hun ouden kreet van haat en vermaledijding, hoorde Mathias nu weer niet den kreet?
‘Lagrange! Lagrange!’
Zij waren het, oh, zij waren het! Zijn wevers!
En ginder, in de diepte, heelemaal aan het einde van het atelier, kraakte de poort open. Zijn wevers! Zijn wevers! Zij namen weer bezit van hun getouwen.
| |
| |
‘Lagrange! Lagrange!’ huilden zij.
Voorop stapte Pieter Bake, de reus Pieter Bake, zwijgend, het gelaat hard en onverbiddelijk en geen enkele van de huilende mannen, geen enkele uit die grauwe massa waagde het hem voorbij te komen. Pieter Bake ging ook nu voorop, zooals hij voorop ging bij de bestorming van Lagrange's fabriek, den moker in de hand, zooals hij voorop ging in de betooging, onwrikbaar den rooden standaard dragend, voorop... Hij had niets in de handen nu, maar hij hield ze, reusachtige klauwen, hij hield ze voor zich uit en zijn blikken waren star gericht op één man: op den ouden Lagrange.
Mathias, tegen den muur, zag den griffier, de experten, den jongen Lagrange vluchten. De oude Lagrange had zich echter te ver gewaagd. Ook hij deinsde, ook hij vluchtte. Maar den uitgang van het atelier kon hij niet meer bereiken. Nog beproefde hij het om links, achter de getouwen heen, tot bij Mathias te komen, maar een groep had zich van de massa losgemaakt en versperde dien uitweg. Toen vluchtte Lagrange naar rechts, liep tusschen de getouwen, moest terug, want daar was de muur... En nader, immer nader kwam die huilende bende, nader die man met zijn reusachtige klauwen.
‘Lagrange! Lagrange!’
Lagrange liep nu een andere gang tusschen
| |
| |
de getouwen door, in de richting van de groep, die hem zoo pas den weg had versperd, maar hij zag niet meer, hij wist niet meer. Toen struikelde hij. En viel.
En in de plotse stilte, want allen hadden zij hem zien vallen, in de stilte huilde nu Lagrange, huilde als een dier in doodsnood:
‘Wieringer! Wieringer! Wieringer!’
En op dat oogenblik, Mathias...
Zooals eens het gehuil van de geslagen getouwen hem tot het bewustzijn terugbracht toen hij alle besef verloren had en de waanzin, ook toen, zich van hem had meester gemaakt, zoo was het nu de kreet van zijn vijand, van Lagrange.
Hij rukte zich uit de beknelling los.
‘Houdt op!’ schreeuwde hij. ‘Houdt op!’
En hij was bij Lagrange, die naar hem toegekropen kwam. Hij hielp hem recht en hield hem recht. Hij keerde zich naar zijn wevers. Zij wachtten op zijn woorden.
‘Gaat terug naar uw werk,’ zegde hij na een lange poos.
Eindelijk gingen zij, aarzelend, onwillig, Pieter Bake het laatst.
Toen leidde Mathias Lagrange buiten.
‘Ja,’ zegde Simon, ‘ja, uw wevers zijn u trouw, tot het waanzinnige toe zijn ze u trouw, en zij
| |
| |
zijn tot alles bereid om u te helpen en u te redden, Mathias. Men kan het prachtig vinden, ontroerend, en ik zelf vind het prachtig en het ontroert mij, jawel. Nochtans... Zij hebben u een slechten dienst bewezen, Mathias, zij hebben uw zaak erger gemaakt. Lagrange heeft wellicht aan u het leven te danken. Maar voor de rechtbank is Lagrange in ùw fabriek, door ùw wevers, is hij door ù aangevallen geworden. Het is jammer, dat dit gebeurd is...’
25 Februari 1906 doet de Rechtbank van Eersten Aanleg uitspraak in de zaak Lagrange-Dornier tegen Wieringer. De feiten bewezen zijnde en de vordering van de eischers als gegrond erkend, wordt de gevraagde schadevergoeding toegewezen, zijnde 150.000 frank aan Dornier en 100.000 frank aan Lagrange.
7 April 1906 bekrachtigt het Hof van Beroep het vonnis.
18 Juli 1906 wordt een fabriek, één fabriek van Wieringer, de nieuwe, met al het materieel bij openbare verkooping na een verwoeden strijd aan Lagrange toegewezen. Op 1 September zal hij over de fabriek kunnen beschikken.
3 Augustus 1906 wordt de schadevergoeding betaald.
Zijn oude fabriek met het huis kan Wieringer behouden. Het ontbrekende bedrag, want
| |
| |
de verkoop heeft op verre na niet voldoende opgebracht, heeft hij weten te krijgen. Te Steenbrugge wordt beweerd, dat Simon Lobert zijn schoonbroer ter hulp gekomen is. Met Wieringer zullen de fabrikanten dan toch nog af te rekenen hebben.
En in Wieringer's oude fabriek, waar de repetitiecylinders van de getouwen verwijderd werden, wordt weer gewerkt. In twee ploegen, ononderbroken van vier uur 's morgens tot middernacht. Zoo kan Wieringer al zijn wevers, al zijn scheerders en spoelsters en bobijnsters te werk stellen. Want allen, allen zijn zij hem trouw gebleven.
Eén enkele is afvallig geworden: Leonard Bruneel, de oude reiziger. Vijf en zeventig moet hij nu zijn, maar hij kan niet rusten en reist nu voor een anderen fabrikant van Steenbrugge, die zijn zaak uitbreidt en ateliers bijbouwt. Vijf en zeventig is Bruneel, maar hij kan nog altijd niet verliezen...
Maar Wieringer zal het wel volhouden, denkt men te Steenbrugge.
|
|