| |
| |
| |
XVI
Toen Mathias na den middag uit de woning kwam en zich over de binnenplaats naar het atelier begaf, zag hij plots Simon in alle haast, hard loopend, de poort doorkomen. Mathias ging hem tegemoet.
‘Is er wat gebeurd?’ vroeg hij.
‘Lagrange is op weg naar hier toe,’ zegde Simon. ‘Lagrange en een zekere Etienne Dornier van Lyon, die de uitvinder is van de repetitiecylinders. En drie experts en de griffier van de rechtbank...’
‘En komen die naar hier? Wat hebben zij in 's hemelsnaam hier te zoeken?’ vroeg Mathias verbouwereerd.
‘Luister goed,’ zegde Simon haastig. ‘Ge moet kalm zijn, zeer kalm Mathias. Ge kunt het geval alleen maar erger maken door tegenstand te bieden. Laat ze hun gang gaan.’
‘Hun gang laten gaan? Wat bedoelt ge daarmee?’
| |
| |
En Simon verklaarde:
‘Lagrange en Dornier kloegen u aan. De uitvinder beweert, dat gij zijn gebreveteerd stelsel van repetitiecylinders nagemaakt hebt, en Lagrange, dat ge geweefsels vervaardigt met een mechaniek, waarvan hij het alleenrecht van uitbating verworven heeft. Van den voorzitter van de rechtbank ontvingen zij de toelating om in uw atelier onderzoek te doen ten einde de inbreuk vast te stellen...’
Het was zóó geweldig, het trof Mathias zóó onverwacht, dat hij Simon niet antwoorden kon, dat hij geen verdere bizonderheden vragen kon. Het leek hem onmogelijk, monsterachtig, dat Lagrange in zijn atelier kwam en dat het hem niet belet kon worden. Was het dan toegelaten, dat Lagrange en die vreemdelingen zoo maar bij hem binnenvielen?
Simon bleek zijn gedachten te raden.
‘U niet verzetten, Mathias,’ herhaalde hij. ‘Zij hebben het recht dat onderzoek te doen. Zij hebben zelfs het recht goederen in beslag te nemen, uw boeken in te kijken. En Lagrange zal van dat recht gebruik maken... Ik zal u straks, als ze weg zijn, alles uitleggen en wij zullen onderzoeken wat er moet gedaan worden. Denk alleen hieraan: wat zij ook doen, hoe ongeoorloofd en onrechtvaardig het u ook mag schijnen, laat ze doen. Zij zullen in geen geval hun recht
| |
| |
te buiten gaan, want Lagrange weet verdomd goed waaraan hij zich blootstelt indien hij wat doen zou, dat volgens de wet niet toegelaten is. En nu ga ik naar binnen, bij Maria. Zij kunnen elk oogenblik hier zijn en het is het beste, dat de directeur van de ‘Louisiane’ bij deze perquisitie niet tegenwoordig is...’
Simon was nog maar een paar minuten in huis en Mathias had zich nog niet kunnen herstellen van zijn verrassing, toen reeds Lagrange en zijn metgezellen verschenen. Babbelend, net alsof het bezoek doodgewoon was, kwamen zij de poort door en Henri Lagrange ging voorop. Maar ook de oude Lagrange was er bij en vooral zijn tegenwoordigheid viel Mathias onzeggelijk zwaar. Hij moest echter kalm blijven, had Simon hem gezegd...
Maar ineens werd er niet meer gebabbeld. Henri Lagrange had Mathias opgemerkt, had zich naar de anderen omgewend en hun waarschijnlijk gezegd, dat Wieringer daar was. Zij bleven allen staan. En dan maakte zich uit de groep een eenigszins sjofele heer los, die alleen naar Mathias kwam.
‘Meneer Wieringer?’ vroeg hij.
Mathias knikte. En de heer haalde haastig en zenuwachtig een bundeltje papieren uit de actentasch, die hij onder den arm hield.
| |
| |
‘Ik ben griffier bij de rechtbank van eersten aanleg te Gent,’ zegde hij.
Hij maakte een gebaar naar Lagrange en naar een van de anderen en vervolgde:
‘De heeren Dornier van Lyon en Lagrange van Steenbrugge hebben bij de rechtbank een klacht tegen u ingediend, meneer Wieringer. De eerste omdat gij zijn gebreveteerd stelsel van repetitiecylinders nagemaakt hebt, de tweede omdat gij geweefsels vervaardigt met datzelfde stelsel, dat hij alleen, volgens de overeenkomst met meneer Dornier, gebruiken mag. Ingevolge hun vordering heeft de heer voorzitter hun mandaat gegeven om huiszoeking bij u te doen met gebeurlijke inbeslagname, indien daartoe aanleiding bestaat...’
Hij reikte zijn bundeltje papieren aan Mathias over.
‘Als u zich wil overtuigen...’
Mathias keek de papieren in:
‘Je soussigné, président du tribunal de première instance à Gand...’
Maar hij las niet verder, hij kón niet verder lezen. De letters gingen aan het dansen, wriemelden dooreen, vloeiden in elkander tot een grijs vlak, dat dan echter verblindend wit werd, en waarop nu langzaam, tergend langzaam het gelaat van den ouden Lagrange zich afteekende. En Mathias keek op. De griffier stond nog altijd
| |
| |
naast hem, maar de zes andere mannen waren niet nader gekomen. Allen hielden zij echter star de blikken op hem gericht.
Doch Mathias zag alleen den ouden Lagrange. De oude Lagrange... Hij was oud, maar op dit oogenblik straalden zijn oogen met een ongemeenen gloed. Hij had eindelijk zijn revanche...
‘Kunnen wij het onderzoek beginnen?’ hoorde Mathias den griffier vragen.
Maar Mathias keek nu naar zijn woning, want aan de deur was Maria verschenen. Zij kwam haastig naar hem toe. Zij sprak geen woord. Zij kwam enkel naast hem staan en ternauwernood boog zij even het trotsche hoofd toen de heeren, ook de oude en de jonge Lagrange, voor haar den hoed afnamen.
‘Kunnen wij...’ begon de griffier opnieuw.
Toen wees Mathias met een moe gebaar naar de fabriek, daarmee beduidend, dat zij beginnen konden. Met den griffier en den jongen Lagrange voorop, gingen de mannen het atelier binnen.
‘Kalm blijven, Mathias,’ zegde Maria zacht, terwijl zij naast hem ook het atelier binnen ging. ‘In geen geval moogt ge uw kalmte verliezen...’
Hij knikte.
In het eerste gebouw, waar de grondstoffen lagen, hield men zich niet op, maar in het tweede, het magazijn met de afgewerkte stukken,
| |
| |
begon reeds het onderzoek. Mathias werd doodsbleek van woeste, machtelooze razernij toen hij Charles Lagrange langs de rayons zag stappen, nu en dan stil houdend en met een haast verachtelijk gebaar een stuk papier scheurend, waarin de balen stof gewikkeld waren... Daar had hij reeds een stuk, dat met de repetitiecylinders geweven werd en hij haalde er drie mannen, de drie experts ongetwijfeld, met een zegevierend lachje bij. En ging dan weer verder, steeds maar stukken papier afscheurend om de geweefsels te onderzoeken.
En verstomd, niet begrijpend, keken de magazijniers toe...
Maar Lagrange geraakte eindelijk klaar met dat onderzoek en nu kwamen zij in het atelier van de scheerders. Hier hielden zij zich niet op. Lagrange had weliswaar een haastigen blik voor de rekken, waarop de bobijnen opgesteld waren, maar hij stapte door.
Toen waren zij in de weverij, en een poos stonden zij allemaal stil en keken zij het ruime atelier in met de vele getouwen, die rusteloos, rusteloos hun eeuwig gelijken arbeid verrichtten.
Maar in het weversatelier was het niet meer Lagrange, die de leiding had. Het was een andere, het was die lange heer, dien de griffier daarstraks als Dornier had aangeduid. Hij ging gedecideerd naar het eerste paar getouwen toe
| |
| |
en den onthutsten wever deed hij met een enkelen wenk van tusschen de getouwen komen, die hij nu zelf stillegde. Hij klom op een van de getouwen en bekeek nauwkeurig de verschillende deelen van het armuur. Riep dan den wever en gebood hem, steeds met korte wenken, het getouw in gang te zetten. En keek weer nauwkeurig naar het armuur, dat nu werkte. Dan sprong hij van het getouw, kwam bij den griffier en Mathias en Maria hoorden hem in het Fransch zeggen:
‘Mijn systeem. Een paar wijzigingen, die er aangebracht werden, zijn van secundair belang en in feite onbeduidend. Het kan geen twijfel laten: dit armuur is met repetitiecylinders uitgerust, die volgens mijn stelsel vervaardigd werden...’
Dornier, door de anderen gevolgd, stapte verder, maar het was niet noodig, dat hij nog zoo nauwkeurig toekeek. Eén blik volstond nu om vast te stellen, dat het getouw met repetitiecylinders was uitgerust.
Maar het gedreun van de getouwen, dat gansch de ruimte vulde, verminderde, verminderde ras tot het heelemaal ophield, want al de getouwen waren stilgelegd geworden en nu hoorde men alleen nog het suizen van de poulies en het waaien van de breede riemen, tusschen en boven de getouwen, poulies en riemen, die
| |
| |
nutteloos nu, maar even ijverig verder draaiden en wentelden. Na het dreunen van al die getouwen was dit suizen en dit waaien echter bijna niet te hooren en een onheilspellende, haast dreigende stilte hing in het gebouw.
En daar stonden de wevers. Zij stonden langs beide zijden van de gang, die de groep nu doorliep. Zwijgende mannen, ernstige mannen, die niet begrepen, maar voorvoelden, dat er gevaar dreigde. Want Lagrange was daar, de oude Lagrange en de jonge Lagrange, en Lagrange kenden zij. Zoovelen onder hen immers, de meesten onder hen, hadden vroeger bij Lagrange gewerkt en waren opgestaan tegen zijn tyrannie... Zou hun patroon dan weer met hem af te rekenen hebben en was het dan toch waar wat de laatste dagen beweerd werd: dat alleen Lagrange het recht had om met de repetitiecylinders te weven, en hij Wieringer nog wel last zou weten aan te doen? En wie waren die mannen, die Lagrange vergezelden en hoe kwam het, dat de baas hun den toegang tot zijn fabriek niet weigeren kon?
‘Al de getouwen zijn met repetitiecylinders uitgerust?’ vroeg de griffier aan Mathias.
‘Van deze fabriek allemaal,’ antwoordde Mathias en het kostte hem zoo'n moeite het stilzwijgen te breken. ‘In de andere fabriek echter geen enkel...’
| |
| |
Maar Lagrange had het gehoord.
‘Dat zullen wij dadelijk onderzoeken,’ zegde hij.
En toen kwam Maria net op tijd met haar waarschuwenden handdruk, zooniet had Mathias misschien toch vergeten, dat hij kalm blijven moest.
Zij gingen dan allen naar de nieuwe fabriek en Dornier moest erkennen, dat deze getouwen inderdaad zonder repetitiecylinders werkten. Het onderzoek was er dan ook gauw gedaan en men keerde terug naar de oude fabriek, waar de wevers nog altijd het werk niet hadden hervat, maar nu in groepjes bijeenstonden en opgewonden het optreden van Lagrange bespraken. Maar zij zwegen toen de indringers terug waren en dreigend waren weer alle blikken op de twee Lagrange's gericht.
‘Ik wil weten hoeveel er reeds verkocht en geleverd werd van de artikels met repetitiecylinders geweven,’ zegde de oude Lagrange.
Mathias keerde zich naar den griffier.
‘Heeft een fabrikant het recht die inlichtingen van een concurrent te eischen?’ vroeg hij.
‘In dit geval wel,’ zegde de griffier.
‘Ik zal een bediende laten optellen hoeveel er reeds van deze artikels verstuurd werd,’ bracht na een poos Mathias met groote moeite uit.
| |
| |
‘Dat kunnen wij zelf doen,’ zegde de oude Lagrange kort. ‘De experts zullen de facturen nazien en de metrages opnemen. Het bureau?’
Weer keerde Mathias zich naar den griffier, maar de griffier knikte.
En Mathias, steeds met Maria aan zijn zijde, ging Lagrange en de anderen voor...
Lang duurde de optelling.
Het gebeurde in het groote bureau en alleen de experts werkten. Al de bedienden van Wieringer stonden zwijgend toe te kijken, en de twee Lagrange's, en de griffier, en Dornier, en Mathias en Maria zwegen ook. Men hoorde alleen de eentonige stem van een der experts, die de metrages van de verschillende zendingen opgaf. De twee andere experts schreven de getallen op.
De sirene van de fabriek loeide: het sein voor de werklieden, dat de dagtaak ten einde was en even later hoorde men in het bureau duidelijk de zware en de lichte stappen van de vele mannen en vrouwen, die buiten voorbij trokken. Mathias maakte een gebaar, dat de bedienden ook konden gaan en alleen de boekhouder bleef om zoo noodig aanwijzigingen te geven. En in de stilte klonk dan weer de stem van den expert, die steeds maar metrages opgaf...
Het was acht uur voorbij toen het werk ein- | |
| |
delijk gedaan was. Maar dan dacht Charles Lagrange nog aan watanders:
‘De stukken in het magazijn,’ zegde hij.
Zij volgden hem allemaal naar het magazijn en terwijl de experts de metrages opnamen van de balen geweefsels met repetitiecylinders vervaardigd, gingen de twee Lagrange's, Dornier en de griffier even verder confereeren, waar Mathias en Maria hen niet hooren konden. Het werd op een bepaald oogenblik een vinnige discussie, want Lagrange wilde den griffier van iets overtuigen, dat deze niet aanvaarden wilde. Tot Dornier tusschen beide kwam en Lagrange en den griffier tot een accoord wist te brengen.
Dan kwamen zij allen naar Mathias toe. De griffier sprak:
‘Ik meen, dat de klachten van de heeren Lagrange en Dornier gegrond zijn, meneer Wieringer. Ik, als griffier, heb hier niet te bevelen en niet te verbieden. De rechtbank zal beslissen. De heeren Lagrange en Dornier verzetten er zich echter formeel tegen, dat u nog verder met repetitiecylinders zoudt werken en dat u nog geweefsels, met dat systeem vervaardigd, zoudt verkoopen. Deze fabriek zou dan ook moeten stilgelegd worden, terwijl er geen bezwaren blijken te bestaan, dat de andere verder zou werken. Ik veronderstel, dat de heeren Lagrange en Dornier hun recht zullen vervolgen en ik
| |
| |
geloof goed te doen met u aan te raden geen stoffen met repetitiecylinders nog te vervaardigen of de reeds vervaardigde te verkoopen...’
Maar Mathias antwoordde niet. En de griffier drong ook niet verder aan.
Bij het afscheid was er even een knellende benauwdheid. De griffier nam zijn hoed af voor Maria en beproefde een beleefdheidsformule te vinden. Dornier en de drie experten groettén eveneens. De twee Lagrange s hadden zich echter reeds omgewend en stapten naar den uitgang.
‘Kom, Mathias,’ zegde Maria een lange poos later, ‘kom, wij gaan naar Simon. Hij zal naar huis gegaan zijn en hij verwacht ons...’
Nog altijd sprak hij niet. Hij ging met Maria mee. Hij ging zeer gebogen.
‘De eerste de beste mag dus uw fabriek binnenvallen en er een onderzoek instellen,’ herhaalde Mathias andermaal.
Hij begreep niet, kón niet begrijpen. Hij was geslagen, hij was vernederd. Hij kon zelfs niet denken aan de mogelijke gevolgen.
‘Ja,’ zegde Simon. ‘Van het oogenblik, dat de rechtbank de toelating geeft...’
‘Maar hoe kan de voorzitter van de rechtbank weten, dat er werkelijk redenen bestaan tot huiszoeking?’
| |
| |
‘Hij kan dit inderdaad niet weten,’ gaf Simon toe. ‘Alleen de aanklager wordt gehoord en geen enkel onderzoek bewijst de echtheid en de gegrondheid van zijn beweringen. Het is zeer goed mogelijk, dat hij niet het minste recht heeft om een perquisitie te eischen. Het brevet, dat hij den voorzitter voorlegt, kan waardeloos zijn, valsch... De uitvinding kan reeds tot het publiek domein behooren...’
‘En toch geeft de voorzitter de toelating!’
‘Toch geeft de voorzitter de toelating,’ bevestigde Simon. ‘Uw concurrent kan alles in uw fabriek komen nazien, kan uw briefwisseling en uw boekhouding napluizen, kan uw nieuwe dessins stelen, kan zelfs in voorkomend geval uw eigen ontdekkingen stelen!’
‘En dat is wettig!’ riep Mathias.
‘Wettig in een zekeren zin... Het slachtoffer kan op zijn beurt een klacht indienen en indien blijkt, dat de huiszoeking werkelijk onrechtmatig was en ze onwettig wordt verklaard door de rechtbank, dan wordt hij, die de huiszoeking gedaan heeft, ter verantwoording geroepen. En de jurisprudentie heeft nooit geaarzeld zeer hooge schadevergoedingen toe te kennen aan slachtoffers van ongewettigde huiszoeking en inbeslagneming. Als nu kon bewezen worden...’
Simon brak zijn zin af en keek Mathias aan.
‘Ik zegde u reeds, dat het inderdaad het stel- | |
| |
sel van Lagrange, of beter, van Dornier is,’ sprak Mathias moeilijk. ‘Ik heb het vervaardigd naar teekeningen van repetitiecylinders, die bij Lagrange gebruikt worden...’
Lang was het stil. Dan zegde Simon:
‘Een erg geval, waarvan voorloopig nog geen ontknooping te zien is. Tot waar zullen Lagrange en Dornier het drijven? Dat zullen wij wel gauw weten...’
Op 17 October 1905 ontving Wieringer een exploot van de rechtbank van eersten aanleg, waarbij hem werd beteekend, dat Etienne Dornier, ingenieur en constructeur te Lyon, en Charles Lagrange, nijveraar te Steenbrugge, hem assigneerden als namaker van een gebreveteerd systeem van repetitiecylinders, en als uitbater van datzelfde systeem. De assignaties behelsden de schattingen van de geleden schade volgens de vaststellingen bij de huiszoeking. Dornier eischte een schadevergoeding van 150.000 frank en Lagrange van 100.000.
‘Zal de rechtbank zulke waanzinnige eischen aanvaarden?’ vroeg Mathias aan Simon.
‘Aanvaarden? Zij moet welken eisch ook onderzoeken en na beide partijen gehoord te hebben, doet zij uitspraak.’
‘Meent ge, Simon, dat zulke geweldige schadevergoeding kan toegestaan worden? Lagran- | |
| |
ge, noch Dornier kunnen bewijzen, dat zij zooveel schade geleden hebben...’
‘Er wordt niet alleen rekening gehouden met de geleden schade,’ zegde Simon. ‘Ge moet begrijpen, dat geen enkel brevet nog zou geëerbiedigd worden indien de rechtbank den namaker slechts veroordeelde tot het betalen van de door den rechthebbende geleden schade.’
‘Er zou dus...’
‘Ik weet het niet, ik weet het niet... In elk geval doen wij 't best de zaak als zeer ernstig te beschouwen. Ge staat inderdaad zwak tegenover Lagrange en Dornier, zij hebben alle troeven in handen.’
‘Tweehonderd vijftig duizend... Dat beteekent... dat beteekent de ruïne, Simon!’
‘Het staat nog niet vast, dat de rechtbank de gevraagde schadevergoeding toekent. Gij zult u kunnen verdedigen, ge zult uw argumenten kunnen naar voor brengen... Er moet dadelijk een advokaat gezocht worden en ik ken den man, die voor zulke zaken aangewezen is. Een Gentenaar, die telkens voor de ‘Louisiane’ optreedt bij betwisting. Een knappe vent, die zich de kaas niet van het brood laat halen. Hij zal uw belangen flink verdedigen en wat vermeden kan worden, zal hij ook weten te vermijden. Wil ik een bijeenkomst met hem beleggen?’
Voor zij scheidden, zegde Mathias:
| |
| |
‘Laten wij er voorloopig Maria niet over spreken...’
‘Toch wel,’ zegde Simon. ‘Zij moet het weten.’
En het was goed, dat Maria van alles op de hoogte werd gesteld.
In de dagen, die volgden, toen Mathias totaal ontredderd was, wist zij opnieuw den strijdlust bij hem op te wekken. Weer was hij bereid Lagrange te bevechten.
Maar het overwicht op Lagrange, dat hij altijd had bezeten, had hij verloren. En hij voelde zich moe, en hij was angstig.
Maria, Maria was sterk.
|
|