| |
| |
| |
IV
Eigenlijk had Pieter-Jan de laatste jaren slechts weinig omgang gehad met zijn zoon. Niet alleen uit de zaak, maar ook uit het dagelijksche leven van Mathias en Maria had hij zich teruggetrokken en al hun pogingen om vader naar hen toe te halen hadden niet bereikt, dat hij zijn eenzaamheid prijs gaf. Nochtans hield hij veel van Mathias en Maria en van de kinderen, daaraan viel niet te twijfelen, maar hij moest een reden hebben om zoo te handelen. Het besef, dat hij behoorde tot een tijd, die onherroepelijk voorbij was? De ervaring, dat hij het jonge geslacht niet begrijpen kon?
Dat hij echter niettegenstaande zijn afzijdigheid, toch een bijzondere plaats was blijven innemen in hun leven, dat ervoer Mathias nu vader gestorven was. Duidelijk voelde hij die leegte aan. Ook in de fabriek, en dat kon Mathias onmogelijk verklaren. Want buiten het oude, doode handgetouw was er niets in de
| |
| |
ateliers, dat aan Pieter-Jan herinnerde. Zelfs de gebouwen niet, die nochtans voor het meerendeel door Pieter-Jan werden ontworpen. Het waren muren, die slechts beteekenis kregen door wat er zich binnen bevond. En de getouwen, de bobijnmolens en de scheermolens, en de geweefsels waren van Mathias. En toch bleef de geest van den vader er aanwezig, in de bureau's, in de ateliers, overal.
De eerste weken na het overlijden ontroerde dit vaak Mathias en het speet hem, dat er ooit verwijdering tusschen hen had bestaan. Maar schuldbewustzijn was het niet. Wat er was gebeurd, dat meeningsverschil toen Mathias mechanische getouwen wilde plaatsen en Pieter-Jan halsstarrig vasthield aan de oude handgetouwen, die hulp door Pieter-Jan verleend aan de wevers van Lagrange toen zij in werkstaking waren gegaan voor een zaak, die op voorhand verloren was, en die brand in het eigen atelier - het waren zooveel vergissingen geweest van Pieter-Jan. En hij kon niet anders dan zich uit de zaak terugtrekken; hij had de nederlaag geleden. Maar hierin had hij zich vergist: niet tegenover zijn zoon had hij de nederlaag geleden. Het was de nieuwe tijd, het waren de nieuwe methodes en de gewijzigde omstandigheden, die hem hadden overwonnen.
Mathias trof geen schuld.
| |
| |
En na een tijd was de afwezigheid niet meer zóó merkbaar; de herinnering aan vader verzwakte. Mathias had ook zooveel te doen en hoe langer hoe minder mocht hij toegeven aan het gevoel.
In December ging dan te Gent de nijverheidstentoonstelling voor de twee Vlaanderen door. En Mathias Wieringer nam er deel aan.
De oude De Lorier was toch in zijn opzet geslaagd en had bereikt, dat Lagrange en zijn comité Mathias tot de tentoonstelling uitnoodigden. Dat had niet zonder strijd kunnen gebeuren: tot het laatste toe had Lagrange zich teweer gesteld, maar hij had zich moeten gewonnen geven voor een macht, grooter dan de zijne.
Het was voor Lagrange een pijnlijke vernedering, die hij beproefde te wreken door Wieringer met geniepige middeltjes last aan te doen. Mathias zette zich echter hierom geen kwaad bloed. Hij mocht aan de tentoonstelling deelnemen, wat gaf het dan, dat hij onder allerhande drogredenen achteruit werd gesteld? Dat hij in de expositiezaal slechts weinig plaatsruimte toegemeten kreeg en dan nog in een afgelegen, duisteren hoek? Dat zijn naam in den catalogus heelemaal achteraan op de firmalijst werd geplaatst, zoogezegd omdat de tekst
| |
| |
reeds was gezet? Het deerde hem niet. Hij verheugde zich daarentegen heimelijk om die negeering, want des te grooter zou de overwinning zijn, die hij op Lagrange zou behalen.
En Mathias was zeker van de overwinning.
Koortsachtig was er de laatste weken gewerkt geworden en prachtige resultaten waren er bereikt. Raas Evenepoel en enkele andere wevers, waarin Mathias onvoorwaardelijk vertrouwen stelde, hadden de staalkettingen geweven en al de strooken werden, opdat het geheim bewaard zou blijven en de verrassing volkomen zou zijn, slechts laat naar het apprêt gebracht, zoodat zij juist voor de tentoonstelling klaar kwamen. Eerst dan, na de toebereidingen, kon over het effect geoordeeld worden en Mathias was enthousiast over zijn nieuwe artikels, de verschillende tweezijdige geweefsels, die ongetwijfeld een gansche omwenteling in de weefnijverheid zouden teweegbrengen. Lagrange en de Gentsche fabrikanten zouden wel niets hebben, dat daar tegen opwoog...
Maar hoe hoog Mathias zijn verwachtingen ook had gesteld, zij werden nog overtroffen. De tentoonstelling, althans wat betrof de textiel, stond in het teeken van de tweezijdige geweefsels van Wieringer. Zeker, er waren nog schoone artikels geëxposeerd, met prachtige dessins en schitterende kleurschakeeringen,
| |
| |
maar nieuw waren ze niet. Werkelijk nieuw en tevens sterk, zwaar en mooi, en goedkoop waren de artikels van Wieringer.
Het werd een triomf voor Mathias. Al die nijveraars, die vroeger onverschillig en zelfs misprijzend op hem neerzagen, hadden ineens hun houding gewijzigd en zij aanvaardden hem nu als hun gelijke. Zij zochten hem op, zij ondervroegen hem en luisterden belangstellend naar zijn meening en opvatting over dit en dat. Het vleide Mathias, maar na een paar dagen kwam hij tot het besef, dat hij zich intoomen moest of hij werd inderdaad aan hen gelijk, iets wat hij niet meer wenschte. Want die nadere kennismaking had hem een andere opinie gegeven over die groote, sterke fabrikanten. Zij waren verre van groot en verre van sterk.
En veel interessanter waren de koopers, de groote confectionneurs en de negocianten, die naar de tentoonstelling kwamen om de nieuwste artikels te zien en om te bestellen. Zoo overweldigend was het meesterschap van Wieringer, dat hij, zonder zich in te spannen, de meeste bestellingen wist in te palmen. Groote afnemers, aan wie hij tot nog toe nooit had kunnen leveren, bestelden nu bij hem ongehoorde hoeveelheden en dit niet alleen in de nieuwe dubbelzijdige geweefsels, doch ook in de gewone en de klassieke artikels. Hoe hij dit alles gefabri- | |
| |
ceerd zou krijgen, wist Mathias niet, maar daaraan kon hij, in den roes van de overwinning, niet denken. Onverstoorbaar noteerde hij de bestellingen en droeg er alleen zorg voor zich niet al te ver te engageeren wat den leveringstijd betrof.
Dan, kort voor de sluiting van de tentoonstelling, kwam de jury, die de onderscheidingen toekennen moest.
Mathias merkte hoe er geïntrigeerd werd, hoe sommige tentoonstellers de jury bewerkten en trachtten te beïnvloeden, om zelf aan de spits te komen of om een concurrent te kelderen. Hij had het niet kunnen bewijzen, maar toch was hij zeker, dat Lagrange al zijn invloed aanwendde om hem te discrediteeren, en al wist Mathias hoe machtig en gewiekst zijn tegenstander was, toch wilde hij aan dit intrigeeren niet meedoen, wilde hij zich niet verdedigen. Zijn werk was daar. Zelfs indien men hem de verdiende onderscheiding wist te ontnemen, zou hij de overwinnaar zijn.
Maar Lagrange leed opnieuw de nederlaag: hij kon niet beletten, dat wat Simon Lobert Mathias eens had toegewenscht, de gouden medaille, dat die Mathias ook werd toegekend. Veel heeft Mathias niet gesnapt van de Fransche toespraak, die een oude heer, de gouverneur, hield bij de overhandiging van het diplo- | |
| |
ma. En Maria, die bij de plechtigheid aanwezig was, heeft er al niet veel meer van begrepen, al kende zij zoo goed Fransch.
Het waren twee overmoedige, uitgelaten menschen, die 's avonds naar Steenbrugge terugkeerden, twee blijde kinderen, die bij Simon en Irène binnenkwamen, Mathias met de gouden medaille op de borst en Maria, zegevierend zwaaiend met het diploma.
En Simon hoefde niet aan te dringen op de reusachtige fuif, die hij bedongen had...
Na de glorie, het werk. Weer moest er een geweldige krachtsinspanning worden gedaan, maar Mathias vreesde ze niet, want hij voelde zich sterk als nooit te voren.
Al de mechanische getouwen waren met de nieuwe artikels bezet en de gewone geweefsels werden vervaardigd door de handwevers, die sterk aangevuld werden. Doch ook nu, net zooals het was geweest bij de opkomst van de armuurartikels, toen ook de bestellingen in massa toestroomden, was het aanwerven van handwevers slechts een lapmiddel, dat geen oplossing bracht. Noch in de nieuwe artikels, noch in de gewone konden al de bestellingen worden uitgevoerd en weldra was er een niet meer in te halen vertraging.
Want naast de zware commandes van de
| |
| |
groote afnemers waren er de tallooze bestellingen van de minder belangrijke cliënten, die ook heel wat vertegenwoordigden. Leonard Bruneel, de reiziger, was niet in te toomen en hij deed reusachtige zaken. En Mathias hield te veel aan die kleine cliënteele, die hem steeds trouw was gebleven en die ook meest winst afwierp, dat hij ze had verwaarloosd om alleen de groote koopers te verzadigen. Maar het was moeilijk om in die koortsachtige jacht het hoofd koel te houden en zoodanig te handelen, dat geen enkele cliënt àl te ontevreden was.
Hoe speet het Mathias nu, dat hij het plan om een tweede fabriek in werking te stellen, niet reeds ten uitvoer had gebracht. Want als hij ooit de gelegenheid had om de markt te veroveren, dan was het nu. Zeker, nooit meer zou men hem kunnen verdringen bij de belangrijke koopers, zijn naam was gemaakt. Maar van de bevoorrechte positie, die hij nu innam, zou hij niet meer genieten wanneer Lagrange en de andere fabrikanten van Steenbrugge en Gent ook de tweezijdige geweefsels zouden kunnen leveren, wat wel gauw het geval zou zijn. Als hij nu met het bouwen aanving, zou het nog een heelen tijd duren vooraleer in die nieuwe fabriek zou kunnen geweven worden, nog maanden... Maar dat was geen reden om nog langer te wachten.
| |
| |
Mathias kocht dan den grond aan de overzijde van de straat, achteraan de fabriek. Een uitzinnig hoogen prijs betaalde hij er voor, want zijn gewiekstheid van zakenman liet hem in den steek voor dien eenvoudigen boer, die wist, dat Wieringer den grond moest hebben en die dan ook hardnekkig aan zijn prijs vasthield. Maar Mathias betreurde het niet zoo erg, dat hij te veel had betaald. Hij was gelukkig eindelijk den grond te bezitten, die hem toeliet zijn zaak verder uit te breiden. Alle schikkingen werden getroffen om in de Lente, zoo vroeg als het weer het toeliet, met het bouwen een aanvang te nemen. En het zou een modelfabriek worden.
Hij was heelemaal vervuld van die plannen en hij stelde er al zijn verwachtingen op om eindelijk volop te kunnen werken en zonder vertraging de bestellingen te kunnen uitvoeren, toen hij onverwacht in de gelegenheid werd gesteld om de voortbrengst op te voeren.
Filip Bruwiere was de eenige zoon van een der oudste fabrikanten van Steenbrugge, Emile Bruwiere, die, na Lagrange, de tweede was geweest om mechanische getouwen te plaatsen en ‘met het vuur’ te weven. Het was een weverij van veertig getouwen en zoo lang de oude Bruwiere de leiding had, werden er flinke zaken gedaan, want hij was een goede fabrikant en
| |
| |
zakenman. Maar hij was gestorven en de zoon bleek niet de kwaliteiten te hebben van den vader. En anderzijds gedroeg hij zich op een manier, die door de burgers van Steenbrugge als onwaardig bestempeld werd. De oude had hem nog eenigszins kunnen intoomen, maar toen die er niet meer was, leefde Filip Bruwiere er zoo woest op los, dat hij de zaak op een tijdsverloop van enkele jaren volledig tenonder bracht. Hij werd failliet verklaard en zijn fabriek werd te koop gesteld.
Toen Mathias er van op de hoogte werd gesteld, zag hij er dadelijk de mogelijkheid in om zijn moeilijkheden op te lossen. Als hij de fabriek en het materiaal kocht...
Er waren bezwaren. Het grootste bezwaar was, dat hij niet voortdurend het oog zou kunnen houden op het werk. Hij had nu eenmaal de manie om alles zelf te willen regelen en alles naar zijn wil te doen uitvoeren. Raas Evenepoel zou hij kunnen aanstellen als ondermeester, want op Raas kon hij vertrouwen, maar toch... En als eens de nieuwe fabriek zou opgetrokken zijn en ingericht, zou de weverij van Bruwiere nog slechts zeer weinig nut hebben. Het materieel bleef zijn waarde behouden en hij zou het kunnen overbrengen, maar de fabriek zelf zou hij wel van de hand moeten doen.
Maar naast de bezwaren waren er de voor- | |
| |
deelen. Zelfs in de veronderstelling, dat hij verlies onderging als hij de fabriek verkocht, zouden op die enkele maanden de veertig getouwen voldoende hebben opgebracht om het verlies te vergoeden. En het groote voordeel: de cliënten zouden regelmatiger worden bediend.
Hij sprak Maria over het plan. Geestdriftig was ze niet.
‘Neemt ge niet te veel hooi op de vork, Mathias?’ vroeg ze hem. ‘De nieuwe fabriek, die over enkele maanden in werking wordt gesteld, die van Bruwiere, de oude... Ge zult op den duur zooveel werk hebben, dat gij er niet meer overheen zult zien...’
‘Wel neen,’ zegde Mathias. ‘Te veel werk zal er nooit zijn.’
En Maria glimlachte, overwonnen. Maar indien Mathias goed had opgelet, indien hij niet zoo heelemaal vervuld was geweest van zijn plannen, had hij opgemerkt dat er weemoed schuilde in dien glimlach...
Mathias kocht de fabriek van Bruwiere, met gansch den inboedel, getouwen, bobijn-, spoelen scheermolens, kammen, rieten, boomen en een hoeveelheid grondstoffen. Ook nu was hij in zijn verwachtingen bedrogen geweest: hij betaalde veel meer dan hij had berekend, want er
| |
| |
waren meer liefhebbers, waarvan een in zijn hardnekkigheid den prijs zoo hoog opdreef, dat Mathias bijna den strijd opgaf. Maar hij had dan nog een bod gedaan en het eigendom werd hem toegewezen.
Ditmaal was Mathias echter niet zoo tevreden als hij het was geweest toen hij den grond had aangekocht. Hij kon de gedachte maar niet van zich afzetten, dat hij zich te ver had gewaagd en dat hij dit eens zou betreuren. Een onrust maakte zich van hem meester. Hij kon weliswaar beschikken over veel geld, maar voor de eerste maal werd het hem duidelijk, dat zijn bezit niet onuitputtelijk was en dat hij zich beperkingen diende op te leggen. Hij stond immers voor nog andere geweldige uitgaven: de onkosten van het bouwen en het inrichten van de nieuwe fabriek, het aankoopen van nieuw materieel. En waarmee hij ook rekening moest houden: als er volop gewerkt werd, zou er een veel grooter bedrijfskapitaal noodig zijn.
Ja, hij zou meer voortbrengen, dus ook meer winst boeken en zonder tegenslagen zou hij het kapitaal, dat in de gebouwen en het materieel werd belegd, terugwinnen. Maar het besef, dat hij moést werken, dat het werk zélf zijn kapitaal was geworden, gaf hem, naast een vaag en niet te verklaren gevoel van kracht, ook een ander gevoel, een gevoel van vrees en dit laatste
| |
| |
overwon vaak het eerste. Maar ook die vrees was vaag en niet te verklaren. Het was als een voorbode van onheil. Indien hij zich nu weer bedroog in zijn verwachtingen, indien hij niet volop werken kon en die winsten niét verwezenlijkte... En stond elke nijveraar niet bloot aan onverwachte verliezen?
Mathias moest nu denken aan zijn vader, die immer zoo voorzichtig was geweest. Pieter-Jan zou zich zeker nooit zoo ver hebben gewaagd. Die voorzichtigheid van zijn vader had Mathias vroeger overdreven gevonden, en dat was ze ook. Maar hij besefte nu, dat zoolang vader had geleefd, die voorzichtigheid een tegenwicht had gevormd voor zijn eigen voortvarendheid. En in de oogenblikken waarop dit gevoel van vrees Mathias beheerschte, miste hij zoo de rustige zekerheid en de onwankelbare bedachtzaamheid van vader.
Maar dan kwam de overmoed boven en had hij weer vertrouwen in zichzelf. Had hij immers het gouden eereteeken niet gewonnen? Hij was sterker dan Lagrange, sterker dan de fabrikanten van Gent en Steenbrugge en hij zou het halen op hen.
Hij twijfelde daar niet meer aan toen enkele weken later de eerste stukken geweefsel op de getouwen van Bruwiere vervaardigd waren. Voortaan kon er in grootere mate voldaan wor- | |
| |
den aan de bestellingen, die niet verminderden, maar daarentegen nog toenamen.
Toch had Mathias zich weer vergist in zijn vooruitzichten. Had hij rekening gehouden met een verhooging van het bedrijfskapitaal, nooit had hij zich kunnen voorstellen, dat het zulk een aanzienlijke verhooging zou zijn. Hoofdzakelijk kwam dat hierdoor, dat de groote koopers, aan wie Mathias nu zooveel leverde, niet zoo vlug en zoo regelmatig betaalden als de oude cliënten. Zestig en negentig dagen crediet bedongen zij, waarna zij dikwijls om nog een uitstel vroegen. Het tegoed op de cliënten werd steeds grooter, bereikte een totaal om van te duizelen en het was natuurlijk, dat het reservekapitaal opgebruikt was.
Het viel Mathias zeer zwaar, dat hij op zijn beurt ook om crediet verzoeken moest. Hij sprak er Simon Lobert over, want ‘La Louisiane’, was veruit de grootste leverancier van grondstoffen. Gelukkig verwonderde Simon zich niet over dat verzoek, maar vond hij het heel normaal, dat Mathias voortaan op zestig dagen wenschte te betalen.
‘Betaalden al onze cliënten op twee maand...’ zuchtte Simon. ‘Ge zoudt groote oogen opzetten, Mathias, moest ge weten hoeveel last we hebben om van sommige groote fabrikanten van Steenbrugge geld los te krijgen...’
| |
| |
Sommige groote fabrikanten van Steenbrugge, had Simon gezegd... Maar voor Mathias was het alsof hij Lagrange had genoemd. Inbeelding? Toch niet. De toon en de gelaatsuitdrukking van Simon lieten veronderstellen, dat hij inderdaad op Lagrange zinspeelde.
En het vertrouwen van Mathias, het vertrouwen in zichzelf, dat even was geschokt geweest, stond weer pal. Werken, werkenl Jawel, zijn arbeid was zijn grootste kapitaal en zijn stevigste waarborg.
|
|