| |
| |
| |
Ruimtelijke en architectonische veranderingen binnen de singels
Kadastraal minuutplan uit 1828
Hoe historici ook mogen oordelen over het bewind van Napoleon, het is in ieder geval aan zijn keizerlijk decreet van 1811 te danken dat de kadastrale administratie werd ingevoerd, waardoor we beschikken over betrouwbaar en gedetailleerd kaartmateriaal van alle dorpen en steden in Nederland. De kadastrale kaarten waren in de eerste plaats bedoeld als objectieve grondslag voor de belasting, die vroeger eenvoudigweg werd verpacht, een situatie die wel eens aanleiding gaf tot omkoperij en machtsmisbruik. De kaarten met bijbehorende leggers geven voor het eerst in de geschiedenis een betrouwbaar beeld van de stadsplattegrond en het grondgebruik. De stad verschilde bij de eerste kadastrale opmeting in 1828 nog niet veel van de zeventiende-eeuwse situatie, maar het verschil tussen 1828 en 1995 is enorm. Hier en daar is de stad onherkenbaar veranderd, meestal niet ten goede, zo kan de liefhebber van het oude Gouda niet nalaten te denken. Maar sommige gedeelten zijn vrijwel ongeschonden gebleven, zoals het gebied rond de Janskerk, de Oost- en Westhaven, de Gouwe, de Markt, de Turfmarkt, de Peperstraat en enkele andere straten in het centrum. Vooral aan de randen is de band met het verleden vervaagd, wat onder meer te wijten is aan de dempingen en de stadsvernieuwing. De dempingen worden door menigeen in Gouda betreurd en waren niet altijd nodig. Dat lag anders bij de stadsvernieuwing uit de jaren zeventig van de twintigste eeuw (Stadsvernieuwing, 1976). Toen werd er meer gesloopt dan nodig was, maar het is te begrijpen dat de stad verlost wilde worden van al die piepkleine, naargeestige huisjes die in de tweede helft van de negentiende eeuw voor het industrieproletariaat uit de grond waren gestampt. De nieuwe woningbouw, meestal in meer lagen en in goedkoop ogende lichtbeige baksteen, heeft wel de kwaliteit van de huisvesting verhoogd, maar niet de kwaliteit van het stadsbeeld. De schaal van de oude stad is nu eenmaal niet berekend op immense woonblokken. Het gebied
binnen de singels werd in 1979 aangewezen als beschermd stadsgezicht conform artikel 21 van de Monumentenwet uit 1961, al kon met dit wettelijk instrument het gemeentelijk beleid niet ineens totaal veranderen.
Grote doorbraken voor het verkeer zijn de stad bespaard gebleven: na enkele pogingen gaf het stadsbestuur de moed op. Een eerste poging was de verbreding van de Aaltje Baksteeg in 1914 (Smook, Binnensteden, 1984, 96). Onduidelijk is welk direct nut men van deze verbreding verwachtte, omdat de steeg niet deel uitmaakt van een doorgaande route. In 1951 wilde het stadsbestuur de verkeersafwikkeling tussen de Oosthaven en de Doelenbrug verbeteren en begon alvast met de verbreding van de Lange Noodgodsstraat, maar toen de sloopwerkzaamheden tot halverwege de Walestraat waren gevorderd, veranderde het stadsbestuur zijn plannen. In 1959 werden echter nieuwe doorbraken aangekondigd in het Stedebouwkundig Basisplan, waarin burgemeester K.F.O. James aan de gemeenteraad schreef: ‘De binnenstad heeft een stratenpatroon, dat niet opgewassen is tegen de sterke toeneming van het wegverkeer, welke de laatste decenniën te zien gaven en dit nog minder zal zijn tegen de verdere sterke toeneming van het verkeer, welke voor de volgende decenniën verwacht wordt.’ Na deze ambtelijke volzin volgden de concrete voorstellen. De Raam zou worden gedempt, maar dat was in 1951 al besloten. De gedempte gracht zou onderdeel worden van een verkeersverbinding
| |
| |
335 Manuscriptkaart van Gouda door stadsbouwmeester L. Burgersdijk (1870-1877): de Markt en Janskerk.
336 Manuscriptkaart van Gouda door stadsbouwmeester L. Burgersdijk (1870-1877): het gebied tussen de Gouwe en de Turfmarkt.
| |
| |
337 Manuscriptkaart van Gouda door stadsbouwmeester L. Burgersdijk (1870-1877): het gebied tussen Kleiweg en Lange Tiendeweg.
338 Manuscriptkaart van Gouda door stadsbouwmeester L. Burgersdijk (1870-1877): het gebied ten zuiden van de Lange Tiendeweg.
| |
| |
339 Manuscriptkaart van Gouda door stadsbouwmeester L. Burgersdijk (1870-1877): het gebied rond de Peperstraat en de Raam.
340 Manuscriptkaart van Gouda door stadsbouwmeester L. Burgersdijk (1870-1877): het gebied ten noorden van de Drapiersteeg en de Lange Willemsteeg.
| |
| |
tussen het Bolwerk en de Veerstal. De Kuiperstraat zou verbreed moeten worden en een verbeterde aansluiting krijgen op de beide Noodgodsstraten en de Doelenstraat. De Barbaratoren ‘komt vrij te staan in de verbrede Kuiperstraat’, aldus het Basisplan. Er zou ook een doorbraak komen naar de Karnemelksloot door verbreding van de Stoofsteeg, de Cappenersteeg en het Paradijs, met een nieuwe brug over de Blekersingel. Ten oosten van de Kleiweg zou een nieuwe verbinding worden aangelegd tussen het plein achter de Waag en de Blekersingel, parallel aan de Kleiweg, met een brug over de singel. Vanaf de Crabethstraat zou een verbinding worden gemaakt met de Nieuwehaven door de bouw van een brug over de Kattensingel en die verbinding zou worden doorgetrokken naar Achter de Vismarkt door verbreding van de Vrouwesteeg en de Naaierstraat. Bij de Vlamingstraat zou een brug komen over de Turfsingel. De Lemdulsteeg zou worden verbreed en er zou een parkeerterrein worden aangelegd tussen de Houtmansgracht en de Wilhelminastraat. Er zou ook een parkeerterrein komen ter plaatse van de Slapperdel, de steeg die vroeger aan de Vrouwesteeg lag. En er zou een doorbraak komen tussen de Nieuwehaven en de Wilhelminastraat via de Slapperdel en de Nieuwstraat.
Afgezien van de demping van de Raam, de vernieuwing van de Lemdulsteeg, de brug over de Turfsingel en de aanleg van de parkeerterreinen is er van de plannen weinig terecht gekomen.
| |
Kleiweg en de Nieuwe Markt Passage
Wie de Kleiweg vanuit het noorden ingaat, ziet de gevelwand aan de linkerzijde even terugbuigen waardoor een klein plein wordt gevormd. Te bewijzen is het niet, maar hier - direct achter de vroegere Kleiwegpoort - zou een wagenplein gelegen kunnen hebben. Dergelijke pleintjes lagen wel vaker achter middeleeuwse stadspoorten. Toevallig of niet, in 1885 lag er nog een stalhouderij, namelijk aan de westzijde, direct achter molen De Noord die tot 1865 op de hoek van de Kleiweg heeft gestaan en waarvan de veelhoekige plattegrond in de huidige bebouwing bewaard is gebleven. Stallingen voor paarden en koetsen lagen ook in de nabijheid van de andere stadspoorten en ze hebben hun bestaan nog lang kunnen rekken. Op de hoek van de Lange Tiendeweg en de Geuzenstraat bevond zich nog in het begin van de twintigste eeuw de stalhouderij van Eberveld. Nadat Gouda in 1867 een spoorwegstation had gekregen, waren de treinreizigers voor het vervolg van hun reis op trekpaarden aangewezen en daarom had het hotel tegenover het station een stalhouderij. Dit hotel van J.N. Both lag op de hoek van de Crabethstraat en werd in 1938 vervangen door de kantoren van De Goudse Verzekerings Maatschappij (Veerman, Oude Ansichten, 1976, 5).
Afgezien van de Kazerne, is bijna alles aan de oostkant van de Kleiweg nieuw. Hier, op het voormalige terrein van het Maria Magdalenaklooster stond sinds 1614 het Pesthuis dat in 1799 werd overgedragen aan de militie (Dam, Marktgebied, 1988). Het werd in 1841 verbouwd en bestemd tot Kazerne en zo staat het sindsdien met zijn vierentwintig traveeën met rondboogvensters in twee reeksen boven elkaar als een lange, gepleisterde doos in deze uithoek van de stad. Door zijn ongewone lengte dreigt het gebouw zijn verhoudingen te verliezen, maar dat gevaar wordt enigszins verminderd door de twee symmetrisch in de voorgevel geplaatste risalieten met grote poortdeuren. Boven de poorten en in de kopgevels bevinden zich fors bemeten oculi. In dit bouwwerk was tussen 1882 en 1904 het vijfde bataljon van de infanterie gelegerd, dat tot taak had de waterlinie te verdedigen. Voor de Kazerne lag een ruim exercitieterrein, dat na het vertrek van de militairen in 1922 tot 1976 veemarkt is geweest. Dit plein is sinds de aanleg van een groot winkel- en kantorencomplex verdwenen. Voor de Kazerne ligt nu een winkelstraat met fietspad met een rij boompjes, de Agnietenstraat. Aan de andere kant van de straat is in 1990 de Nieuwe Markt Passage gebouwd, een complex met winkels, kantoren, woningen en een parkeergarage met dakplein naar ontwerp van Atelier PRO uit Den Haag in opdracht van de Haagse projectontwikkelaar MAB in combinatie met financier Aegon. De Kazerne maakte deel uit van de algehele herinrichting van dit gebied en werd in 1986 verbouwd onder leiding van architect A.C. Bitter. Het gebouw bevat nu een bioscoop, enkele winkels en drie woningen op de verdieping. Het concept voor deze ingreep in het stadslichaam staat op naam van stedenbouwkundige J.A. Keijzer (Pollmann, Herbestemd, 1994, 55). Midden op de Nieuwe Markt staat een levensgroot, bronzen beeld van een boerin die een grote, ronde kaas in haar armen houdt. Dit kunstwerk, in 1988 gemaakt
| |
| |
341 Luchtfoto uit 1927 van het gebied rond de Kleiweg. Achter de Kleiwegkerk staat de kazerne en ter plaatste van het vroegere exercitieterrein staat de veemarkthal. Boven de kazerne is de Varkenmarkt te zien en daarboven de Nieuwe Markt bij de Agnietenkapel. Rechts op de foto de Vrouwetoren (KLM Aerocarto).
342 Luchtfoto uit 1928 met in het midden de Vrouwetoren. Rechts hiervan ligt de Slapperdel, de smalle, doodlopende steeg die haaks op de Vrouwesteeg staat. Links van de Vrouwetoren ligt - aan de Nieuwehaven - de Eerste Burgerschool voor Meisjes en ten noorden ervan het steegje De Portemonnaie (KLM Aerocarto).
| |
| |
343 De Kleiwegsbrug in 1904.
344 De ontwerptekening van de Kleiwegsbrug uit 1869 (Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, nummer 1105, 298).
door Ineke van Dijk, is een eerbetoon aan degenen op wie de vervaardiging van de kaas in feite neerkwam: de boerinnen.
Er zijn in dit gebied nog enkele restanten van de vroegere structuur te herkennen. Zo liep langs de westgevel van de Kazerne een zijl ter plaatse van de huidige Kazernestraat. Door dit watertje, dat in de jaren dertig werd gedempt, gingen vroeger de groenteschuiten vanuit de Blekersingel op weg naar de Naaierstraat via het Agnietenwatertje, langs de Sint Anthoniestraat en Blauwstraat (Scheygrond, Straatnamen, 1979, 86). Tussen de Kazernestraat en de Kleiweg staan de grote nieuwbouwcomplexen van McDonalds, C&A, Hij, Het Kruidvat, Blokker, Vroom en Dreesmann en de Hema. Waar nu de Hema staat, stond een gepleisterd dwarshuis met een voortuin met daarin een grote boom die zijn takken tot ver buiten de rooilijn stak. Hier bouwde autohandelaar J. Hulleman in 1928 een modernistisch vormgegeven garage met een benzinepomp op de stoep (Dolder, Oude Ansichten, 1980, 20). Zo begon de modernisering van de oude Kleiweg. Aan de noordzijde van de autogarage stond toen nog het Oude Vrouwenhuis, maar niet lang meer. Het werd in 1937 afgebroken. En ten noorden hiervan stond de Kleiwegkerk die in 1964 werd afgebroken. Dit gedeelte wordt nu ingenomen door de genoemde grootwinkelbedrijven met hun grote, al te grote en te ongevoelig vormgegeven bouwvolumes. Waar deze nieuwbouw aan de Kleiweg eindigt, bevindt zich de Nieuwstraat die naar de Nieuwe Markt Passage loopt. Deze straat staat nu haaks op de Kleiweg, maar liep voorheen onder een schuine hoek in noordoostelijke
| |
| |
345 De kazernepoort rond 1910 gefotografeerd vanaf de Varkensmarkt.
346 De heringerichte en gerestaureerde kazerne ligt aan een nieuw aangelegde straat die de historiserende naam Agnietenstraat draagt.
richting, parallel aan de richting van de oude perceelscheidingen. Tegenover de ingang van de Nieuwstraat lagen aan het einde van de negentiende eeuw de twee huizen van uitgeverij G.B. van Goor met hun mooie witgepleisterde lijstgevels. De twee huizen werden kort na 1900 afgebroken en vervangen door een winkelpand van witte baksteen met art nouveau ornamentiek, de stijl die voor deftige winkels lijkt te zijn uitgevonden. De art nouveau ontbreekt in bijna geen enkele Goudse winkelstraat, maar tot de buitensporige weelderigheid, waartoe ze zich zo goed leent, is het nergens gekomen. De sierstijl waarmee de twintigste eeuw begon is aan de Kleiweg beperkt gebleven tot enige tegeltableaus in de boogvelden en enkele vloeiende lijnen in de architectonische details.
Om nu terug te keren tot de Nieuwstraat zelf, deze werd in de jaren 1584-1589 aangelegd op het terrein van het Maria Magdalenaklooster (Scheygrond, Straatnamen, 1979, 92 en 138). Op dit terrein werd, zoals gezegd, in 1841 de Kazerne gebouwd ter plaatste en mogelijk met gebruikmaking van muurwerk van het hier in 1611 gebouwde Pesthuis. Het terrein aan de noordzijde van de Kazerne wordt op het kadastrale minuutplan uit 1828 Pest Kerkhof genoemd, door zeven huisjes gescheiden van het Pest Erf. Deze zeven huisjes werden in het begin van de achttiende eeuw gebouwd voor de huisvesting van proveniers uit het Oude Vrouwenhuis aan de Kleiweg (Walvis, Beschrijving, 1714, 191). Het exercitieterrein werd in 1922 tot veemarkt bestemd en toen deze in 1977 werd opgeheven, kwam er ook een einde aan het bestaan van het mooie, in 1911 aangelegde plein dat achter de Agnietenkapel lag. Wat nu Nieuwe Markt heet en vroeger deel uitmaakte van het kloosterterrein van de Agnieten, is een restant van deze in 1911 aangelegde Nieuwe Markt. Deze markt was destijds nodig om ruimte te scheppen voor de sterk gegroeide veehandel (Dam, Marktgebied, 1988, 23). Voor de aanleg van dit nieuwe plein werd het Agnietenwatertje gedempt.
347 De Blekersingel in 1910.
348 Stalhouderij Eberveld in de Geuzenstraat omstreeks 1910.
| |
| |
349 De Kleiwegkerk van Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart in 1963. Aan de rechterzijde is de kazerne nog net zichtbaar.
350 Transept en koor van de Kleiwegkerk in 1963.
Hoe de Kleiweg er voor de komst van de autohandelaar Hulleman uitzag, kan men zich met behulp van oude foto's een goed beeld vormen. De Kleiweg is tegenwoordig een winkelpromenade. Hier en daar zijn - boven de etalages - wel wat aardige gevelontwerpen uit het begin van de twintigste eeuw bewaard gebleven, zoals die van de schoenwinkel Van Woensel naast het laat negentiende-eeuwse blok op de hoek van de Turfmarkt. Deze bakstenen gevel is gevat in natuurstenen muurdammen die overgaan in de gevelafdekkingen van de beide topgevels van het dwarsgeplaatste zadeldak. Vreemd aan deze constructie is dat dit huis in de rij twee zelfstandige zijgevels lijkt te hebben. En nog vreemder is dat de gekoppelde vensters op de tweede verdieping geheel in natuursteen zijn gevat met twee uitspringende sierlisenen aan weerszijden van de middelste drie vensters. Dat die liseentjes bekroond moesten worden door cirkelvormige ornamenten valt toe te schrijven aan de poging van de architect iets origineels te bedenken, maar waarom die nadruk op de tweede verdieping?
| |
De Kleiwegkerk
Waar nu het warenhuis van Vroom en Dreesmann ligt, stond tot 1964 de Kleiwegkerk van de parochie van Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart. Ten zuiden van de kerk lag de pastorie. De kerk werd gesticht door de in 1856 tot parochie verheven statie, die sinds 1818 was gevestigd in de Gasthuiskapel. In 1870 kochten de kerkmeesters een aantal panden aan de Kleiweg, vanaf het huis genaamd De Aap tot aan het Oude Vrouwenhuis voor de nieuwe parochiekerk. Deze werd tussen 1877 en 1879
351 Woonhuis aan de Kleiweg in 1910, waar in 1973 de Hema werd gebouwd.
gebouwd naar ontwerp van A.C. Bleys. De eerste steen werd in 1878 gelegd door deken en pastoor P.C.Th. Malingré en de kerk werd in 1879 geconsacreerd door de bisschop van Haarlem. De toren kon om financiële redenen pas in 1902 worden toegevoegd, maar die mocht er dan ook zijn met haar hoge gestalte en scherpe naaldspits. De kerk bestond uit een driebeukig schip van vijf traveeën, een transsept en een koor van twee traveeën met vijfzijdige sluiting. De kerk bezat een orgel op de westelijke tribune, een hoofdaltaar naar ontwerp van de Antwerpse beeldhouwer Pierre Peeters, een communiebank en een preekstoel. Tegen de transeptgevels waren smalle galerijen gebouwd voor de weeskinderen. Het interieur moet erg mooi zijn geweest met al die feestelijke beschilderingen op de wanden en op het houten, spitsbogige tongewelf van het middenschip (Kalf, Katholieke Kerken, 1906, 260-261. Rosenberg, Kerkelijke Bouwkunst, 1972, 127). Voordat de kerk in 1964 werd gesloopt, zijn er voor zover bekend niet eens kleurenfoto's gemaakt. Neogotiek werd toen nog algemeen veracht als een waardeloze namaakstijl.
| |
| |
352 Luchtfoto van de Markt in 1927 (KLM Aerocarto).
| |
De Markt
Gouda heeft een van de mooiste pleinen ter wereld, dat al in 1943 werd beschermd op grond van artikel 43 van de Woningwet (Kluyver, Marktverordening, 1946). Op de vroegste foto's zien we een kaal plein met hier en daar houten paaltjes om het vee tijdens marktdagen te kunnen vastleggen. De schoonheid ligt meer in de vorm en de maten van het plein dan in de architectuur van de gebouwen eromheen, want die is niet bijzonder, afgezien dan van de voorname Waag, het gotische stadhuis
353 De zuidwand van de Markt, tot in het begin van de twintigste eeuw Oudelle genoemd (foto van Henri de Louw uit 1881).
| |
| |
354 Aan de Markt nummer 72 werd in 1900 een nieuw politiebureau gebouwd met een pronkgevel in de stijl van de Hollandse renaissance.
355 Plattegrondtekening van het politiebureau aan de Markt uit 1900 met de in 1978 aangebrachte wijzigingen voor de huisvesting van wethouders.
356 De Wijdstraat in 1904 met gebouw De Zon dat als een stedenbouwkundig kamerscherm het marktgebied afsluit. De Zon werd in 1909 vervangen door een nieuw warenhuis van lichtgele baksteen met een voor die tijd zeer grote etalage in staal. Met zijn vriendelijke erkertjes en hier en daar wat glas-in-loodramen hoopt het gevaarte op enige stedenbouwkundige erkenning. Bovenop het dak staat een koperen zon als huisteken te blinken. Het gebouw werd in 1990 gerestaureerd en ingericht tot speelautomatenhal.
en het deftige gebouw Arti Legi. De rest bestond en bestaat uit onopvallende huizen, waarvan de meeste als winkel in gebruik zijn. Voor de marktbezoekers waren er enige etablissementen, zoals hotel De Zalm, restaurant De Harmonie, café Belvédère en hotel Het Herthuis. De Harmonie lag aan de noordzijde van de Waag en is in 1938 afgebroken. Het gebouw was vermoedelijk in de tweede helft van de achttiende eeuw tot stand gekomen door samenvoeging van drie huizen, waarbij het middelste huis als schijnrisaliet was opgevat. Het rechter deel werd in 1914 vervangen door het hoge hoekgebouw van de bank van T. Goedewaagen. Dit gebouw was ontworpen door de Rotterdamse architect W. Stok en werd in 1936 verbouwd en in 1989 nogmaals aangepast. Sindsdien staat hier een van de somberste bouwwerken van Gouda. Uit het te grote gebaar waarmee gepoogd is bij de traditionele architectuur aan te sluiten, spreekt iets hopeloos en ook iets machteloos. Op de hoek van de Markt en de Hoogstraat ligt café Belvédère, waar in de zeventiende eeuw de Rederijkerskamer De Goudsbloem was gevestigd, althans dat vermoedt men (Jong, Gouda, 1992, 23). Aan de westzijde van de Markt lag het Herthuis, ter plaatse van het brede gebouw waarin tegenwoordig een drogisterij is gevestigd.
De zuidwand van de Markt, waarachter de Janskerk oprijst, heette tot ongeveer 1900 Botermarkt. In de zestiende eeuw werd dit gedeelte van de Markt ook wel Oudelle genoemd. Het gebogen gedeelte van de Markt heette tot in het begin van de twintigste eeuw Regenboog en de westwand - het verlengde van de Kleiweg - heette Koestraat. Op de oudste foto van de Markt, in 1867 gemaakt door J.H. Kiebert, zien we nog enkele zeventiende-eeuwse huizen met bakstenen tuitgevels en boogvelden boven de vensters. De ramen zijn al wel naar negentiende-eeuws schuifmodel. Op de foto's van Henri de Louw uit 1881 zijn hier en daar nog enkele
| |
| |
357 De oostzijde van de Markt, de Regenboog, tussen de Waag en de Hoogstraat in 1904 op een ansichtkaart van A. Quant. Naast de Waag lag Café De Harmonie en op de hoek van de Hoogstraat Café Belvédère.
358 De oostzijde van de Markt tussen de Waag en de Stoofsteeg, vroeger Regenboog geheten, op een door B. Gompers uitgegeven ansichtkaart (omstreeks 1915). Het marktgebied rond het stadhuis was het epicentrum van de handelsactiviteiten. Naast Hotel de Zalm zijn stroopwafels te koop, daarnaast is de Goudsche Courant gevestigd en een deur verder bevindt zich een melksalon, een wat deftiger aanduiding dan melkwinkel.
zeventiende- en achttiende-eeuwse huizen te zien, in enkele gevallen inclusief hun topgevels, maar de negentiende-eeuwse lijstgevels zijn in de meerderheid en de grotere gebouwen hebben al geheel nieuwe voorgevels. Het oudste huis op de genoemde foto's is vermoedelijk het Herthuis aan de Koestraat. De voorgevel dateerde uit de zestiende eeuw (Scheygrond, Straatnamen, 1979, 124 en 125).
De Markt behoort evenals de Kleiweg tot het winkelgebied met hier en daar een uitspanning. Het stadhuis, de Waag, het voormalige Politiebureau, dat in 1900 werd gebouwd, en Arti Legi vertegenwoordigen de stedelijke overheid, respectievelijk openbaar bestuur, toezicht op de handel, handhaving van de openbare orde, de rechtspraak en de kunsten. Het Politiebureau, een ontwerp van stadsarchitect L. Burgersdijk, heeft een voorgevel in de stijl van de Hollandse renaissance met speklagen, een trapgevel met natuurstenen versieringen en een fronton met bovenop drie gepunte bollen. De stijl maakt duidelijk dat de Sterke Arm wortelt in oudhollands recht. Bij het winkelgebied van de Markt hoort ook het korte stukje van de Wijdstraat, die aan de zuidzijde wordt afgesloten door het grote winkelpand waarin sinds 1990 een speelautomatenhal is gevestigd. Hier stond het witgepleisterde, laat negentiende-eeuwse gebouw De Zon, waarin de firma van Vroom en Dreesmann een filiaal opende. Het nieuwe, nog bestaande gebouw van gele baksteen is in 1909 gebouwd naar ontwerp van P.G. Buskens (Berg, Jongere Bouwkunst, 1992, 11). Het moet met zijn enorme etalages een uiterst moderne indruk hebben gemaakt en met zijn balkonnetjes en glas-in-lood doet het gele gevaarte ook zijn best om een vriendelijke indruk te maken. Dat was volgens A. Loosjes helemaal niet gelukt. ‘Welk een wansmaak’, schreef hij in 1923 in het tijdschrift Buiten, ‘is het niet treurig, dat men straffeloos voor tientallen van jaren een stad op een dergelijke manier kan verontreinigen?’ Zijn verontwaardiging was terecht, maar aan het einde van de twintigste eeuw raakt ook dit monstrum een tere snaar. Het gebouw is in 1990 gerestaureerd en bovenop het dak is ter herinnering aan zijn voorganger een blinkende metalen zon geplaatst.
| |
| |
359 De tekenzaal van Arti Legi aan de Zeugstraat.
360 De bouwtekening uit 1886 van de tekenzaal aan de Zeugstraat (stadsarchief).
361 De achterkant van de stad aan de voet van de Janskerk. Op de foto uit 1965 is het kaploze huis Achter de Kerk 10 te zien. Links de brede steunbeer met poortje van de zuidelijk transeptarm van de kerk.
362 Het kostershuis (Achter de Kerk 15) in 1962. Het statige, evenwichtig geproportioneerde huis uit het begin van de negentiende eeuw staat gedeeltelijk op de zijl die hier langs de zuidzijde van de Janskerk loopt. De tuin ernaast is bezig het huis te verzwelgen.
| |
Arti Legi
Het witgepleisterde gebouw met het opschrift ‘Arti Legi’, dat aan de oostzijde van de Markt ligt, werd in 1854 gebouwd ter plaatse van een middeleeuwse voorganger, waarin sinds het begin van de zeventiende eeuw de botermarkt was gevestigd en voordien de Grote School. Het gebouw werd ontworpen door architect W.C. van Goor. De gevel doet vermoeden dat hier voorname en gewichtige zaken werden besproken. Daarop wijzen niet alleen de evenwichtige gevelindeling onder de feestelijke bekroning en het kleine balkon in het midden, dat voor proclamaties geschikt zou zijn, maar ook het Latijnse opschrift waaruit blijkt dat het gebouw zowel de Kunst als de Wet dient. De Wet zetelde beneden in de vorm van het Kantongerecht en voor de Kunst ging men de trap op, waar de Stadstekenschool was gevestigd. Maar er waren nog andere instituties die van het gebouw gebruik maakten, zoals de Schuttersraad, de Kamer van Koophandel en Fabrieken, de Schoolcommissie, de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, de Gezondheidscommissie en de Commissie van Toezicht op de Stedelijke Muziekschool. En in de ochtenduren hielden de stadsgeneesheren er spreekuur voor de armen. In 1874 werd mede op initiatief van tekenleraar Johannes Bertelman het Museum van Oudheden opgericht en in dit gebouw ondergebracht. In 1939 is de collectie overgebracht naar het Catharina Gasthuis. Het Kantongerecht was sinds 1854 gehuisvest in het gebouw Arti Legi (Berg, Markten, 1993, 12, Habermehl, Monumentaal, 1987, 4 en Lange van Wijngaerden, Beschrijving, III, 1879, 22). In 1886 werd achter Art Legi een nieuw gebouw opgetrokken dat op de begane grond een nieuwe tekenzaal voor de Stadstekenschool bevatte. Op de verdieping bevond zich een zaal die bestemd was voor onder andere de Schuttersraad en de Kamer van Koophandel (Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, 12, nummer 1109).
| |
Achter de Kerk
Het straatje rondom de Janskerk heet Achter de Kerk en is vanaf de Markt alleen te bereiken via de Kerksteeg. Het straatje is smal en was voor het begin van de twintigste eeuw nog smaller door de vele huisjes die tegen de kerkmuren waren aangebouwd. Het kleine gebied aan de voet van het kerkgebouw heeft hier en daar het karakter van een binnenterrein, vooral waar de achterkanten van de omringende huizen in het zicht komen, maar er zijn ook plekken waar de rommeligheid een romantische schoonheid krijgt, zoals aan de zuidzijde van de kerk. Hier, aan de kant van de tuin van het Catharina Gasthuis, staat het houten loodsje van steenhouwerij Roodbol. De ouderdom van dit bouwsel is moeilijk te bepalen, maar
| |
| |
363 De bocht van de Gouwe. Luchtfoto uit 1950. Links de waterloop van Achter de Vismarkt die in 1954 zou worden gedempt. In het midden de twee zuilenhallen van de Vismarkt en rechts de Gouwekerk. Aan het einde van de Gouwe ligt nog de beweegbare Hoornbrug die in 1950 zou worden vervangen door de huidige stenen brug. Onderaan op de foto is het grote dak te zien van de remonstrantse kerk die in 1988 werd gesloopt, met uitzondering van het portaaltje (KLM Aerocarto).
het zou nog restanten van zijn zeventiende-eeuwse voorganger kunnen bevatten, want men zegt dat Gregorius Cool hier in het begin van de zeventiende eeuw zijn werkplaats had. Het loodsje is in 1983 grondig gerestaureerd en wordt nog altijd gebruikt als steenhouwerswerkplaats, waarbij de Janskerk zo vriendelijk is om een stukje van haar zuidgevel ter beschikking te stellen als steunmuur voor de wat grotere natuurstenen platen. Het enige keurige woonhuis in deze omgeving is de kosterij op nummer 15: een symmetrisch opgezet huis met lijstgevel en schilddak uit omstreeks 1800. Naast dit zorgvuldig gemetselde huis ligt een tuin. De zijgevel aan de kant van deze tuin is witgepleisterd, misschien om het groen beter te laten uitkomen.
| |
Langs de Gouwe
De Gouwe stroomt bij het in 1575 aangelegde bolwerk de stad in. Wat er nog van dit bolwerk over was, is in 1960 verdwenen door de aanleg van het verkeersplein dat nu Bolwerk heet. Binnen de stad heet de westelijke kade Hoge Gouwe en de andere kant Lage Gouwe. Het - nauwelijks merkbare - hoogteverschil tussen de beide oeverwallen zou kunnen samenhangen met de voorstedelijke bodemvorming. Bij de Donkere Sluis houdt de Gouwe op rivier te zijn: de Haven is gegraven of ze is een gekanaliseerd deel van de riviermonding. De bocht bij de Gouwekerk is de laatste manifestatie van de Gouwe als rivier en dat doet zij op een elegante en zwierige wijze. De hoge kerk van Sint Jozef zet dit stedenbouwkundige gebaar sinds 1903 luister bij. De plaats van de kerk is treffend, maar wel toevallig, want de kerk is de opvolgster van de in 1769 gebouwde Minderbroederkerk die weer in de plaats kwam van de zeventiende-eeuwse statie van de minderbroeders. Misschien is de Gouwe bij de zuilenhallen van de Vismarkt wel het mooist. Ook dominee Craandijk was onder de indruk: ‘... en schoon is het stadsgezigt, dat aan het einde, bij de Vischmarkt, den wandelaar boeit. 't Is daar nog een regt schilderachtig
| |
| |
364 Hoge Gouwe 187-189 met de gebouwen van de voormalige Goudsche Lichtfabriek, later Gemeentelijk Electriciteits Bedrijf. Foto uit 1992.
365 Hoge Gouwe 191-199 in 1962. Achter de huizen torenen twee van de drie gashouders die behoorden tot de Goudsche Lichtfabriek. De huizen zouden kort daarna worden gesloopt.
hoekje, met de brug over het breede water, met de afwisselende lijnen der onregelmatige huizen, met het hooge dak der St. Janskerk, een echt Hollandsch stadsgezigt, ernstig en toch zoo vol leven’ (Craandijk, Wandelingen, 1888, 59).
Het eerste gedeelte van de Lage Gouwe tussen de Nieuwehaven en het Regentessenplantsoen werd tot ver in de negentiende eeuw Het Galgeveld genoemd naar de plaats waar in de middeleeuwen de ter dood gebrachte misdadigers tentoon werden gesteld totdat hun lijken waren vergaan. Dit galgenveld is in de vijftiende eeuw verplaatst naar de Schielandse Hoge Zeedijk en ter plaatse van deze lugubere plek aan de Gouwe stonden al in 1448 enige stadshuizen. Toch is de toponiem nog eeuwen in het geheugen van de stad bewaard gebleven (Scheygrond, Straatnamen, 1979, 51). Aan de overzijde, aan de Hoge Gouwe dus, lag het Mariaklooster, later het Proveniershuis en daarna de Energiefabriek met de drie gashouders. De gasfabriek, die hier in 1853 was opgericht door de firma Westerman & Robbé, nam na enkele malen te zijn uitgebreid het gehele terrein van het vroegere Proveniershuis in beslag, waarbij van de oude bebouwing niets bewaard kon blijven. Nadat de stad de gasfabriek in 1887 had overgenomen, werden allerlei installaties gemoderniseerd: het oude retortenhuis met de machinekamer en enkele bijgebouwen werden toen gesloopt voor de bouw van een nieuw zuiverhuis, een ketelhuis, een nieuwe machinekamer, een directiekantoor, een steenkolenloods
366 Luchtfoto uit 1928 van de gasfabriek (KLM Aerocarto).
| |
| |
367 Foto uit 1964 van het huis op de hoek van het Nonnenwater en de Hoge Gouwe met op de achtergrond de vroegere winkel van J.L. Bruns op de hoek van de Lage Gouwe en de Turfmarkt.
368 Lage Gouwe 140: een hoog bedrijfsgebouw met bovenwoningen uit de jaren zeventig van de negentiende eeuw verkleed als stadspaleisje met neorococo snijwerk rond de centrale ingang en wulpse consoles onder de kroonlijst. De gevel is naar behoren gevat tussen hoekblokken en het middenrisaliet is niet meer dan een bewijsje
369 De etalage van de kleding- en stoffenzaak van J.L. Bruns op de hoek van de Lage Gouwe en de Turfmarkt omstreeks 1910 (foto uit de verzameling van Henny van Dolder).
en regeneratieloodsen (Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, 12, nummer 1110). Ook dit alles was van tijdelijke aard en op enkele gebouwen na bevindt zich achter de Hoge Gouwe een verlaten en treurige vlakte. Er staat nog de in 1909 door gemeentebouwmeester L. Koole ontworpen Electrische Centrale van het Gemeentelijk Energiebedrijf, een bakstenen hal van vier traveeën met zware rondbogen op de begane grond, hoge vensters met segmentbogen waarboven een uitgekraagde gootlijst op gemetselde boogjes. Links van de ingangstravee, die bekroond wordt door beeldhouwwerk van de voormalige Potterspoort (twee leeuwen die het stadswapen vasthouden), staat nog een bakstenen machinehal met een gevel van muurdammen tussen smalle, hoge glaspanelen, nors van uitdrukking zoals verwacht mag worden van een gebouw dat energie moet produceren. Boven de ingang staan de initialen van de Goudse Lichtfabriek: GLF. Tussen deze hal en het moderne, uit de jaren vijftig daterende kantoorgebouw op de hoek van het Nonnenwater staat een verkommerd restant van een negentiende-eeuws woonhuis. Hier, aan het begin van de Gouwe, is het stadsbeeld zwaar geschonden, ook door de demping van het Nonnenwater in 1960, maar eenmaal voorbij dit punt herstelt het beeld zich weer en kan de Gouwe haar laatste traject in een gepast stedelijk decor vervolgen.
Aan de Lage Gouwe, tussen de Nieuwehaven en de Turfmarkt, lag de oude pottenbakkerij In de Gecroonde Spaerpot. Deze naam met het jaartal 1657 leest de voorbijganger op de gevelsteen boven de begane grond van nummer 208. De bakstenen gevel met natuurstenen banden, korfbogen boven de vensters en een trapgevel met natuurstenen dekplaten kan zeventiende-eeuws zijn, maar zo te zien is daarbij veel te danken aan een twintigste-eeuwse restauratie. Achter dit huis lag een touwslagerij, zoals er in Gouda meer op achtererven te vinden waren (Scheygrond, Straten, 1981, 171). De directeur van de genoemde pottenbakkerij woonde op nummer 192, direct naast de zijl die hier uitkwam. De plaats van de gedempte zijl is te herkennen aan de smalle onbebouwde tussenruimte tussen de huizen. Vrijwel alle verdwenen zijlen hebben zulke sporen in de stad nagelaten.
Op de hoek van de Lage Gouwe en de Turfmarkt stond het eerste warenhuis van Gouda. De firma van J.L. Bruns had sinds 1883 de beschikking over een grote hal op de begane grond van een woningbouwcomplex uit de jaren zeventig van de negentiende eeuw. Nieuw waren de geweldig grote, bijna vier meter hoge en ongeveer drie meter brede etalageruiten: een stukje Parijs aan de Lage Gouwe. Dit hoekgebouw is in 1979 vervangen door een woongebouw van twintig appartementen in lichte baksteen, waarbij de architect van het Utrechtse bureau Knoop & Nieuwveld moeite heeft gedaan om enige variatie in het geheel te brengen. Het is een typisch product van de naar kleinschaligheid strevende architectuurstroming van die jaren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de blank gelakte kozijnen van wisselend formaat, de gevarieerde gevelindelingen en de toepassing van zadeldaken tussen tuitgevels. Voorbij de Turfmarkt staan vrijwel alleen nog maar monumenten, beschermd of nog niet beschermd. De meeste hebben traditionele gevels, mooi en harmonieus, niet uitzonderlijk en dat is misschien wel de essentie van het gave stadsbeeld. Lage Gouwe 166 valt wat dit betreft een beetje uit de toon. Het gevelontwerp mag dan in grote lijnen traditioneel zijn, de uitwerking verraadt de wil om te breken met de traditionele vormgeving. Hoe dat
| |
| |
370 Hoge Gouwe 61-65 in 1962. De poort en de beide gepleisterde pakhuizen maakten deel uit van de Goudsche Siroopfabriek. Alles gesloopt in 1964.
moest, was nog niet duidelijk en daarom is het nieuwe gezocht in de decoraties, zoals de ongewone vorm van de hardstenen puibekleding, de vreemdsoortig gekrulde voluten in de boogtrommels boven de vensters, de ongekende plaatsing van diamantkoppen, de luchtigheid van de erker met balkon boven de deur en de poging om met siermetselwerk de gevelbekroning een wat kunstzinniger aanzicht te geven. Het huis werd in 1904 gebouwd. Even verderop aan de Lage Gouwe staan drie huizen uit het derde kwart van de negentiende eeuw met de voor die tijd karakteristieke gepleisterde venstersomlijstingen met kuif en de rechte kroonlijsten, ondersteund door gesneden consoles. De drie huizen zijn van ongelijke breedte en hoogte, maar door de gelijkvormige decoraties vormen ze toch een eenheid. Zelfs de grote poortdeuren in het breedste huis, nummer 140, lijken minder storend in het geheel dan het kreupele huisje ernaast. Architectonische details spelen misschien een grotere rol in het stadsbeeld dan men soms denkt.
Achter zulke negentiende-eeuwse gevels bevinden zich vrijwel altijd oudere huizen, meestal uit de achttiende of zeventiende eeuw en soms zijn er nog oudere restanten van middeleeuwse houtconstructies bewaard gebleven. De gevel is niet altijd het jongste onderdeel. Soms gaan moderne interieurs schuil achter historische geveltjes. Achter elke gevel bevindt zich een particulier gebied, meestal ontoegankelijk, met een goeddeels onbekende geschiedenis. Zelfs bijzondere bestemmingen, zoals werkplaatsen of kerken zijn niet direct zichtbaar. Zo ligt achter het huis Lage Gouwe 200-206 een diepe fabriekshal die in 1986 werd ingericht tot kerkzaal van de Pinkstergemeente. Aan de overzijde, Hoge Gouwe 139, bevindt zich, slechts herkenbaar aan een bescheiden opschrift, de kerk van de christelijk gereformeerden. Achter het onopvallende negentiende-eeuws woonhuis met een brave lijstgevel op gebeeldhouwde consoles verrees in de jaren dertig een kerkgebouw in gereformeerde stijl met smalle hoge vensters in de zijgevel en een zwaar, rood pannendak dat halverwege wordt onderbroken door lagere dwarskappen.
Wie onbekend is in Gouda ziet de brede, gepleisterde pronkgevel aan de Hoge Gouwe 107-113 niet direct aan voor een kerkgebouw. Het zou de gevel van een theater kunnen zijn met al die feestelijke taartversieringen, maar de elegante maskerade verhult de kerk van de oud-katholieken, de Sint Jan Baptist, die uit een echte schuilkerk is voortgekomen. Aan de Hoge Gouwe 59, waar nu het weinig subtiele, met betonnen heipalen versierde gebouw van het Arbeidsbureau staat, lag tot aan het einde van de jaren zestig de Goudsche Siroopfabriek. Deze fabriek had zich in drie woonhuizen aan de Hoge Gouwe gevestigd en langzamerhand de achterliggende opstallen tot aan de Raam toe aangekocht. Dit gehele complex is in 1964 met de grond gelijk gemaakt voor de bouw van het hierboven genoemde Arbeidsbureau dat overigens inmiddels een andere functie heeft gekregen.
Een van de deftigste huizen is Hoge Gouwe 77. De gepleisterde lijstgevel heeft bij een restauratie in de jaren zeventig zijn achttiende-eeuwse roedeverdeling teruggekregen. Die konden worden gereconstrueerd op grond van de maatvoering van de binnenluiken. De negentiende-eeuwse schuiframen met zes grote ruiten zijn vervolgens uitgebroken. Hierdoor valt de gevel enigszins uit de toon.
371 Hoge Gouwe in 1970 met het gat van de verdwenen Siroopfabriek en rechts het witgepleisterde huis op nummer 77, met nog negentiende-eeuwse schuifvensters.
| |
| |
372 De Sint Jozefkerk in 1970 gezien vanaf molen De Roode Leeuw aan de Vest. De vieringtoren priemt als een raket de lucht in. De huisjes van de Nobelstraat op de voorgrond zijn enige jaren geleden gesloopt voor de bouw van moderne woningen. De rij huisjes met tuitgevels aan de achterzijde waren in de jaren zeventig van de negentiende eeuw aan de Nobelstraat toegevoegd.
373 De Sint Jozefkerk aan de Gouwe (1971).
374 Plattegrondtekening van de Sint Jozefkerk van architect C.P.W. Dessing uit 1902.
| |
| |
375 Doorsnede tekeningen van de Sint Jozefkerk uit 1902. Links de doorsnede van de tweede travee naar het westen gezien en rechts de doorsnede over het transept naar het oosten.
376 Het schip van de Sint Jozefkerk naar het westen in 1995.
377 Het koor van de Sint Jozefkerk (ongedateerde oude foto).
| |
Gouwekerk
De neogotische kerk aan de Hoge Gouwe werd tussen 1902 en 1904 gebouwd voor de Sint Jozefparochie, die in 1856 was ontstaan uit de in 1633 door pater Gregorius Simpernel opgerichte statie. Het ontwerp is van architect C.P.W. Dessing. De uit rode baksteen opgetrokken kerk is een driebeukige kruisbasiliek met een door zijkapellen geflankeerd, vijfzijdig gesloten koor. De beide transeptarmen zijn eveneens vijfzijdig gesloten. De lichtbeuk rust op ronde kolommen met colonnetten en bladkapitelen. De inwendige architectuur is uitgevoerd in ongepleisterd metselwerk en de gehele kerk is overkluisd met kruisribgewelven. In de eerste travee van de zuidelijke zijbeuk en in de tweede travee van de noordelijke zijbeuk bevinden zich veelhoekig uitgebouwde kapellen. Ten noorden van het koor is een ruime sacristie aangebouwd met twee flankerende nevenruimtes en achter de zuidelijke koorkapel ligt de paramentenkamer. Op de kruising van het dak staat een tachtig meter hoge, zeshoekige houten spits die al van verre zichtbaar is. De spits lijkt gebouwd om de toren van de Janskerk te kleineren, wat na eeuwen protestantse hegemonie misschien wel gerechtvaardigd was, maar de bereikte hoogte is gebaseerd op een plompe aanzet op de kruising. De voorgevel heeft drie portalen
| |
| |
378 De pastorie van de Sint Jozefkerk in 1998: neorenaissance uit de jaren tachtig van de negentiende eeuw.
met wimbergen en wordt geflankeerd door achthoekige traptorens die ter hoogte van de dakvoet door middel van een uitgekraagde loopgang met elkaar verbonden zijn. Het schip en de transeptarmen worden geschoord door luchtbogen, maar zonder pinakels. Het interieur werd in 1906 door Jan Kalf smakeloos genoemd (Kalf, Katholieke Kerken, 1906, 262). In 1972 besloot het kerkbestuur de kerk te verkopen. Het voortbestaan van het gebouw kwam daardoor in het geding, wat tot grote onrust onder de plaatselijke bevolking leidde. Uiteindelijk kwam het in bezit van de Stichting Johan Maasbach Wereldzending. De pastorie naast de kerk is ongeveer vijftien jaar eerder gebouwd, ook in een neostijl, maar dan die van de renaissance, met gepleisterde banden en blokken, siermetselwerk in de boogtrommels, zuiltjes en rijke topgevel.
| |
Midden-Holland en de Gouweschool
Aan de Hoge Gouwe 31 staat het gebouw Midden Holland, zoals is te lezen op de cartouche boven de rondbogige doorgang in het midden. Het werd rond 1890 gebouwd als hulppostkantoor, maar in 1894 verkocht aan de Sint Jozefparochie om het als weeshuis te gebruiken. Later werd er een bewaarschool in gevestigd nadat het in 1931 verbouwd was door Jac. P. Dessing, de zoon van C.P.W. Dessing (Dolder, Onderwijs, 1997, 31). Het gebouw staat enige meters achter de rooilijn waardoor er een klein voorplein is ontstaan. De gevel draagt de kenmerken van de Hollandse renaissance met imitatiespeklagen, hoekblokken, siermetselwerk in de boogvelden boven de vensters, diamantkoppen als voortzetting van de cartouche en de tuitgevel met schouderstukken.
Naast de oud-katholieke kerk lag de Gouweschool, achter nummer 103. De gepleisterde gevel van dit slechts één venster brede gebouwtje deelt de geprofileerde daklijst met het linker buurhuis. Toch is het een apart huisje dat de toegang vormde tot de Gouweschool die voorheen de Da Costaschool heette (Dolder, Onderwijs, 1997, 31). Mogelijk gaat het hier om de Rooms Katholieke Jongensschool die in 1885 wordt genoemd (Adresboek 1885, 113). Het schoolgebouw bestaat nog en grenst met zijn achtergevel aan de Raam. Het is opgedeeld in een aantal kleine wooneenheden.
Tussen restaurant Brunel (Hoge Gouwe 23), waarvan de daklijst door drie gekleurde putti wordt ondersteund, en de Peperstraat staan enkele mooie laat negentiende-eeuwse huizen met gepleisterde vensteromlijstingen. Aan de onderzijde van nummer 21 is een gedenksteen aangebracht met het volgende opschrift: ‘Hier woonde en werkte, zij het volstrekt vergeefs, Pieter Bas van 1876-1881. De miskenning zijner bedoelingen drukte jarenlang als een steen op het plaatselijk geweten en werd op 2 mei 1964 door Pieter Bas Huijgen hier ingemetseld’. Zoals we weten uit de door Godfried Bomans gepubliceerde Memoires was Pieter Bas korte tijd burgemeester van Gouda.
| |
Tussen Zeugstraat en Houtmansgracht
Het stadsgedeelte ten noorden van de Lange Tiendeweg wordt gekenmerkt door sterke en plotselinge tegenstellingen tussen oud en nieuw. Aan de kant van de Blekersingel is bijna alles nieuw. De Lange Tiendeweg is dankzij de continuïteit in het winkelbestand goed bewaard gebleven. De bekende Goudse fotograaf Henri de Louw heeft de Lange Tiendeweg in 1881 gefotografeerd vanaf de brug over de singelgracht. Op deze foto is te zien dat op de plaats van het huidige hoekhuis Café Neuf was gevestigd, de opvolger van het achttiende-eeuwse Maastrichtse Bierhuis. Het oude, mogelijk nog zestiende-eeuwse hoekhuis werd aan het einde van de negentiende eeuw vervangen door het huidige gebouw met neorenaissance gevelversieringen. Hier doet zich het verschijnsel voor dat het gebouw is vernieuwd, maar de functie niet. Het is nu Café Sport (Jong, Gouda, 1992, 30). Naast het café rijst het hoge gebouw van de oude Sint Jorisdoelen op, dat na een verbouwing in de jaren tachtig van de twintigste eeuw zijn tweede functieverandering heeft ondergaan. In 1850 was het doelengebouw stedelijk gymnasium geworden en in 1880 hogereburgerschool. Toen werd de school aan de achterzijde uitgebreid onder leiding van architect C.P.W. Dessing, waaraan in 1890 een conciërgewoning werd toegevoegd. In het stadsarchief bevindt zich de ontwerptekening van deze conciërgewoning uit 1890 (Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, 12, nummer 1110). Alles wat Dessing aan het oude doelengebouw heeft toegevoegd, mocht niet behouden blijven. Het werd in de jaren tachtig van de twintigste eeuw
| |
| |
379 Ansichtkaart van de Houtmansgracht en de Blekerssingel gezien vanaf de Tiendewegbrug omstreeks 1910. Links het witgepleisterde gebouw van de Avondschool voor Ambachtslieden.
380 Café Neuf aan het begin van de Lange Tiendeweg in 1881 (foto van Henri de Louw).
gesloopt en ik geloof niet dat iemand er een traan om heeft gelaten, zelfs de oudleerlingen niet.
Wel valt nog te treuren om het verlies van de mooie, witgepleisterde Avondschool voor Ambachtslieden, die in 1869 op het voormalige doelenterrein werd gebouwd. Ze stond aan het water van de Blekerssingel, waarin het zich kon spiegelen. Dit statige bouwwerk, mogelijk een ontwerp van W.C. van Goor, is in 1955 afgebroken en vervangen door het nog bestaande Politiebureau uit 1957. Aan de zuidkant van het Politiebureau loopt een straatje dat de Houtmansgracht met de Rozendaal verbindt. Dit straatje, Paradijs geheten, werd rond 1870 aangelegd ter plaatse van een gedempte zijl. Ook in dit straatje stond een school, een ambachtschool. Het moet een imposant, maar somber bouwwerk zijn geweest. Het heeft er nog, geloof ik, tot 1988 gestaan en is toen met geweld - want het was een stevig gebouw - neergehaald voor een nieuwe vleugel van het politiebureau. De school was in 1910 gebouwd naar ontwerp van stadsarchitect L. Koole en uitgevoerd door de bekende Goudse aannemer H.J. Nederhorst (Dolder, Onderwijs, 1997, 16).
Wat er, na de bouw van de Avondschool in 1869, nog over was van de oude schietbaan van de Sint Jorisdoelen werd in 1870 geschonken aan de Nederlandsche Bouwvereniging voor de bouw van een reeks woningen langs de Houtmansgracht, die hier tot 1976 hebben gestaan. Ter plaatse staan nu de bejaardenwoningen van de vereniging Het Volksbelang (Geselschap, Vogelenzang, 1982, 119). Meer naar het noorden ligt de Robaarstraat, aan de zuidzijde van de Nieuwe Markt Passage. De straat heette voor 1977 Robaarsteeg. De naam is echter op verzoek van de bewoners veranderd, omdat zij het woord steeg te denigrerend vonden klinken nadat de stadsvernieuwing er een nette straat van had gemaakt. De oude steeg was
| |
| |
381 De Muilenpoort in 1965.
maar enkele meters breed en de huisjes waren er uiterst klein, kamerwoningen eigenlijk, met nog een ruimte onder het zadeldak. Sommige huizen hadden tuitgevels, andere een echte verdieping die door een kroonlijst werd afgesloten. Er bestaat een foto van de steeg uit 1950 (Scheygrond, Straatnamen, 1979, 167).
| |
Tussen Spieringstraat en Houtmansplantsoen
Het gebied ten zuiden van de Lange Tiendeweg werd in de middeleeuwen beheerst door religieuze en liefdadige instellingen. De vroegere stadsarchivaris J.E.J. Geselschap noemde dit gebied ‘de stille buurt’. Dat is nog steeds zo, al wordt de stilte af en toe onderbroken door gejoel van kinderen op de speelplaats van de Casimirschool aan de Koestraat. Aan de oostzijde van deze school wonen bejaarden en aan de westzijde ligt het sombere en gesloten bakstenen bouwwerk dat in 1884 werd gebouwd als Openbare Lagere School nummer 1, de latere Klaas de Vriesschool. Het is een onderwijsfort bestaande uit een twee verdiepingen hoge en negen vensters brede vleugel tussen hoekrisalieten met topgevels, die beide nog eens zes vensters aan de lange vensterreeks toevoegen. Wie Klaas de Vries was, schijnt niemand meer te weten, maar het is niet te hopen dat hij in dit neerdrukkende gebouw onderwijs heeft moeten genieten. Het ontwerp staat op naam van stadsbouwmeester L. Burgersdijk. Het biedt sinds 1994 onderkomen aan het Streekarchief Hollands Midden. Een veel vriendelijker ogend gebouw is de Sint Aloysiusschool aan de Spieringstraat uit 1905, een katholieke school naar ontwerp van architect C.P.W. Dessing. De school is alleen te bereiken door een ijzeren bruggetje over de zijl langs de Spieringstraat. In de hal wordt de herinnering aan de stichting van de school met behulp van gewichtige gedenkstenen levend gehouden. Er is een Eerste Steen met het jaartal 1905 en de naam van degene die hem heeft ingemetseld. Dat was monseigneur P.C.Th. Malingré. Boven deze steen werd een jaar later nog een steen ingemetseld ter gelegenheid van de inwijding op 30 april 1906. Uit het opschrift blijkt ook dat de school werd gesticht door de Rooms Katholieke Inrichting van Liefdadigheid. Dat dit schoolgebouw er nog staat, is te danken aan protestacties van buurtbewoners tegen het voornemen van de gemeente om hier een parkeerterrein aan te leggen.
Tussen Groeneweg 30 (het voormalige schoolgebouw) en het Swanenburghs Hofje lag tot 1972 een klein poortje met enkele armzalige huisjes onder een doorlopend zadeldak. Dit werd het ‘Verbrande Erf’ of ‘Poortje achter 't Weeshuis’ genoemd. De huisjes zijn kort voor de sloop in 1972 gefotografeerd (Scheygrond, Straatnamen, 1979, 199).
De Geuzenstraat, een zijstraat van de Lange Tiendeweg, is rond 1592 aangelegd over het terrein van het opgeheven klooster van Sint Catharina. De straat staat op het kadastrale minuutplan uit 1828 vermeld onder de naam ‘Achter het Tuchthuis’, naar de gelijknamige inrichting die in 1611 in de kloostergebouwen werd gevestigd. De kapel van Catharina werd na de Reformatie ingericht voor de opslag en uitdeling van turf en werd sindsdien ook wel Turfkerk genoemd. Ze werd in 1851 afgebroken, maar de toegang tot de oude kapel is in de stadsplattegrond bewaard gebleven als een doorgang tussen de huizen Groeneweg 15 en 19. De Geuzenstraat buigt in westelijke richting om naar de Groeneweg en dit gedeelte droeg later de naam Koepoort, mogelijk verwijzend naar de boerderij die op het voormalige kloosterterrein lag. Na de afbraak van het Tuchthuis, dat vanaf 1837 als vrouwengevangenis dienst had gedaan, werd hier in 1865 de Eerste Burgerschool voor Jongens gesticht die in 1923 werd vervangen door een school voor Neutraal Bijzonder Onderwijs, de nog bestaande Casimirschool (Geselschap, Stille Buurt, 1982, 107-110. Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, 1105, 7: bestek van de school).
Aan de noordzijde van de Doelenstraat, langs het tegenwoordige Houtmansplantsoen, lag in de middeleeuwen de schietbaan van de Sint Jorisdoelen. Op de kaart van Joan Blaeu uit 1648 staat deze aangegeven als ‘Oude Doelen nu Lijnbaan’. De lijnbaan werd in het derde kwart van de negentiende eeuw bebouwd met arbeidershuisjes onder een doorlopend zadeldak. De zo gevormde straat werd Baanstraat genoemd. De straat is in 1976 van de kaart geveegd door de bouw van het langgerekte complex bejaardenwoningen van Huize Groeneweg. Het complex bestaat uit 142 woningen en werd gebouwd door architectenbureau Dunnebier en Ronstadt (Stadsvernieuwing, 1976, 103). De moedeloos makende bouwblokken sluiten een tuin in die openbaar toegankelijk is. Het valt niet mee om je een voorstelling te maken van de vroegere inrichting van dit gebied. De problemen
| |
| |
382 Het monument ter ere van de gebroeders De Houtman uit 1880 in het naar deze Goudse helden genoemde park dat in de negentiende eeuw werd aangelegd ter plaatse van het voormalige kasteel.
beginnen al bij de Muilenpoort die tegenover het Swanenburghshofje ligt. Er was hier ooit een steeg van die naam, maar die lag niet waar ze nu ligt. Deze huidige Muilenpoort werd in de jaren zeventig aangelegd. De authentieke Muilenpoort liep van de Groeneweg naar de Baanstraat. Op de kaart van L. Burgersdijk uit de jaren 1870-1877 is de steeg niet terug te vinden, maar wel zijn twee reeksen huisjes afgebeeld die mogelijk dezelfde zijn als de huisjes die in 1925 zijn gefotografeerd (Scheygrond, Straatnamen, 1979, 130). De reeks identieke huisjes bezitten elk één schuifvenster en een deur op de begane grond, een kleiner venster voor de kapruimte en een klokgevel die op chique wijze wordt afgedekt door een kort stukje kroonlijst. Ongeveer ter plaatse van Groeneweg 55 bevond zich een tweede steeg, de Wijdepoort die eveneens naar de Baanstraat liep. Ook deze steeg is verdwenen, maar de naam Wijdepoort is opnieuw toegepast voor een iets verderop gelegen, in de jaren zeventig aangelegd straatje (Scheygrond, Straatnamen, 1979, 217).
Behalve het gedeelte tot waar de Pauluskapel van de collatiebroeders stond, tegenwoordig het Raoul Wallenberg Plantsoen, werd de Groeneweg tot 1902 geflankeerd door een waterloop. Ignatius Walvis beschreef de Groeneweg als volgt: ‘onbestraat, en inzonderheid aan 't zuideinde onbetimmerd, was een groen bewassche pad, wiens waterkaden als noch onbeschoeid liggen’ (Walvis, Beschrijving, 1714, 33). De Groeneweg was dus niet meer dan een pad langs een sloot. In het begin van de negentiende eeuw was het gedeelte ten zuiden van de Kees Faessens Rolwagensteeg nog nauwelijks bebouwd, zoals goed te zien is op het kadastrale minuutplan uit 1828. Hier zijn later negentien vrijwel identieke huisjes met klokgevels gebouwd, waarvan de meeste bewaard zijn gebleven. Dergelijke huisjes werden door particuliere ondernemers in serie gebouwd, vooral aan de periferie van de stad en in verschillende stegen, om het snel groeiende aantal fabrieksarbeiders in de tweede helft van de negentiende eeuw onderdak te kunnen verschaffen. Tegenover deze huisjes ligt een afzonderlijk gebouwd gedeelte van Huize Groeneweg. De Groeneweg gaat over in de Tuinstraat, voor 1898 de Zak geheten. Deze straat liep in de middeleeuwen dood op het terrein van het Minderbroederklooster. Na de sloop van dit klooster werd het blokje huizen ten zuiden van de Hoefsteeg gebouwd.
Na de sloop van de stadsmuren in de negentiende eeuw werd op de plaats van het vroegere kasteel een stadspark aangelegd volgens de regels van de in Engeland ontwikkelde landschapsstijl: slingerpaden, boomgroepen en veel grasperken. Hier staat ook het monument voor de lokale helden uit de beginperiode van de kolonisatie, de gebroeders De Houtman uit 1880. Cornelis en Frederik de Houtman voeren in de jaren 1595-1597 en nogmaals in 1598 naar Oost Indië en deze reizen vormden de aanzet tot de oprichting van de Compagnie van Verre, de latere Verenigde Oost-Indische Compagnie. Het monument heeft de vorm van een verkorte obelisk met een tekstplaat in een van de zijden en is verder uitgedost met attributen uit de scheepvaart. Het park is in 1893 vergroot met een gedeelte van de
383 Luchtfoto uit 1928 met in het midden het Houtmansplantsoen en rechts daarvan het in 1937 afgebroken Stoomgemaal in de Fluwelensingel (KLM Aerocarto).
| |
| |
tuin van Oosthaven 68. Dit gedeelte werd geschonken door de aldaar wonende burgemeester A.A. van Bergen IJzendoorn (Scheygrond, Straatnamen, 1979, 69). Mede als dank hiervoor heeft de stad na zijn overlijden in 1895 een monument voor hem in dit park opgericht. Het logge monument lijkt op een grafsteen, maar is in feite een fontein die het al jaren laat afweten. Het zou de ‘dankbare hulde’, zoals de porfieren gedenkplaat zegt, moeten uitdrukken die de Goudse bevolking voor de burgemeester koestert. In het park staat verder nog een mooie, in 1898 gebouwde achtzijdige muziektent van gietijzer. In het gras langs de singel staan twee eigenaardige sculpturen in brons die het Leven proberen uit te beelden. De sculpturen uit 1991 zijn gemaakt door Louise Schouwenberg en dragen de titel Vita (Beeldengids, 1994, 186).
In de buurt van de molen 't Slot is het bakstenen fundament van een van de torens van het in 1577 verwoeste kasteel opgemetseld ten behoeve van de romantische toerist. Het enige nog overgebleven middeleeuwse gebouwencomplex in deze buurt is dat van het Cellebroedersklooster aan de Groeneweg, later Latijnse School en in 1850 ingericht tot Werkinrichting.
| |
Werkinrichting tot wering der Bedelarij
De werkinrichting werd in 1850 op initiatief van Goudse burgers opgericht ter bestrijding van het bedelen, hetgeen de beschaafde en verlichte elite ongepast vond in een moderne maatschappij. De oprichting van een dergelijke inrichting was volgens de voorzitter van het bestuur, W.J. Fortuijn Droogleever, nodig geworden door de overlast die bedelaars in de stad veroorzaakten, vooral gedurende de wintermaanden, wanneer vele fabrieken tijdelijk gesloten waren. Er waren klachten over ‘den last, dien de bedelaars veroorzaakten, over de onbeschaamde wijze, waarop ze zich aanmeldden, over de oneerbare wijze, waarop ze zich in 't openbaar vertoonden, over de verbazende sommen, die aan hen werden uitgegeven, en over de onnutte, zoo niet misdadige wijze, waarop veel daarvan werd besteed.’
Er waren ook ingezetenen die sterke twijfels koesterden over het nut en de financiële haalbaarheid van een dergelijke inrichting. Sommigen vreesden concurrentievervalsing en anderen geloofden dat bedelaars te veel gewend waren aan het vrije, luie leven op straat. Ondanks de bezwaren, die de intitiatiefnemers bij gebrek aan ervaring met dergelijke ondernemingen niet konden weerleggen, werd met steun van zeshonderd stadsgenoten besloten tot oprichting in de overtuiging ‘dat het een goed werk was’. Het gemeentebestuur zou voor de behuizing zorg dragen. Wie toegelaten werd kreeg driemaal per dag een maaltijd, 's morgens roggebrood met warm water en melk, 's middags ratatouille (aardappelen, wortelen, kool of knollen), vlees, erwtensoep en gort, 's avonds roggebrood met koffie en melk. Er werden alleen werk en voedsel verschaft, geen slaapplaatsen. Van het loon dat de tewerkgestelden verdienden, moest de helft worden afgedragen aan de inrichting. De werkzaamheden waren zeer divers, onder meer touwpluizen voor de scheepvaart, sokken breien, zwavelstokken maken, vlas spinnen en klaren, touwkloenen, rijst stampen, snuif raspen, netten knopen, hennep beuken en schillen, koehaar kaarten, oliestenen zagen en gom schrappen. Afwisselend werk, zou men zeggen. Tussen 1850 en 1858 varieerde het aantal aanmeldingen per dag tussen 216 en 931 personen. Het jaar 1854 was een dieptepunt, want toen werden per dag gemiddeld 647 behoeftigen opgenomen. Hiermee is de nood nog niet in alle omvang aangegeven. Naast deze inrichting waren er nog de gasthuizen met hun zieken, de wees- en bestedelinghuizen en er was ook een Soepcommissie, die in de wintermaanden viermaal in de week 's middags gemiddeld 600 porties soep uitdeelde.
De werkinrichting bleef aangewezen op liefdadige bijdragen, omdat met het werk vrijwel niets werd verdiend. Zulke bijdragen werden bijvoorbeeld gegeven door het in 1853 opgerichte Damesgesticht, die de allerarmsten aan kleding hielpen en door liefdadige verenigingen als Tabitha, Dorkas, Hulpbetoon aan Vlijtige en Eerlijke Armoede, en De Eendragt. Ook de Goudse rederijkerskamer De Goudsbloem droeg bij door de opbrengst van haar jaarlijkse Zinnespelen aan de werkinrichting ter beschikking te stellen. De giften werden wel liefdadig genoemd, maar ze dienden in de eerste plaats om de bedelarij te weren. Daarom was het regime streng en zelfs hard. De ‘opgenomenen moeten het gemis van vrijheid gevoelen; ze moeten weten, dat ze in een bedelaars-gesticht zijn; ze moeten er tegen opzien er te komen’, aldus de voorzitter van het bestuur.
De inrichting werd gehuisvest in de gebouwen van het voormalige Cellebroedersklooster
| |
| |
384 De bewoners van de Werkinrichting aan de Groeneweg in 1904.
385 De regenten, regentessen en bewoners van de Werkinrichting in 1903. Zij poseren voor de achtergevel van het gebouw aan de Groeneweg.
aan de Groeneweg, waarin vanaf 1578 de Latijnse School gevestigd was. De inrichting bestond uit drie grote en zes kleine kamers, waarvan vier voor mannen, vier voor vrouwen en een voor jongens. Voorts een vergaderkamer, twee kamers voor de hoofdopzichter en zijn gezin, een kantoor, twee keukens, een bakkerij met graanzolders erboven en vier bergplaatsen. Aan de achterzijde lagen een open plaats en een tuin. In de zalen hingen borden met moraliserende spreuken, zoals ‘Vreest God, eert den Koning’ en ‘Zijt vergenoegd met hetgeen gij hebt’. Kerkbezoek was verplicht en de bedelaarskinderen werden naar de Armenschool gezonden.
In 1865 werd de dienstverlening aan de armen uitgebreid door permanente bewoning mogelijk te maken voor armen ouder dan zestig jaar die nog in goede gezondheid verkeerden. Daartoe werd een zaal ingericht met vierentwintig slaapplaatsen voor mannen en twee zalen voor twaalf vrouwen. In 1875 waren er vierendertig inwonenden.
De inrichting werd in 1899 uitgebreid. Het wachthuis van de garnizoenscommandant, dat naast de werkinrichting aan de Koepoort lag, werd afgedankt en op die plek werd het nu nog bestaande huisje in oudhollandse stijl gebouwd naar ontwerp van de stadsbouwmeester L. Burgersdijk. Op de begane grond waren de lijkenkamer en de badkamer en op de eerste verdieping was een vrouwenslaapzaal. In de jaren dertig van de twintigste eeuw begon de inrichting van karakter te veranderen. Het verplichte werken verdween geleidelijk en werd na de Tweede Wereldoorlog geheel afgeschaft. De naam van de inrichting raakte in onbruik en werd ten slotte in 1963 veranderd in stichting Huize Groeneweg. De instelling, die intussen een rusthuis voor bejaarden was geworden, voldeed op den duur niet meer aan de veranderde overheidsregels voor de bejaardenhuizen en moest in 1973 worden gesloten. Daarop liet de stichting een nieuw bejaardencomplex bouwen aan de Baanstraat, direct achter Huize Groeneweg. Dit complex, bestaande uit honderdvierenveertig appartementen, werd in 1976 opgeleverd. Huize Groeneweg zelf werd tussen 1982 en 1984 onder leiding van architect J. van Beek gerestaureerd en omgebouwd tot twintig kleine appartementen voor jongeren.
| |
De Oosthaven
Aan de Haven woonde de stedelijke elite en die woont er nog steeds, maar de gracht zelf is stil geworden sinds de doorgang naar de Hollandsche IJssel in 1954 werd gedicht. Eigenlijk had de Haven al sinds de aanleg van het Gouwekanaal en de Julianasluis in 1936 haar functie voor het scheepvaartverkeer verloren. En door de afdichting in 1954 was ook aan het schutten en schuren een einde gekomen. Zelfs de bewegende delen van de Uiterste Brug, een basculebrug van IJzergieterij De Prins van Oranje uit 1880, werden in 1975 vastgezet, want er zouden nooit meer schepen passeren. De bedrijvigheid aan de Haven veranderde van karakter en de Gasthuiskapel werd gaandeweg stiller. De katholieken verruilden haar in 1879 voor hun nieuwe Maria Hemelvaartkerk aan de Kleiweg. De kapel moest in 1893 genoegen nemen met de functie van bergplaats van archiefstukken en boeken en sinds 1973 is ze onderdeel van het stedelijk museum Het Catharina Gasthuis. Het gasthuis zelf is tot 1910 ziekenhuis gebleven en diende daarna nog enige jaren, tot 1936, als Bestedelinghuis: een tehuis voor bejaarden van het Armbestuur.
| |
| |
386 De Oosthaven in 1970 met links het witgepleisterde gebouw van Sociëteit De Réunie. De gevel is nadien enigszins gewijzigd.
387 Plattegrond van het gebouwencomplex van Sociëteit De Réunie aan de Oosthaven in 1951 (Mesander, De Réunie, 1993, 48).
De Oosthaven begint waar de Dubbele Buurt - de aan twee zijden bebouwde straat - ophoudt en daar staat sinds 1921 het gebouw van de Nationale Bankvereniging, een ontwerp van H.F. Mertens. De bakstenen gevel met hoge, smalle vensters in combinatie met horizontale accenten in doorlopende dorpels en een uitstekende luifel boven de eerste verdieping, verraadt de invloed van de Amsterdamse School. Het interieur is meer in de trant van de art deco en is goed bewaard gebleven (Berg, Jongere Bouwkunst, 1992, 11). Aan dit gebouw worden in 1928 enkele lovende woorden besteed in een overigens uitermate negatieve bespreking van de moderne bouwkunst in Gouda (Bouwkundig Weekblad, 1928, 375).
Meer naar het zuiden aan de Oosthaven, op nummer 17, bevindt zich het brede gebouw van de Sociëteit De Réunie. De gepleisterde lijstgevel van De Réunie dateert mogelijk uit 1843, toen de sociëteit hier werd gesticht door enkele vooraanstaande burgers (fabrikant G. Prince, notaris W.J. Fortuijn Droogleever, fabrikant H.P.N. Koemans, bankier A. Dortland en medicus A. Romeyn). Het gebouw zelf is ouder en is ontstaan uit de samentrekking van drie huizen, in het middelste waarvan de beroemde humanist Dirck Volckertszoon Coornhert in 1590 overleed. Dit feit is pas door modern archiefonderzoek bekend geworden en naar aanleiding daarvan werd de gedenksteen met de beeltenis van de schrijver, een werk van beeldhouwer Theo van Reijn, dat in 1940 in de gevel van Oosthaven 51 was gemetseld, in 1985 overgebracht naar De Réunie. De drie huizen zijn mogelijk al in het midden van de zeventiende eeuw samengetrokken, in de tijd dat de vermogende patriciër Jacob van der Dussen hier woonde. De sociëteit kocht het gebouw met tuin in 1859. Achter de eigenlijke sociëteitszaal lagen destijds nog een feestzaal, een kolfbaan, een pakhuis en een tuin met bomen. De feestzaal is in 1931 bioscoop geworden en later verkocht, inclusief het terrein erachter (Mesander, De Réunie, 1993).
Een andere vooraanstaande instelling bevindt zich sinds de jaren zestig op nummer 25. Hier zetelt het Kantongerecht. Dit rijksgebouw moet een zeker gezag
| |
| |
388 De Haven in 1975. Overzicht met rechts de moderne gevel van het Kantongerecht.
389 De drie huizen met negentiendeeeuwse gevels van Antoon Dessing aan de Oosthaven in 1966. Deze huizen zijn gesloopt voor de bouw van het Kantongerecht.
390 Het Israëlitisch Oude Mannen- en Vrouwenhuis (Oosthaven 31) omstreeks 1904.
391 Gebouw De Haven (Oosthaven 31) in 1962 nog compleet met de indrukwekkend uitkragende daklijst.
uitstralen en waarschijnlijk heeft de architect om die reden kantelen op de voorgevel gezet. De verticale sleuven op de begane grond zouden een verwijzing kunnen zijn naar het gevang en de tien ramen erboven kijken je afgemeten aan, zoals een kantonrechter naar een voorgeleide kijkt. Voordien stonden hier drie huizen van Antoon Dessing, handelaar in bouwmaterialen en brandstoffen.
Het gepleisterde gebouw op nummer 31, ‘De Haven’ geheten, in 1860 gebouwd als woonhuis voor de industrieel Th.P. Viruly, bood na 1892 onderdak aan joodse bejaarden en heette sindsdien Het Israëlitisch Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Het hoge witgepleisterde bouwwerk met zijn enorme, later verdwenen daklijst op rondboogjes is een onvervalst stadspaleis van vijf vensters breed met een dubbele toegangsdeur in het midden waarboven een klein balkon voor de vlaggestok en voor de chique. Achter De Haven lag vroeger de zeepziederij De Hamer, die in 1841 in handen kwam van Viruly (Dolder, De Haven, 1991, 46).
Mousje H. Lewijt had de bejaardeninstelling in 1840 opgericht aan de Turfmarkt, ergens in de buurt van de synagoge. Het gebouw aan de Oosthaven werd pas later, in 1914, verbouwd voor zijn nieuwe functie. Er kwamen ziekenkamers, een bibliotheek, een conversatiezaal, een eetzaal en in de tuin werd een vleugel aangebouwd. Er woonden toen vijfendertig bejaarden. Het tehuis werd in 1936 uitgebreid met het buurhuis nummer 31. Op 9 april 1943 werden alle bewoners naar Auschwitz gedeporteerd en omgebracht; alleen de directrice, S.R. Teixeira de Mattos, overleefde het vernietigingskamp. Aan het Joodsch Tehuis herinnert nog het baarhuisje in de tuin, waar de overledenen werden opgebaard. Het gebouw werd in 1953 ingericht tot Hervormd Centrum De Haven en sinds 1990 wordt het gebruikt door enkele christelijke instellingen voor de opvang van mensen in nood.
| |
| |
392 Het in de jaren vijftig van de twintigste eeuw gesloopte huis op de hoek van de Oosthaven en de Lange Noodgodsstraat (foto uit omstreeks 1930).
393 Oosthaven 34 in 1999.
394 Oosthaven 52, waarin vroeger het Hoffmansgesticht was gevestigd. Foto uit 1998.
Een nieuwe verbouwing volgde om onder meer plaats te bieden aan het zogeheten begeleid wonen. In het gebouw bevinden zich verder nog een vergaderzaal voor de kerkvoogdij, een kerkelijk bureau, een ruimte voor jeugdopvang, een woning voor de beheerder, zeven kamers voor De Reling en achttien kamers voor Vindicta. De verbouwing werd uitgevoerd door het Goudse architectenbureau BEAR Architekten.
De ingang van de Lange Noodgodsstraat was tot ergens in de jaren vijftig veel smaller. Openbare Werken heeft toen een hoekhuis met wat erachter lag gesloopt. Dit huis met achttiende-eeuwse klokgevel en gepleisterde zijgevel moest verdwijnen in verband met het gemeentelijke plan de Noodgodsstraat, de Walestraat en de Doelenstraat te verbreden. De Lange Noodgodsstraat en een deel van de Walestraat zijn inderdaad verbreed, maar daarna is het plan opgegeven. Dat is de reden waarom de Walestraat aan de westzijde breder is dan aan de oostzijde. Op de noordelijke hoek van de Lange Noodgodsstraat en de Oosthaven staat een modernistisch gebouw uit 1978 van het bureau Rietveld en Rietveld uit Gouda. De structuralistische knutselarij vormt een vrolijke noot in deze burgerlijk-deftige omgeving (Moderne Architectuur, 1994, 47). Op de andere hoek staat het gebouw van de vroegere aardewerkfabriek van Van der Want en Barrabas, wier initialen op het blauwe, gekroonde schild boven de middendeur prijken. Zou het toeval zijn dat de wel bijzonder uitbundige kuifstukken boven de vensters van aardewerk lijken gemaakt? Achter dit mooie huis, iets verderop in de Lange Noodgodsstraat,
395 Plattegrond van het Hoffmansgesticht aan de Oosthaven van architect C.P.W. Dessing uit 1890.
| |
| |
396 Het achttiende-eeuwse huis (Oosthaven 68) met de barokke versieringen in de middenpartij en de weelderige consoles onder de kroonlijst was ambtswoning van burgemeester Gaarlandt en later huishoudschool. Rechts De Punt (foto uit 1996).
lag de in 1628 gestichte pottenbakkerij De Zwaan. Een gedenksteen met de afbeelding van een zwaan bevindt zich boven de poort van een complex nieuwbouwwoningen. Boven deze gedenksteen staat ‘Regina’, de latere naam van de fabriek. In de Lange Noodgodsstraat is verder niet veel te zien, behalve dan de hoedenwinkel van Berghout en Bergman. Zij verkopen dameshoeden die eruit zien alsof ze uit de jaren vijftig dateren. De hoedenverkoop is vermoedelijk bestemd voor de wat strengere protestantse kerkgangsters, want de uitstalling mist elke overeenkomst met de wijze waarop moderne modewinkels hun producten aanprijzen.
In het huis Oosthaven 52 was vroeger de Henriëtte Hoffmanstichting gevestigd, genoemd naar Henriëtte Helena Hoffman (1825-1886), die hier in 1890 een damesrusthuis stichtte voor ‘hoogstens elf ongehuwde vrouwen of weduwen uit den fatsoenlijken stand’, zoals een brochure uit 1929 vermeldde (Bos-Robs, Archieven, 1983, 281. Dolder, De Haven, 1991, 23). Het huis bezit een voorname gevel, die gezien het barokke sierwerk rond de vensters boven de toegangsdeur in de eerste helft van de achttiende eeuw moet zijn gebouwd. Het interieur werd in 1890 verbouwd door C.P.W. Dessing (Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, 12, nummer 1110). In dit huis werden weduwen of ongehuwde dames ouder dan veertig jaar verpleegd. De kosten van de verpleging bedroegen destijds 250 gulden per jaar. Er was per verpleegde een zitkamer met een kleine slaapkamer beschikbaar. Door moderne verordeningen op het gebied van de bejaardenoorden moest de verpleging in de jaren zestig worden opgegeven. Het huis is in 1976 verkocht (Straub, Henriëtte Hoffman, 1993).
Het vijf vensters brede huis op nummer 68 dat in 1751 werd gebouwd in opdracht van de regent François de Mey, werd in de negentiende eeuw bewoond door burgemeester Nicolaas IJzendoorn en vervolgens door diens zoon en opvolger A.A. van Bergen IJzendoorn. Dit stadspaleis is later, in 1932, als Huishoudschool in gebruik genomen (Dolder, Haven, 1991, 26).
Naast Oosthaven 59 ligt de Minderbroedersteeg die na de verwoesting van het gelijknamige klooster werd aangelegd. Het is een doodse, wat sombere straat met een woonblok uit het einde van de negentiende eeuw en verdere enkele pakhuizen die vermoedelijk een eeuw ouder zijn. Het is een straat waar je iets afgeeft of ophaalt en dan weer gauw weggaat, maar als je je omdraait, opent zich plotseling een prachtig perspectief op het huis Westhaven 59 met zijn neorenaissance klokgevel en zijn elegante, overhoeks gestelde pinakels. Zo gezien maakt de gevel meer indruk dan wanneer je haar in het geheel van de gevelwand waarneemt. Er bevinden zich overigens prachtige voorbeelden van neorenaissance-architectuur aan beide zijden van de Haven, zoals Oosthaven 38, 59 en 63. Vooral nummer 38 is rijk voorzien van alle in aanmerking komende architectonische details, zoals maskers, frontons, schelpen, bollen, punten en diamantkoppen. Die neorenaissance is vooral belangrijk in het monumentale stadsbeeld omdat de stijl zo goed bij het karakter van de statige achttiende eeuw past. Zo was hij ook bedoeld, namelijk als herhaling van de oudhollandse stijl uit het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende
| |
| |
eeuw. De hernieuwing werkt als een spiegelbeeld in de chronologie van het architectuurhistorische decor. En deze neostijl heeft maar zo kort bestaan, want even voor het einde van de negentiende eeuw sterft ze af, zie de gevel van het huis Oosthaven 67: een laat negentiende-eeuws model, maar met versieringen uit een verwarrend nieuwe stijl, de art nouveau.
Op de hoek van de Oosthaven en de Punt bevindt zich het restaurant De Mallemolen met een namaak oude pui, en aan de overzijde van de Punt staat een langgerekt, gepleisterd bouwwerk onder zadeldak met een tuitgevel aan de Oosthaven. De zijgevel aan de kant van de Nieuwe Veerstal bleek enige tijd geleden een gedeelte van de stadsmuur te bevatten, en dat is vervolgens in het zicht gebracht. De gevel aan de Punt bevat drie grote inrijpoorten en nog twee halfrond gesloten stalramen. Dit bouwwerk was het stedelijke Geschut- of Wachthuis dat rond het midden van de negentiende eeuw werd verhuurd als koetshuis (Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, nummer 1100, folio 145). Hierachter, op nummer 6, staat een pakhuis uit het begin van de twintigste eeuw dat onderdak biedt aan het Rode Kruis. Aan het einde van de Punt komt men op de Nieuwe Veerstal, waar een gemeentelijk bankje staat aan de voet van een talud met wilde rozen, en vanaf deze plek kan men genieten van het uitzicht op de Hollandsche IJssel die haar glinsterende water in een zwierige bocht stuwt tussen de hijgende en stampende Asfaltcentrale met zijn hoge grindbergen en de onaangenaam ruikende Unichema die aan de andere kant van de bocht ligt. Vanaf deze plek ziet de Uniechema er wel indrukwekkend uit, met de hoge bakstenen schoorsteen temidden van het glanzende metalen buizenstelsel en de aluminiumkleurige installaties en containers. Wie hier op het genoemde bankje zit, moet wel bestand zijn tegen het verkeer dat hier sinds 1959 langs raast.
| |
De Westhaven
De gerende zijgevel van het eerste huis aan de Westhaven is een stedenbouwkundig litteken, want hier is in 1871 het huis van F. Grendel afgebroken. In het Gemeenteverslag van dat jaar wordt als reden opgegeven dat het hoekhuis het verkeer hinderde. Op deze hoek werd vervolgens het nog bestaande, witgepleisterde huis gebouwd. Op nummer 11 stond vroeger het Diaconessenhuis De Wijk: de wijkverpleging van de hervormde gemeente. De in 1897 gestichte diaconale wijkverpleging kreeg in 1902 de beschikking over het huis Westhaven 11 dat door de eigenaressen, de gezusters Temminck, voor dit doel was afgestaan. Het huis werd nog in hetzelfde jaar verbouwd door de bekende bouwondernemer H.J. Nederhorst (Dolder, Diaconessenhuis, 1991 en Sijl, Plaatsingslijst, 1985, 79). De Wijk is in 1916 vervangen door het huidige gebouw, waarbij het rechter buurhuis ook werd geïncorporeerd. In 1941 werd achter dit ziekenhuis een grote, vier verdiepingen hoge vleugel gebouwd, die enkele jaren geleden is verbouwd tot een appartementencomplex. In 1971 is het ziekenhuis verhuisd naar het Bleulandziekenhuis, nu
397 Het Diaconessenhuis De Wijk in 1938. Het gebouw met de vlag werd in 1916 gebouwd. De instelling was sinds 1902 gevestigd in het buurhuis rechts (Westhaven 11).
| |
| |
398 De Muziekschool (Westhaven 12) in 1998.
399 Het Rooms Katholiek Liefdegesticht (Westhaven 24) in 1962 met de personificatie van de Liefde op een console.
400 Westhaven 25. Het gebouwtje links naast het Liefdegesticht werd in 1879 ingericht als kapel van de onderwijsinstelling (1962).
Groene Hartziekenhuis. Over het leven in De Wijk heeft de diacones Neelie van der Veen in 1993 een openhartig boek gepubliceerd. Neelie werd in 1946 aangenomen als verpleegster en kreeg een onverwarmde kamer toegewezen. Ze kan maar moeilijk wennen aan de uiterst formele en hiërarchische gang van zaken in het ziekenhuis. Als ze op vrije dagen de stad uit wil, dan is het gebruikelijk de directrice te ‘groeten’, dat wil zeggen op de hoogte te stellen van het stoutmoedige voornemen. Het personeel staat om zes uur op en voor de aanvang van het ontbijt om zeven uur kondigt de tafelbel de Bijbellezing aan, gevolgd door gebed en gezang. Iedereen blijft staan totdat de directrice aan tafel heeft plaats genomen (Veen, De Wijk, 1993).
Naast De Wijk ligt op nummer 12 de Muziekschool, een vier traveeën breed huis uit 1762 met uitbundige rococo versieringen boven de toegangsdeur en op de consoles die de daklijst dragen. Binnen is het een en al rococo, wat een gepast decor vormt voor het instuderen van de sonates van Clementi. Het huis is als patriciërswoning gebouwd, de Muziekschool werd hier pas in 1900 gevestigd (Dolder, Onderwijs, 1997, 26).
Het hoge gebouw van Westhaven 24 en 25 met de gedisciplineerde witte gevel, zes vensters breed en drie hoog, was vroeger het Rooms Katholiek Liefdegesticht. In het midden, ter hoogte van de twee kleine balkonnetjes, stond de stenen personificatie van de Liefde op een mooie console. Het Liefdegesticht was een school voor meisjes en de lessen werden verzorgd door franciscanessen uit Oudenbosch. De instelling bevatte verschillende opleidingen en vele lokalen. In
401 Westhaven 27. In dit huis uit 1762 is sinds 1887 de Rooms Katholieke Leesvereniging gevestigd. De naam Concordia heeft betrekking op de schouwburgzaal die in 1902 in de tuin werd gebouwd (1969).
| |
| |
402 Westhaven 33. Het in 1907 gebouwde parochiehuis van de Sint Theodorusstichting (1998).
403 Het Postkantoor uit 1871 op de hoek van de Westhaven en de Korte Noodgodsstraat (1998).
404 De dienstwoning achter Westhaven 52 (1998).
1879 werd het aangrenzende huis gekocht en ingericht tot kapel. In 1910 zijn er nog acht lokalen bijgebouwd en ook de Achterschool of Klompenschool op het achterterrein. De instelling verliet in 1967 het gebouwencomplex dat nu onderkomen biedt aan de Stichting Vluchtelingenwerk (Dolder, Onderwijs, 1997, 27).
Het gebouw Concordia op nummer 27 lijkt een beetje op de Muziekschool. Het werd ook in 1762 gebouwd, maar minder uitgelaten versierd. Ook dit huis was oorspronkelijk het woonhuis van een patriciër. De laatste bewoner was burgemeester Lodewijk van Toulon die het huis in 1819 verkocht. In 1887 kwam het huis in bezit van de Rooms Katholieke Leesvereniging, een sociëteit voor katholieke heren van stand. Deze sociëteit is voortgekomen uit de in 1870 opgerichte Zouavenbroederschap Fidei et Virtuti (voor geloof en deugd). Achter dit huis werd in 1902 de schouwburgzaal Concordia gebouwd. Hier werden behalve toneelstukken ook feesten gegeven, schitterende bals voor de high society van Gouda. De heer M. Bunnik, voormalige voorzitter van De Lees, van wie de hier genoemde gegevens afkomstig zijn, vertelde dat het verenigingsleven in de jaren zeventig terugliep en dat De Lees daarom de begane grond in 1980 verkocht aan de Stichting Welzijn Ouderen. De sociëteit bestaat nog, maar heeft zich in enkele bovenzalen teruggetrokken. De zaal Concordia rekt haar bestaan als een vreugdeloze, kale ruimte.
De meest katholieke gevel van de Westhaven is te vinden op nummer 33. Het is een ontwerp van de bekende Goudse architect C.P.W. Dessing uit 1907. Boven de segmentboog van het grote venster staat in steen gebeiteld: ‘St Theodorusstichting’. Aan weerszijden van de deur is het oude huisnummer te lezen, voorzien van een Latijnse groet: ‘Salve Wijk B 177’. Boven de deur zijn de woorden ‘In Dexteritate Probus’ in steen gehakt en boven de vensterreeks in de geveltop is een portretbuste van monseigneur P.C.Th. Malingré, deken en pastoor van Gouda, aangebracht. De topgevel is versierd met overhoekse pinakels naar modern ontwerp. Het ontwerp is ook interessant omdat de architect, die doorkneed was in de neogotiek, hier iets moderns wilde ontwerpen op basis van traditionele elementen. Het gebouw diende als parochiehuis van de Onze Lieve Vrouwe Hemelvaartparochie. Het huis bood later ook onderdak aan andere verenigingen, bijvoorbeeld aan het Sint Antoniuscollege. Het is onlangs verkocht aan een antiquair.
Het eerste openbare gebouw aan de Westhaven is het postkantoor op de hoek van de Korte Noodgodsstraat. Het werd in 1871 gebouwd (bestek in: Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, 1106, 49). Uit de opmetingstekeningen die in 1966 door Rijksgebouwendienst zijn gemaakt ten behoeve van een interne verbouwing, valt af te leiden dat het gebouw uit 1871 werd gebouwd ter plaatse van twee huizen waarvan enkele muurresten nog bewaard zijn gebleven. Het postkantoor is een blokvormig bouwwerk onder schilddak met gepleisterde onderbouw, hoekblokken en vensteromlijstingen: een ingehouden neorenaissance, stijlvol en een respectabele overheidsdienst waardig. Het werd in de jaren dertig uitgebreid met een grimmige vleugel in een zakelijke stijl uit de jaren dertig. Op nummer 46 van de Westhaven was vroeger de Katholieke Arbeidersbond gevestigd, maar er is nu een café, Het Trefpunt genaamd.
| |
| |
405 De vleugel uit 1941 van het Diaconessenhuis De Wijk aan de Peperstraat (1998).
406 De Armenkerk aan de Peperstraat (1998).
407 Het Vergaderlokaal van de Vergadering van Gelovigen in 1998 (Peperstraat 20).
Het voornaamste huis van Gouda is Westhaven 52, het in 1728 gebouwde woonhuis van burgemeester Willem van Strijen. De natuurstenen pilastergevel met de hoge attiek kan zich meten met wat er in die tijd in Den Haag of Amsterdam is gebouwd. Hier woonde later, tussen 1780 en 1816, de regent en geschiedschrijver Cornelis J. de Lange van Wijngaerden. Het huis werd in 1836 door Jacob Schouten in gebruik genomen als school, destijds Tusschenschool geheten. Van 1869 tot 1889 was het huis eigendom van boekhandelaar G.B van Goor. Tussen 1889 en 1952 was er het Coornhert Gymnasium gevestigd en tot 1989 de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Na een grondige restauratie en verbouwing werd het in 1996 in gebruik genomen door de bank van F. van Lanschot (Herstel, Patriciërswoning, 1990).
| |
Tussen Peperstraat en Keizerstraat
De Peperstraat is in zekere zin het stedenbouwkundige spiegelbeeld van het zuidelijk gedeelte van de Spieringstraat. Beide zijn achterstraten van de Haven met eenzijdige bebouwing, omdat de tuinen van de huizen aan de Haven tot aan de straat doorlopen. In beide achterstraten zijn de zijlen bewaard gebleven en zijn de tuinen alleen over kleine bruggetjes te bereiken. In de tuinen stonden vaak koetshuizen of andere dienstgebouwen. Aan het zuideinde van de Spieringstraat staat bijvoorbeeld op nummer 20 nog een groot pakhuis dat in 1987 werd verbouwd tot moskee El Fath. Achter het patriciërshuis Westhaven 52 staat aan het water van de Peperstraat een dienstwoning, die vermoedelijk werd gebouwd in de tijd dat hier het Coornhert Gymnasium was gevestigd, dus na 1889. Het is mogelijk de woning van de conciërge geweest. Iets verderop in de Peperstraat staat - in de tuin van Westhaven 24 - nog de in 1910 gebouwde Achterschool of Klompenschool van het Rooms Katholiek Liefdegesticht. In dit schoolgebouw wordt tegenwoordig moderne dansmuziek ten gehore gebracht, wat soms tot enige ongeregeldheden aanleiding geeft. In een andere tuin, iets verder in zuidelijke richting staat nog het gymnastieklokaal van de rooms katholieke scholen (Dolder, Onderwijs, 1997, 30). Een nogal groot uitgevallen achterbouw in de tuinen van de Westhaven is de hierboven al genoemde vier verdiepingen hoge ziekenhuisvleugel van het Diaconessenhuis De Wijk, gebouwd in 1941.
Schuin tegenover deze bakstenen kolos ligt het Vergaderlokaal van de Vergadering van Gelovigen, een kerkgebouw uit 1897. Het ligt aan de Peperstraat (nummer 20) en lijkt een tot bedehuis omgebouwd pakhuis, maar dan een deftig pakhuis met gecanneleerde zuilen van de Corinthische orde aan weerszijden van de rondbogig gesloten ingang in het midden van de bakstenen gevel. De gevel rust op een plint van gepleisterde rustica en is gevat tussen eveneens gepleisterde hoekblokken. Hier stond vroeger het huis van de Goudse koopman in manufacturen Pieter de Raadt. De gelovigen komen bijeen op de grondslag van Mattheus 18, vers 20: ‘Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden’. Een vaste voorganger ontbreekt. De mannelijke gelovigen kunnen zelf het woord voeren.
Peperstraat 128 was de in 1842 gebouwde Armen- of Kleine kerk. Deze kerk werd gesticht door de kerkeraad van de hervormde gemeente om de armen ‘eener naar hunne vatbaarheid ingerigte godsdienstoefening’ te bieden. Aan de kerk
| |
| |
408 De Volksgaarkeuken aan de Keizerstraat 2-4 (1998).
409 De bouwtekening van de Volksgaarkeuken uit 1888.
waren uitdelingen verbonden die de armen alleen bij kerkgang konden verkrijgen. De diaconie controleerde dit door middel van genummerde blikken plaatjes die voor de aanvang van de dienst bij de koster ingeleverd moesten worden. Aan dit systeem kwam omstreeks 1918 een einde. Het kerkje is tussen 1937 en 1953 nog gebruikt door de vrijzinnig hervormden, werd in 1953 verkocht en is sindsdien als pakhuis in gebruik.
De Keizerstraat slingert van de Gouwe naar de Kuiperstraat. Gebogen straten zijn er meer in Gouda, bijvoorbeeld Achter de Vismarkt, maar een slingerbeweging is iets anders en duidt op een aanleg in verschillende fasen (Visser, Keizerstraat, 1994, 19-38). De straat slingert niet alleen, maar loopt dood op de Kuiperstraat. Ook dit duidt op een breuk in de uitgifte van huispercelen. Toch is de straat nooit een typische achterstraat geweest. Dat is met enige moeite ook nu nog wel te zien. In ieder geval is het nu een straat van uitersten. Je vindt er een welvarend hotel naast een aardewerkfabriek die opgeheven lijkt te worden en er pal tegenover staat een breed negentiende-eeuws pakhuis met zijn enorme kroonlijst langzaam te vervallen. Verderop staan wat armoedige huisjes, een paar onduidelijke winkeltjes en veel sombere bakstenen woningen uit de jaren twintig en dertig met diepe voegen, zwaar kozijnhout en goedkoop glas-in-lood. Ook hier heeft de stadsvernieuwing haar sporen nagelaten. Ongeveer in het midden van de straat, ter hoogte van het koor van de Jozefkerk, is een blok sociale woningbouw van lichtbeige baksteen met een armetierig ingericht voorplein. Er staan betonnen plantenbakken waarin gemeentelijk groen is geplant en het meubilair bestaat uit een zitbank, twee afvalbakken en twee flessenbakken. Een wat vriendelijker woningblok bevindt zich iets verderop, aan de oostzijde van de straat, dat is voorzien van een voorpleintje, een ontwerp uit 1996 van het Amsterdamse architectenbureau Casa. Op de hoek van de Kuiperstraat staat een wat groter blok stadsvernieuwing, opgetrokken in de onvermijdelijke lichtbeige baksteen, die zo slecht past bij de donkere baksteen en de witte pleister van de buurhuizen. De nieuwbouw werd in 1983 ontworpen door het architectenbureau Treffers en Polgar in opdracht van de woningbouwvereniging Sint Jozef en bestaat uit acht woningwetwoningen en vier HAT-eenheden. Het blok past eigenlijk ook niet in deze omgeving, omdat het te groot
van schaal is. De gevelopeningen zijn onregelmatig geplaatst, soms in een reeks onder een doorlopende betonnen balk. De poging het blok verticaal te geleden is blijven steken in torenachtige accenten die de indruk niet kunnen wegnemen
| |
| |
410 De Johannes Calvijnschool (1978).
411 Keizerstraat 39 (1930).
dat bewust is afgeweken van het architectonisch karakter van de omringende huizen. De vraag waarom dat is gedaan, valt niet gemakkelijk te beantwoorden, maar in ieder geval voelden de ontwerpers zich niet verplicht iets te bouwen dat in schaal en materiaal bij de buurhuizen paste.
Sommige oude huisjes in de Keizerstraat zijn goed onderhouden, zoals de twee identieke huisjes met klokgevels (nummer 20 en 22) die volgens de gemeenschappelijke jaartalsteen in 1878 zijn gebouwd. Tegen de verdrukking in draagt de tweeling het blauwwitte monumentenschildje. Vlakbij staan gedrochten van bouwsels, natuurlijk in verregaande staat van verwaarlozing omdat niemand ze de moeite waard vindt. Er is trouwens weinig voor nodig om de straat in te delen bij de categorie ‘achterbuurt’. De straat was vroeger anders, zelfs even mooi als de Kuiperstraat nu nog steeds is. Rond 1860 telde de Keizerstraat vijf pijpenfabrieken en tot 1852 was hier ook ergens de winkel van fotograaf H.C. Schuyt. Ongeveer ter plaatse van het huidige huisnummer 70 stonden in het begin van de twintigste eeuw de goeddeels blinde achtergevels van de pottenbakkerij van D. van der Kist. De fabriek liep door tot de Raam, alwaar zich de hoofdingang bevond (Scheygrond, Straten, 1981, 152). Later waren er twee herbergen gevestigd, logement Het Roode Anker van C.J. van de Poel en het logement van Van den Heuvel. In het laatste woonde rond 1920 een bekende straatfiguur, Bloemenpiet uit Boskoop, die een zekere reputatie had opgebouwd met de zegswijze ‘op de markt van de maatschappij is veel te koop’. Een nog bekendere figuur woonde ooit op nummer 78, namelijk Herman de Man (1898-1946), pseudoniem van Salomon Herman Hamburger. De schrijver van De Kleine Wereld heeft overigens niet zo lang in dit ouderlijk huis gewoond. Na enig huiselijk ongenoegen verruilde hij het voor het nabij gelegen logement Het Roode Anker, dat voornamelijk werd bevolkt door handelsreizigers en kermisgasten. Wie ook in de Keizerstraat woonde, was de heer M.H. Kluitman, onderwijzer aan de Stadstussenschool en auteur van een stadsbeschrijving van Gouda uit 1841. Hij woonde in 1860 op nummer 65 en zijn school stond op de plaats van het huidige huis Keizerstraat 40. Dit schooltje
dateerde uit 1837 en werd in 1883 verbouwd en uitgebreid door architect C.P.W. Dessing (Gemeenteverslagen, 1883, 42). Aan het einde van de negentiende eeuw werd er ter plaatse van nummer 69 nog een school gebouwd, de Vrije Gereformeerde School, die in 1937 werd omgedoopt tot Johannes Calvijnschool. Deze school bestond uit twee gekoppelde bakstenen vleugels onder zadeldaken met topgevels aan de kant van de Keizerstraat en een klein schoolpleintje ervoor. Het gebouw uit 1890 werd in 1993 afgebroken en vervangen door de moderne woningen van Casa. (Dolder, Onderwijs, 1997, 30 en Dolder, Keizerstraat, 1994, 55-76). In de fotocollectie van het stadsarchief bevindt zich een foto uit 1930 van de Rooms Katholieke Armeninrichting die was gevestigd in een huis dat grensde aan de kerk van Sint Jozef, Keizerstraat 39. Dit huis is in 1933 afgebroken.
In het begin van de Keizerstraat bevindt zich de rijk versierde gevel van de Volksgaarkeuken, gesticht door Henriëtte Hoffman. Het ontwerp uit 1888 is van stadsbouwmeester L. Burgersdijk en de uitvoering lag in handen van aannemer W. de Jong (Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, 12, nummer 1110). De gevel van rode baksteen is uitgevoerd in de stijl van de Hollandse renaissance, met banden van gele baksteen bij wijze van speklagen en gepleisterde blokken in
412 Keizerstraat in 1904 met links het logement Het Roode Anker.
| |
| |
413 Nieuwbouw in de Kuiperstraat, op de hoek van de Keizerstraat (1998)
414 De groene oase van het St. Barbarahof tussen Kuiperstraat, Peperstraat en Korte Raam (1998).
de segmentbogen boven de vensters. De gevel is vijf traveeën breed en heeft een middenrisaliet die eindigt in een trapgevel met een halfrond fronton als topversiering. De gaarkeuken werd in 1952 omgedoopt in Hoffmankeuken en heeft tot 1987 bestaan. Je kon er in 1981 voor f. 3,65 een karbonade eten en als je dan nog wat meer te besteden had, kon je er gebakken aardappels bij krijgen voor f. 1,50 met wat groente voor f. 2,15 (Heisbroek, Volksgaarkeukens, 1992, 29-31 en Wuis, Volksgaarkeukens, 1992, 76-79).
De Keizerstraat en de Raam zijn door een vijftal smalle steegjes met elkaar verbonden. Deze steegjes maakten bij de uitgifte in de veertiende eeuw deel uit van de huiserven, tenminste volgens K.M. Buiskool en J.C. Visser. Hoe ze dan ooit afgesplitst konden worden van de bestaande erven, is onduidelijk om niet te zeggen onbegrijpelijk. En waartoe dienden ze eigenlijk? Tegenover hotel De Keizerskroon ligt de Lange Willemsteeg, de meest brede van de vijf. De vier andere zijn zo smal dat je elkaar er nauwelijks kunt passeren. In 't Oude Halletje, niet meer dan een sleuf in de gevelwand, staan zelfs enkele huisjes, ongeveer in het midden, waar de sleuf iets breder wordt. De andere steegjes zijn onbewoonde spleten, donker en luguber: de Olieslagersteeg, de Pottenbakkerssteeg en de Melkersteeg.
De hierboven besproken nieuwbouw aan het einde van de Keizerstraat loopt in de Kuiperstraat door tot de Saffraanpoort, een steegje dat is ontstaan door de demping van de zijl die naast nummer 28 liep. Hier stond vroeger een pijpenfabriek, waarvan een bouwtekening uit 1901 bewaard is gebleven (Sijl, Plaatsingslijst, 1985, 20). Aan de overzijde van de straat bevindt zich één van de siroopwafelbakkerijen waar Gouda zo beroemd om is. Naast het buurhuis van dit fabriekje loopt nog een steegje, naar de nabijgelegen toren van het vroegere Sint Barbara Gasthuis, St. Barbarahof geheten. Aan het einde van dit smalle steegje komt men plotseling in een klein parkje met enkele oude, hoge bomen tussen divers struikgewas. Dit onverwachte stukje bos is een restant van de grote achtertuinen van de huizen aan de Peperstraat. De tuin grenst aan de Korte Raam, een troosteloze straat die ooit een aardig grachtje was. Aan de zuidzijde staat een modern woningbouwblok, dat deel uitmaakt van de reeks overeenkomstige woningen die om de hoek, aan de Bogen staan. Ze zijn rond 1985 gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Sint Jozef en ontworpen door de architecten J. Ledderhof en W. Enthoven.
415 Raam 224 tot 230 in 1998. De drie huizen ten zuiden van de Drapiersteeg met afgewolfde zadeldaken zijn de oudste aan de Raam. De linker heeft nieuwe prothesen gekregen in de pui en de bovenvensters, maar de andere twee zakken vermoeid tegen elkaar aan.
| |
De Raambuurt
Elk jaar op Koninginnedag verandert de Raam in een uitbundig gepavoiseerde kinderspeelplaats. En iedereen helpt mee met het versieren van de straat, aldus een medewerkster van het buurthuis, dat gevestigd is in de voormalige bakkerij Ons Voordeel (Raam 62). De Raam vormt het centrum van een buurtleven waaraan de grote groep daar wonende immigranten uit Marokko actief deelneemt. De drijvende kracht achter het bloeiende buurtleven is Sari Donk. De immigranten wonen vooral in de nieuwbouwblokken tussen de Regulierenhof en de Drapiersteeg en moskee Nour aan de Raam 238 fungeert als hun buurthuis. De Raambuurt beschikt sinds enige tijd ook over een actiegroep die een bestemmingsplan heeft
| |
| |
416 De oostzijde van de Raam in 1960. Zes huizen zijn gesloopt voor de bouw van een modern flatgebouw. De twee huizen links op de foto zijn blijven staan.
417 De westzijde van de Raam in 1959. De klokgevel rechts, die ook te zien is op de foto uit 1904, is inmiddels gesloopt. De drie huizen links van de klokgevel (nummers 34 tot en met 40) bestaan nog. Maar links van nummer 40 (het huis met de witgepleisterde gevel) is alles gesloopt.
ontworpen uit onvrede met het gemeentelijk beleid. Deze groep komt op voor het behoud van het kleinschalige karakter van de buurt en vooral van de Raam, waar tot veler ongenoegen grootschalige nieuwbouw is verrezen. Ten noorden van de Lange Willemsteeg verrees in de jaren zeventig een tachtig meter lange strook woningbouw van lichtbeige baksteen verrezen met in het midden een poortdoorgang die toegang geeft tot een parkeerterrein aan de achterzijde. Daar tegenover ligt sinds 1994 het Japieserf, een complex woningen van witte baksteen rond een ruime binnenhof. Het werd in opdracht van de woningbouwvereniging Ter Gouw ontworpen door architectenbureau Abken te Nieuwegein en bestaat uit vierenveertig sociale koopwoningen. Ook hier wordt de binnenplaats als parkeerterrein gebruikt. Het Japieserf straalt een zekere luxe uit, maar de vleugel aan de straat past slecht in de schaal van de Raam. Ten noorden van de Aaltje Baksteeg staat sinds kort ook een nieuwbouwblok van rode baksteen naar ontwerp van de Goudse architect Frank Goppel. Hierbij is door het aanbrengen van verticale geledingen en de toevoeging van onderscheidenlijke topgevels enigszins rekening gehouden met het historische karakter van de straat. De andere, hiervoor genoemde woningcomplexen lijken zo uit een moderne buitenwijk naar de oude stad te zijn overgeplaatst. Het zijn forse aanzetten om de Raam om te vormen tot een moderne straat en dat is wat de genoemde groep verontruste buurtbewoners niet willen. De enige nieuwbouw aan de Raam die in de schaal van de oudere bebouwing past en ook nog van smaak getuigt, is moskee Nour (Raam 238) een ontwerp van architect Gerard Rijnsdorp uit
1993. De opengewerkte minaret is onnodig bescheiden gehouden in een buurt waar vroeger verschillende torenhoge fabriekschoorstenen stonden. De moskee bestaat uit drie bouwlagen. Op de eerste verdieping bevindt zich de gebedsruimte voor mannen. De vrouwen, die de moskee aan de achterzijde betreden, bidden in een ruimte op de begane grond. Hier bevinden zich ook de schoenenbewaarplaats, de plaats voor de voetwassing en een leslokaal (Moderne Architectuur, 1994, 41).
418 De Raam omstreeks 1904 op een ansichtkaart van uitgeverij B. Gomperts. Op de achtergrond de gasfabriek.
| |
| |
419 Luchtfoto uit 1923 van de Raam. Op de voorgrond de daken van de Plateelfabriek Zuid-Holland. Links boven staat, haaks op de Raam, de Gouweschool. Links daarvan een rijtje huisjes uit het einde van de negentiende eeuw (nummer 43 tot en met 51). Links daarvan een pakhuis met een nog groter pakhuis erachter. Hier bevindt zich tegenwoordig het autobedrijf van Terlouw. Het enorme pakhuis met omlopend schilddak is enige jaren geleden vervangen door een verkoophal van de Rietmarkt (Hoge Gouwe 119). Dan komen twee huisjes en een tuinmuur. De twee, vermoedelijk achttiende-eeuwse huisjes ernaast zijn onlangs vervangen door namaak oude (nummer 33 en 35). Het huis op nummer 31 bestaat nog en is onlangs overeenkomstig het oude uiterlijk gerestaureerd (KLM Aerocarto).
Voor de demping in 1960 bood de Raam een aardige aanblik, althans op de nog overgebleven foto's. A. Loosjes was in 1923 minder positief in zijn beschrijving: ‘Het zuidwestelijk gedeelte der stad is nu juist niet het schoonste; het bestaat grootendeels uit wat men achterbuurten pleegt te noemen, en wordt doorsneden door een boomlooze, niet zeer bekoorlijke gracht, die den naam Raam draagt, herinnerend als in vele andere steden aan de verdwenen lakennering.’ De klacht over het ontbreken van bomen heeft het stadsbestuur zich aangetrokken, want enige jaren later staan er wel bomen, tenminste aan één kant van het water. Er staan tegenwoordig meer bomen ter plaatse van het gedempte water, maar ze bevinden zich tussen rijen geparkeerde auto's. Burgemeester K.F.O. James schreef in het Stedebouwkundig Basisplan van 1959 dat er over de demping van de Raam geen ‘traan gelaten zal worden’, want ‘het stadskarakter en de stedelijke schoonheid zijn bij deze weinig fraaie en geïsoleerde gracht niet in het geding...’. De burgemeester en zijn adviseurs, onder wie W. Schut, J. de Ranitz en de Provinciale Planologische Dienst huldigden de toen al zeer verouderde opvatting dat het monumentale karakter van een stad uitsluitend wordt bepaald door de afzonderlijke monumenten. In het Basisplan wordt dan ook met nadruk gewezen op het grote belang van de handhaving van onder meer de torens en de kapellen, maar geen woord over het belang van het stadslichaam als stedenbouwkundig monument.
Er staan aan de Raam nog een aantal oude, achttiende- en negentiende-eeuwse huizen, waarvan sommige zijn gerestaureerd, maar de meeste staan te verkrotten, vooral in de buurt van de voormalige Plateelfabriek Zuid-Holland. De fabriek zelf, gebouwd tussen 1913 en 1918, is ook vervallen, maar de klok-, trap- en lijstgeveltjes aan de Raam zijn er nog. Het grote tegeltableau is in bewaring gegeven aan de Oudheidkundige Kring ‘Die Goude’. Op de hoek van het Nonnenwater en de Raam is rond 1990 een rijtje huisjes gesloopt voor moderne woningbouw van de woningbouwvereniging Sint Jozef. Zo te zien staat de buurhuisjes hetzelfde lot te wachten. Een monument van negentiende-eeuwse sloppenwoningen is het Oranje Hofje aan de Raam (nummer 150). Het is aan de straat afgesloten met een poortje dat het jaartal 1887 draagt. Op het achtererf staan zes kleine huisjes in een doodlopend slopje. Ze bestaan uit een begane grond en een zolderverdieping. Links
| |
| |
420 Plattegrond van de Asschuur uit 1921.
421 De poort van Oranje Hofje aan de Raam.
naast de voordeur zijn twee gekoppelde vensters met schuiframen en de zolder wordt verlicht door een venster met negen ruiten. Deze huisjes waren in 1995 tot krotten vervallen, maar zijn kort daarna opgeknapt en vormen nu onderdeel van een drukkerij. Bij de verbouwing tot drukkerij is het steegje voor de helft volgebouwd.
Iets ten noorden van dit hofje lag een ander slop, die ‘Petroleumbuurt’ werd genoemd. Het poortje aan de Raam en het slop zelf bestaan nog, maar de huisjes zijn bijna allemaal verdwenen. Deze huisjes werden in 1913 gefotografeerd (Scheygrond, Straatnamen, 151). Op de stadsplattegrond van L. Burgersdijk uit 1870 komt het slop nog niet voor. De veertien kleine huisjes waren vermoedelijk in de loop van de jaren zeventig of tachtig van de negentiende eeuw gebouwd.
Tussen de Raam en de Turfsingel loopt de Vest, de weg aan de binnenkant van de verdwenen stadsmuur. Er woont bijna niemand. De Vest is een achterstraat van een achterstraat; een aaneenschakeling van rommelige loodsen en onduidelijke bedrijfsgebouwtjes. De Vest was altijd al een industriegebied met overal pakhuizen, schuren, hoge schoorstenen en daarbovenuit torenend de machtige lichamen van de twee windmolens: de Korenbloem op de hoek van de Verloren Kost en de Rode Leeuw bij de Regulierenhof. Van de Korenbloem is nu alleen nog een gedenksteen ter plaatse over. Architectuur van enige allure vind je hier niet. Toch is het gebied van historisch belang en dan natuurlijk vooral wegens de industriële geschiedenis. Aan de zwaaikom van de Turfsingel, waar historische schepen liggen onder auspiciën van de stichting Binnenhavenmuseum, bevindt zich het dubbele kaaspakhuis van de Rotterdamse firma J. van Zwet en Zonen en even verderop staat, eveneens aan het water, het kasteelachtige handelshuis van C.J. Boer. Het bestaat uit een hoofdhuis tussen twee lage aanbouwen. De begane grond is bedrijfsruimte de verdieping doet dienst als woning. Het geheel dateert vermoedelijk van omstreeks 1900. Iets verder in noordelijke richting staan keurig opgeknapte huisjes en er is een nieuwe stukje kade in de buurt van de molen. Weer iets verder, op nummer 30, staat de Asschuur. De bakstenen schuur werd in 1841 gebouwd door meestertimmerman A. Oudijk in opdracht van het gemeentebestuur. Het is een langgerekte, in IJsselsteen opgetrokken schuur met pannen schilddak. Hier werd de haardas opgeslagen die werd gebruikt als grondstof voor de fabricage van glas en zeep. De as werd op den duur verdrongen door soda, waardoor de schuur vanaf 1876 voor de opslag van ander afval gebruikt werd: puin, vuilnis en baggerspecie. Nadat de stadsreiniging, die tot 1915 verpacht is geweest, in gemeentelijk beheer was genomen, werd de Asschuur ingericht tot paardenstal en opslagplaats voor
reinigingsmaterieel. De bovenverdieping werd ingericht als directeurswoning. In 1970 is het gebouw in gebruik genomen door een jongerensociëteit met de eigenaardige naam ‘So What’. De schuur werd in 1985 gerestaureerd (Habermehl, Monumentaal, 1987, 17 en Habermehl, Restauratie, 1989, 16). Tegenover de Asschuur ligt een geheel nieuwe buurt, gebouwd in de tweede helft van de jaren tachtig van de twintigste eeuw, waar hoofdzakelijk immigranten uit Marokko wonen. De woonblokken staan aan beide zijden van de Drapiersteeg, aan de westzijde van de Nobelstraat en aan de noordzijde van de Regulierenhof. De blokken zijn zodanig geplaatst dat ten noorden van de Regulierenhof een tweede hof is ontstaan, Wouter Jacobserf geheten.
422 Het handelshuis van C.J. Boer aan de Vest.
| |
Tussen Nieuwehaven en Achter de Vismarkt
Aangekomen bij de Nieuwehaven, mogen de woorden van Henri Polak uit 1929 in herinnering worden geroepen als retroactieve waarschuwing tegen de in 1940 uit- | |
| |
423 Nieuwehaven 308-312: de Tweede Kosteloze School uit 1891 naar ontwerp van L. Burgersdijk (1998).
gevoerde demping: ‘Wie de resultaten van het dempen van grachten aanschouwt, hem vervullen droefenis over hetgeen, in den regel noodeloos, aan onvervangbare schoonheid teloor ging, en toorn jegens degenen, aan wier handen dat kostbare goed toevertrouwd was en die het aan gewoonlijk slechts in hunne verbeelding bestaan hebbende eischen van het verkeer of aan andere fantasterijen ten offer hebben gebracht’ (citaat uit Het kleine land en zijn groote schoonheid). Door het verdwijnen van het water zijn ook de verhoudingen verstoord. De nu erg brede straat is versmald door een reeks overgedimensioneerde betonnen plantenbakken tussen parkeerplaatsen. In elke bak staat als schrale troost een boom. Afgezien van de Onze Lieve Vrouwentoren, het hofje van Letmaet en dat van Cornelis Cincq is er weinig van architectuurhistorisch belang overgebleven. Het beeld wordt beheerst door onaanzienlijke gevels uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Er is aan het einde van de jaren tachtig een geheel nieuw buurtje tegenover het hofje van Cincq gebouwd - ‘woonerf’ staat op een gemeentelijk bordje. Dit is het Lafeberhof, in 1986 ontworpen door het architectenbureau Treffers en Polgar. Het armoedige blok met de doorrit in het midden bestaat uit tien woningwetwoningen van de Algemene Woningbouwvereniging Gouda, de veertien lage huizen op het eigenlijke woonerf erachter zijn gebouwd als premie A woningen. Deze duurdere woningen zijn tot stand gekomen in opdracht van de woningbouwvereniging Ouwe Gouwe en liggen aan een binnenstraat, die aansluit op een dwarsstraat en deze komt uit op de Lange Dwarsstraat. Ook deze dwarsstraat behoort tot het moderne woonerf.
Iets meer naar het noorden, voorbij de steeg Het Klooster, staat de brandweerkazerne. Hier lag sinds 1702 de Stadstimmerwerf, die op haar beurt was aangelegd op het terrein van het voormalige Clarissenklooster. De huidige brandweerkazerne werd gebouwd nadat de oude in 1929 was verbrand, een gebeurtenis die het vertrouwen in de vakbekwaamheid van de brandweerlieden niet bevorderd zal hebben. Op dit terrein lag zoals vermeld sinds 1702 de Stadstimmerwerf met werkplaatsen voor timmerlieden, metselaars, loodgieters en ververs en hun bergplaatsen voor materialen. Op het terrein lagen verder nog een kantoor, een brandspuithuis, een smederij en een houtloods. Aan de Turfmarkt bevond zich een toegangspoort met daarnaast een ruim huis met tuin voor de stadsbouwmeester. Rond 1807 moet hier de stadsarchitect Willem Verschoor hebben gewoond en na hem, rond 1837, diens opvolger Willem van Bemmel. Deze werd in 1867 vervangen door Leendert Burgersdijk, ‘een man vol energie’ en gezegend met ‘bijzonderen takt en bekwaamheid’, aldus zijn tijdgenoot J.N. Scheltema (Lange van Wijngaerden, Beschrijving, III, 1879, 23-28. Geselschap, Oud Archief, 1965, 48).
Aan de Nieuwehaven liggen twee schoolgebouwen. Het oudste staat vlakbij de Gouwe. Het is de voormalige Tweede Kosteloze School. De huidige gedaante is mogelijk in 1891 tot stand gekomen, want toen werd de school uitgebreid na aankoop en sloop van drie woonhuizen (Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, 12, nummer 1111 met ontwerptekening van L. Burgersdijk). Het scholencomplex bestaat uit drie in donkerbruine baksteen opgetrokken vleugels, twee van een enkele bouwlaag en een hoge vleugel van twee lagen onder een schilddak.
| |
| |
424 De Portemonnaie omstreeks 1910. De steeg lag ter plaatse van de huidige Herpstraat.
De gevels zijn node versierd: de bakstenen consoles onder de daklijst en de hoeklisenen weten zich nauwelijks een houding te geven. De school werd later in tweeën gesplitst. Een deel werd in 1925 opgeheven en het andere werd in 1937 overgebracht naar de vrijgekomen Gouweschool. Het scholencomplex doet, na aan verschillende andere scholen onderdak te hebben geboden, tegenwoordig onder meer dienst als peuterspeelzaal (Dolder, Onderwijs, 1997, 32).
Waar nu de Emmaschool uit 1951 staat (Herpstraat 1), lag aan het einde van de negentiende eeuw de Eerste Burgerschool voor Meisjes. Dit schoolgebouw werd in 1882 gebouwd ter vervanging van een schooltje dat aan de Lange Groenendaal lag, ter plaatse van het huidige, in 1919 gebouwde badhuis (nummer 79). Toen de meisjes naar de Nieuwehaven waren verhuisd, werd het schooltje in gebruik genomen als Tweede Burgerschool voor Jongens (Gemeenteverslag van 1882, 48). Dit schooltje aan de Lange Groenendaal was in 1852 gesticht (Dolder, Onderwijs, 1979, 34) en werd in 1861 vernieuwd (Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, 1104, 98).
Naast de Eerste Burgerschool voor Meisjes lag - ter plaatse van de huidige Herpstraat - een steegje dat onder de naam ‘Portemonnaie’ bekend stond. Het was in het laatste kwart van de negentiende eeuw aangelegd en aan weerszijden bebouwd met kleine arbeidershuisjes. De steeg liep van de Nieuwehaven naar het Regentessenplantsoen en was daar met een houten hek afgesloten (foto uit 1900 in Scheygrond, Straatnamen, 1979, 152). Dit steegje is verdwenen, evenals het kleine, doodlopende steegje waarvan de ingang aan de noordzijde van de Vrouwesteeg lag en dat de eigenaardige naam ‘Slapperdel’ droeg. Het steegje is in 1968 van de kaart geveegd, maar de naam is overgegaan op het straatje dat aan de noordzijde van de Vrouwetoren naar het toen aangelegde parkeerterrein loopt. Dit parkeerterrein staat door middel van een nieuwe straat, Vrouwepoort geheten, in verbinding met de Vrouwesteeg. In dit gebied zijn rond 1990 achttien oude huisjes gesloopt en vervangen door nieuwbouwblokjes, die in opdracht van Bouwmaatschappij Ouwe Gouwe zijn ontworpen door het architectenbureau Abken te Nieuwegein. Tevergeefs werd in 1987 door de vereniging Behoud Stadsschoon Gouda protest aangetekend tegen de voorgenomen sloop van de achttien historische huisjes. Het protest werd gesteund door twee Delftse hoogleraren: prof. dr. C.L. Temminck Groll en prof. dr. J.C. Visser.
Het al genoemde steegje Het Klooster bestaat nog en ligt tussen de huisnummers 89 en 143 van de Nieuwehaven. De naam houdt verband met het Clarissenklooster dat hier vroeger lag. De smalle steeg was aan beide zijden bebouwd met kleine huisjes, vermoedelijk eenkamerwoningen met zolderverdieping. De identieke huisjes waren voorzien van bakstenen tuitgevels. Op een foto uit omstreeks 1910 staan moeders met kinderen in de deuropeningen (Scheygrond, Straatnamen, 1979, 96). Van de oude huisjes staat nog een enkel dichtgespijkerd geveltje op zijn naderend einde te wachten.
| |
| |
425 Achter de Vismarkt in 1910. Op de achtergrond de toren van het stadhuis.
In dit gebied van Gouda liggen grote terreinen tussen de hoofdstraten, zoals tussen de Nieuwehaven en de Turfmarkt, maar ook tussen de Turfmarkt en de Lange Groenendaal. Die vormen de achterkant van de stad, de stedelijke wildernis waar toeristen zelden komen. Er valt ook weinig te zien, behalve onduidelijke opstallen en stukjes tuin. Een uitzondering moet worden gemaakt voor De Fabriek (Nieuwehaven 199-201), een diep op het achtererf gelegen fabrieksgebouw dat in 1996 door architect Tjeu Bonten werd verbouwd. De twee bakstenen gebouwen dateren uit het begin van de twintigste eeuw en boden onderdak aan een groothandel in dakbedekkersmaterialen en een bedrijf in papier- en verpakkingsmaterialen. In het uitbundig verbouwde complex bevinden zich nu vijf woningen en drie bedrijfjes. Maar om er te komen moet je door een rommelig binnengebied. In sommige stadsgedeelten liggen zulke achterterreinen ongegeneerd aan de openbare weg. Een goed voorbeeld vormen de Naaierstraat en voor een deel ook Achter de Vismarkt. Vanaf de Lage Gouwe tot aan de Vissteeg zijn beide zijden van Achter de Vismarkt bebouwd. Een bekende foto uit 1910 toont dit gedeelte. Hierop is ook te zien dat de rechterkade voorbij de Vissteeg met een hoog hekwerk was afgesloten. Daarachter vervolgde het water - na een kleine sprong naar rechts te hebben gemaakt - zijn loop. En vanaf dat punt tot aan de Turfmarkt sneed de waterloop als het ware dwars door het stadslichaam, wat zijn amorfe ingewanden blootlegde. De waterloop is in 1954 gedempt, maar de rommeligheid is gebleven, vooral in het gedeelte tussen de Groenendaal en de Turfmarkt. De grote binnenterreinen boden in de jaren zeventig van de negentiende eeuw nog genoeg plaats om het industrieproletariaat te huisvesten, dat wil zeggen onder te brengen in minuscule kamerwoningen waar het daglicht nauwelijks kon doordringen. De meeste zijn in de loop van de twintigste eeuw opgeruimd, zodat de overgebleven exemplaren een goede kans hebben om als beschermde
monumenten behouden te blijven. Dergelijke huisjes staan nog in de Looierspoort, een sleuf naast huisnummer 60 van de Lange Groenendaal (Smook, Binnensteden, 1984, 96). In de jaren twintig van de twintigste eeuw waren de krotten in dit slop nog bewoond (Wessels, Stadsmonografie, 1939, 7). Aan beide zijden van het slop staan zes huisjes, de rechter rij werd in 1997 gerestaureerd.
Het onderhavige stadsgebied is het geografische centrum van Gouda met de Turfmarkt als belangrijkste gracht en de Lange Groenendaal als de belangrijkste winkelstraat. In deze winkelstraat staat op nummer 79 een vreemdsoortig gebouwtje met een kunstzinnig gemetselde gevel in de stijl van de Amsterdamse School. De gevel is op een zestal kleine vierkante venstertjes na geheel blind. Dit was het badhuis, in 1919 gebouwd als voorbouw bij het eigenlijke zwembad dat nog goed te zien is op de luchtfoto uit 1923 als een achtzijdig bouwsel met een verhoogde lichtkoepel midden op het dak (Sprokholt, Aerocarto, 1996). Aan het einde van de Lange Groenendaal staat een modernistisch schoolgebouw met een als schoolplein ontworpen, maar nu door struikgewas ingenomen tuin. Op grond van de vormgeving van de ingang en het schijnbaar zwevende dakoverstek lijkt de school in de jaren vijftig van de twintigste eeuw te zijn gebouwd. Ze is de opvolgster van de Groen van Prinstererschool voor Christelijk Nationaal Onderwijs uit 1920 (Dolder, Onderwijs, 1979, 34 en 35).
| |
| |
426 Luchtfoto uit 1923 met links van het midden het dak van het badhuis (KLM Aerocarto).
De Turfmarkt is een rechte, stille gracht, die buiten de scheepvaartroute lag en druk verkeer is er nog steeds niet. Misschien is ze daarom niet gedempt en zo goed bewaard gebleven. Er is weinig gesloopt en verstorende nieuwbouw is er eigenlijk niet, of men zou de woningbouw uit de jaren zeventig op de hoek van de Lage Gouwe zo willen betitelen. Naast deze nieuwbouw staat een van de bekendste huizen van Gouda, het Admiraalshuis (Turfmarkt 142), een smal, hoog en delicaat rococo ontwerp dat in 1757 werd gemaakt voor admiraal Roemer Vlacq. Een eigenaardige combinatie, die ruwe zeebonk in het verfijnde poppenhuisje. Links van dit huis stond tot 1979 een hoge bakstenen toren die gezien haar vormgeving rond 1900 gebouwd moet zijn. Deze toren met uitzichtkoepel was vermoedelijk een
427 De Turfmarkt gezien vanaf de Gouwe in 1974. Het gebouw op de hoek van de Lage Gouwe en de Turfmarkt werd in 1979 afgebroken. Hierin was voorheen de winkel van J.L. Bruns gevestigd.
| |
| |
428 De voormalige synagoge aan de Turfmarkt (1998).
429 De voormalige, in 1931 afgebroken, gereformeerde kerk aan de Turfmarkt (1930).
brandtoren, die in de plaats is gekomen van het brandspuithuisje dat hier in de negentiende eeuw heeft gestaan. Tussen deze toren en het Admiraalshuis was een smalle poort die toegang gaf tot een kerkzaal in het achterhuis van nummer 142. Hier hielden tussen 1925 en 1974 de vrijgemaakte gereformeerden hun godsdienstoefeningen (Habermehl, Waterstad, 1988, 22).
Schuin aan de overzijde staat een interessant voorbeeld van een laat negentiende-eeuws woningbouwcomplex dat de formele kenmerken draagt van een stadspaleisje met gepleisterde plint en middenrisaliet met fronton. Op deze wijze zijn drie huizen samengevat in een monumentaal geheel dat in opzet goed aansluit bij het achttiende-eeuwse buurhuis, een eveneens zes traveeën brede lijstgevel (Turfmarkt 111). Tegenwoordig zetelt hier het Leger des Heils. Vroeger was er de Tweede Burgerschool voor Meisjes gevestigd. De school die in 1862 werd gebouwd lag aan de achterzijde, want het hoofdhuis was de woning van de hoofdonderwijzeres (Geselschap, Gemeentebestuur 1816-1920, 1977, 1104, 190 recto: bestek van de bouw). Na samenvoeging met de Tweede Burgerschool voor Jongens verhuisde de school in 1925 naar de nieuwe school aan de Burgemeester Martenssingel.
Voorbij de Trappenbrug, bevindt zich op nummer 23 de voormalige synagoge, in 1827 gebouwd ter plaatse van een in 1823 afgebroken doopsgezinde kerk, die de joodse gemeenschap sinds 1798 in gebruik had. Voor dit jaar, waarin de staatsregeling van de Bataafse Republiek van kracht werd, was het joden niet toegestaan in de stad te verblijven: een stadskeur uit 1712 verbood ‘Vremde Hoogduytse Joden of Smoussen’ de toegang tot de stad. De magistraat was bevreesd voor de toeloop van vluchtelingen uit de Duitse landen, waar antisemitische wetten waren afgekondigd, maar in de Franse Tijd kwam er een einde aan de onderdrukking en konden de joden zich in de stad vestigen. De meesten woonden in de buurt van de synagoge. In 1815 verwierven zij grond buiten de Kleiwegpoort aan het Bloemendaals Verlaat voor de aanleg van een begraafplaats. En dan komt er oorlog.
Op 9 april 1943 werden alle joden in het Centraal Tehuis aan Oosthaven 33, het Israëlitisch bejaardenhuis, bijeengedreven door de Goudse politie en onder bevel van Franz Fischer van de Sicherheitspolizei op transport naar Auschwitz
430 Turfmarkt 12 uit 1897 van architect H.J. Nederhorst.
| |
| |
431 Turfmarkt bij de toegang tot de gereformeerde kerk met het zalencentrum Het Brandpunt in 1966.
432 Turfmarkt 50 tot 60 in 1962. De twee huizen rechts van de toegang tot de gereformeerde kerk zijn kort voor 1966 afgebroken. Het huis links van de poort (nummer 50) was de ambtswoning van de stadsbouwmeester.
gesteld, vanwaar alleen de directrice is teruggekeerd. Daarom is de synagoge na de oorlog verkocht. Sinds 1950 wordt het gebouw gebruikt door de Vrije Evangelische Gemeente (Itterzon, Joden, 1972, 333-346). De bakstenen voorgevel is van een monumentale soberheid: een puntgevel bekroond door een miniatuurfronton met in de top van de gevel een klein roosvenstertje van hout. Alsof er nooit enige disharmonie bestond tussen gotiek en classicisme, zijn in deze gevel gotische spitsbogen voor de vensters toegepast en een classicistische deuromlijsting voor de toegang.
Recht tegenover de voormalige synagoge ligt, als een schuilkerk diep weggeschoven op het achtererf, de kerk van de gereformeerden met zijn karakteristieke hoge daken van rode pannen. Het introverte kerkgebouw werd in 1931 gesticht ter vervanging van een oudere preekkerk die rechthoekig van vorm was, rondbogig gesloten vensters had en een hoofdtoegang met neorenaissance omlijsting. Dit was de zogenoemde kerk B ter onderscheiding van kerk A van de christelijk gereformeerden, die in 1863 waren afgescheiden van de Hervormde Kerk en zich in 1907 hadden aangesloten bij de Gereformeerde Kerken (Jong, Gereformeerde kerk, 1987).
Het grote, vijf traveeën brede gebouw rechts naast de toegang tot de kerk, lijkt een kopie van een gebouw uit omstreeks 1800. Dat blijkt niet zo te zijn: het is een nieuw ontwerp in oude stijl waarvoor kort voor 1966 twee oude huizen zijn gesloopt. Het gebouw heet Het Brandpunt en men verhuurt er zalen. Naast het zalencentrum staat een klein huisje met een neorenaissance topgevel en daarnaast staat het achttiende-eeuwse huis waar vroeger de stadsbouwmeester woonde (Turfmarkt 50). De poort terzijde gaf toegang tot de Stadstimmerwerf.
Nog niet zo lang geleden werd een nederig huisje op de hoek van de Vrouwesteeg gesloopt en vervangen door een veel hoger woonhuis in lichtbeige baksteen. Het staat naast het voormalige bankgebouw op nummer 30, waarin tegenwoordig het Verzetsmuseum is gevestigd. Dit bouwwerk in donkerbruine baksteen met stalen ramen is in stilistisch opzicht verwant aan het gebouw van de Nationale Bankvereniging aan de Oosthaven. Het heeft iets grimmigs met de tralies voor de kleine vensters op de begane grond en de rechthoekige toren met smalle lichtspleten. Wat een verschil met de ongedwongen feestelijkheid van het huis op nummer 12 dat in 1897 door H.J. Nederhorst werd ontworpen voor een makelaar in effecten. Het gevelontwerp volgt het stramien van de neorenaissance, maar toen het op de sculpturale toevoegingen aankwam, leek er geen houden meer aan, vooral bij de pilasters en de boogtrommels. Zodra hij zijn kans schoon zag, is de architect er zelf gaan wonen (Berg, Jongere Bouwkunst, 1992, 18).
Wim Denslagen |
|