Het nieuw Maas Sluysche hoekertje
(1755)–C.L. Denik– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
Stem: Zeeman, Zeeman gy zijt, &c.Maas-sluys ik moet eens zingen,
Met een verheugden Geest,
En ’s Visschers Lof voortbrengen,
Waar van ons Plaatze meest,
Hier geniet zo veel wel-vaard,
Want tot haar prijs // Zal dit abbijs,
Van my nu zijn verklaard.
2 ô Gy Nepthunus aarde,
Lof-waarden Visscher-man,
U lof ik niet na waarde,
Ten vollen pryzen kan:
Hier toe ben ik onbekwaam,
Want mijn vernuft // Werd schier verzuft,
Zou ‘k melden uwen Naam.
3 De Zee die gaat hy bouwen,
Met het gevleugelt Hout,
Op Godt staat zijn vertrouwen,
En hoope menigfout,
En dan vaard zo dezen Mensch,
Op ’t Brakke Meer // Gints en weer,
Na zijnen wil en wensch.
4 Al werd hy hoog en lage,
Met deze zijne Schip,
Door ’t Roer en Wigt geslage,
Als hem Godt voor de Klip:
Ziet dan is ’t alles wel,
In zulk verdriet // En deerd hem niet,
De Baare boos en fel.
5 Als hem treft Storm en Baaren,
Zo denkt het Visschers-kind,
Als Godt my wil bewaaren,
‘k En vrees kwaad Weer nog Wind,
Dan en deerd hem ’t minste niet,
Hy denkt Godts hand // Kan als op ’t Land
Ons helpen uyt verdriet.
6 Al moet ik dik bewegen,
In dit onstuymig Meer,
‘k Moet mijn beroeping plegen,
| |
[pagina 59]
| |
Den Zegen van den Heer:
Ik altijd verwagten moet:
Want zo men zeyd // Na bitterheyd,
Zo geeft Godt wel het zoet.
7 Dus al moet gy veel lyden,
Lof-waarden Visscher-man,
Gy komt nog tot verlyden,
Wanneer gy eens komt an,
In de Haven van Maas-Sluys,
Men heet wed’rom // Dan u wellekom,
Wanneer als gy komt t’huys.
8 Gy brengt ons hier te Lande,
Ook aangename Visch,
Veel en menigerhande,
Tot krooning van ons Disch:
Is het niet een goede zaak?
Ook Haring schoon // Die spand de kroon,
Tot ’s Menschen groot vermaak.
9 Maar gy Lof-waarden Visscher,
Hoe dik werd gy gehoond
Komt zegt wat reden is ‘er?
Waarom hem niet gekroond?
Van de Neering van Maas-sluys
Waarom hem verbrukt,
Als ’t hem mis-lukt,
Met neydigheyd en kruys.
10 Let hoe hy menig Mensche,
Aan alle kanten voed,
Dat haar des Rijkdoms wensche,
In ’t minst geen nood en boet:
Daarom geeft hem prijs en eer,
Wenscht hem voorspoed // Dat wat hy doet.
Krijgt Zegen van den Heer.
11 Oorlof van Visschers goedig,
Hier mee heb ik gedaan,
‘k Wensch dat u Schip voorspoedig,
Vol en zoet wel gelaan,
Aan mag komen t’uwer vreugd,
En dat gy dan // Met alle-man,
Godt dankbaar wezen meugd.
’t Hangt aan Gods Zegen. |
|