Het nieuw Maas Sluysche hoekertje
(1755)–C.L. Denik– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Stem: O Nagt jalourze Nagt.Wanneer als ik vergaan, de Winter koud en strange,
Zo klimt d’Zonne hoog en ligt zeer helder klaar,
En brengt zeer warmen tijd, na ’s Mdenschen groot verlange,
Dit geeft Godt in de Mey, de zoetste Maand in ’t Iaar.
2 De Mey die lustig maakt, het Vee en ook de Menschen,
Want alles groeyd en vloed en is ook zeer vrugtbaar,
Wat zou men schoonder tijd op Aarden kunnen wenschen,
Als Godt geeft in de Mey, de zoetste Maand in ’t Iaar.
3 Het kruyd en Bloem-gewas, ’t geen groen staat in den Velde,
Daar in zo ziet men regt Godt, goedigheyd eenpaar,
Ia ’t scheynd of zy Godts lof en Heerlijkheyd vermelden,
Dit geeft Godt in de Mey, de zoetste Maand van ’t Iaar.
4 Den Huys-man is verheugd ontrent de Meye-tyden,
Want hy zijn Vee jaagt uyt, en Weydze hier en daar,
Met regt zo mag hy zig ook in de Mey verblyden,
Dit geeft Godt in de Mey, de zoetste Maand van ’t Iaar.
5 ’t Gevogelt kleyn en groot, ’t welk gaat den Mensch te boven,
| |
[pagina 57]
| |
Die ziet men zeer verblijd verheugen allegaar,
Want zy in dezen tijd haar Godt en Schepper loven,
Dit geeft Godt in de Mey, de zoetste Maand in ’t Iaar.
6 Den Koop-man mag ook dan, te Water en te Lande,
Zijn Koopmanschappen doen, met alle zijne Waar,
Waar van dat hy geniet Godts Zegen veelderhande,
Dit geeft Godt in de Mey, de zoetste Maand in ’t Iaar.
7 Den Visscher waard geagt, gaat ook zijn Nering dryven,
Al om te vangen Visch in ’t brakke Meer voorwaar,
Waar voor men niet aan Land, of t’Huys zou willen blyven,
Dit geeft Godt in de Mey, de zoetste Maand in ’t Iaar.
8 De Ionkman in dees tijd, die scheppen groot behagen,
Als zy gaan wandelen met een zoete Lief by haar,
Wie zag oyt schoonder tijd als zulke Meye dagen,
Die Godt geeft in de Mey, de zoetste Maand in ’t Iaar.
9 Draagt vrugten zondig Mensch, en wild u Hert bereyden,
Te melden Godes Lof met herten zeer dankbaar,
Verblijd u in Godts Zoon, Christus de vrugtbaar Meye,
Die u gezonden is in het genaden-Iaar.
’t Hangt aan Gods Zegen. |
|