Het nieuw Maas Sluysche hoekertje
(1755)–C.L. Denik– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
Stem: Fortuyn eylaas, &c. Ofte, Als ik uyt wandelen ga: Kan ook eenigzints gezongen worden op de Wijze: ô Booze domme Ieugd.In volheyd des tijds, zo Godes Woord verklaard,
Zo zouw tot Bethlehem een Kind werden gebaard,
Een Kind een Wonder-kind, wiens groote Heerlijkheyd,
Op zijne schouders is tot in der Eeuwigheyd.
2 Israëls waaren Troost, den Zoone Godts gewis,
Om wien een Ligte Ster, nu op-gerezen is;
Hy die de Sterren teld, eer dat de Sterren waar,
Scheynd heel de Wereld door, zeer helder ende klaar.
3 Wiens schoone Ligt (zeg ik,) blinkt heerlijk over al,
Die werd gebooren in een vuylen Beesten-stal.
Maria die hem baarde, en hier ter Wereld brengt,
Een Zoone die ons Godt, uyt zijn genade schenkt.
4 Ontfangt hem in u Hert, niet als in eenen Stal,
Maar dat door Godes Geest, gezuyverd is van al,
| |
[pagina 53]
| |
Dat u onzuyver maakt, dat u maakt onbekwaam,
Zo zult gy door ’t Geloof hem werden aangenaam.
5 In Doeken zo leyd hier ons Forst gebonden neer,
Voorwaar te slegt verneerd, voor zo een magtig Heer;
Wie d’Hemel niet en kan begrypen nog om-vaan,
Is hier in slegt gewaad, en kleeding aan gedaan.
6 O Christus! Godt en Mensch, bereyd alzo mijn Hert,
Dat gy in ’t waar Geloof, in my gebooren werd:
Beweegt mijn logge Ziel, tot waare Dankbaarheyd,
Dat ik u loven mag, die my ten leven leyd.
7 O Mensche vreest dit Kind! vierd zijn Geboorten-dag,
Die Isaac heeft gezien, zelfs doe hy niet en zag,
Hy die eer Abraham was, was al by Godt bereyd,
Wie noyt begin en heeft nog Dag der Eeuwigheyd.
8 Dien waaren Isaac, dat waare Vrouwen-zaad,
Op wien is uyt gestort, den Geest vol zonder maat,
En dien Emanuel, dien Godt en Mensch te gaar,
Waar door wy zijn verlost, in ’t regte Iubel-Iaar.
’t Hangt aan Gods Zegen. |
|