Het nieuw Maas Sluysche hoekertje(1755)–C.L. Denik– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Op den Zelven. De Dood heeft door de Zond, de overhand genomen, Dat zy op ’t Menschelijk Geslagte is gekomen, Zy kwam zo zwaar op ons wanneer als Adam vil, Dat nu het Lighaam dood is om der Zonden wil, Van Adam heerscht zy af, ja tot op Moses Name, Ia over ’t gantsche Volk dat na haar dood ook kwame: Zy rend met losse toom, tot Koning en tot Prins, Op Kleyn, Groot, Rijk of Arm: ja zy komt allezints, Zy treedt zo wel den Nek der Vroomen onder voeten, Als het rebellig Volk; dat nimmer dede boeten! Zy haald (om kort te gaan,) Lupardus ook in ’t Graf, Die ons d’Almogend Godt uyt enkel Liefde gaf: Die dik en menigmaal zijn Christelijke Schaaren, Godts zuyver Woord en Leer, kwam kragtig openbaaren: [pagina 50] [p. 50] O Dood! gy gaat te hart, gy maakt ons zeer bedrukt, Dat gy dien Man met haast hebt in u klaauw gerukt! O Dood! ô felle Dood! ô nasmaak van de Zonde! Hoe hebt gy dezen Man in uwen weg gevonden? Hoe is u scherpen Zeys zo tegen hem gekeerd, Dat gy zijn ’s Levens-draad, hebt t’eenemaal af gescheerd? Hoe zijt gy zo verwoed, die ’s Levens uuren teller, Dat gy dien Man in ’t Graf ter neder hebt gevellet? Komt zeg het my wreede Dood! waarom gy alzo tragt, Geheel te roeyen uyt het Menschelijk Geslagt? Och had gy dog gegaan! och had gy u begeven By ’t Volk dat niet en komt tot d’helft van haar Leven! Maar wat geklag is dit? wat onverstands gekruys? Let hoe d’Oordeelen Godts, beginnen van zijn Huys; Hoe Godt zijn liefste Volk zet haar Levens-palen, En dikwils alder-eerst komt hier van daan te halen: Wiens Dood geen Dood en is, maar ’t leven t’aller-tijd, [pagina 51] [p. 51] In zulk een Dood zo word mijn Ziel op ’t hoogst verblijd: ‘k Verlang met Lijf en Ziel om zo een Dood te smaaken, Dat een’ doorgang is om in ’t Leven te geraaken. Komt Dood zegt my waar dat uwen Prikkel is? Komt kragten van de Hel, wijst u Verdoemenis? Zy is ik weet zy is als t’eenemaal verslonnen, Want Christus Godes Zoon, die heeft u overwonnen, Dies vrees ik u dog niet, maar ben daar in verheugd, Want gy brengt ons, daar is een noyt gehoorde vreugd; Daar ik het Leven zal en Zaligheyd verwerven, O Heer mijn Ziel verlangt om zo een Dood te sterven. Of wel een Graf-Digt dog,, Den Dooden is ter eeren, ’t Is voor die leven nog,, Om ’t sterven ook te leeren. Vorige Volgende