Het nieuw Maas Sluysche hoekertje
(1755)–C.L. Denik– Auteursrechtvrij
[pagina 38]
| |
Stemme: ô! Zalig Heylig Bethlehem.Komt Nimphjes komt vald wakker an
En vlegt een Krans van Lauwerieren,
En wild daar mee de Hoofden van
Dit zoet gezegend Paar vercieren.
2 Die t’zaam getreden zijn in d’Egt,
En door de Trouwe vast gebonden,
Ziet hoe ons Bruydegom te regt,
Zijn alderliefste heeft gevonden.
Aanspraak tot den Bruydegom.
3 Een waardig pand een hoogen schat
Van Godt tot u vermaak gebooren,
’t Geen nauwelijks verstand omvat,
Onder veel duysend uytverkooren
4 Een Vrouw een Vrouw tot uwer lust
Een Weder-pand zeer hoog van waarden,
Waar mee gy op ’t Houw’lijk tot u rust,
Door Liefd’ en Trouwe komt aanvaarden.
5 U tweede Ziel, u eenig Lot,
Daar gy voortaan by hoopte leven,
Die van den Heer uwen Godt,
Tot uwen troost u is gegeven.
6 Gelijk Christus het Hoofd zeer goed,
Van zijn Gemeente is geprezen,
Weer Bruydegom dat gy zo moet,
Het Hoofd van uwen Vrouw weten.
7 Regeerd haar met een goed verstand,
Zijt altoos vreedzaam met haar gaande,
Weet dat daarom den Egten-band,
Uyt Liefde en Trouwe is bestaande.
Aanspraak tot de Bruyd.
8 Vrouw Bruyd agt u Man lief en waard,
Wild hem noyt kwade woorden geven,
Denkt dat gy daarom zijt gepaard,
Om vreedzaamlijk met hem te leven.
9 Noemt u Man Heer gelijk Sara,
Regeert u Huys-gezin in orden,
Want zo gy haar hier in volgt na,
Zo zijt gy haar Dogter geworden.
10 In Godes Leer altijd volherd,
Laat u doen eerbaar zijn begonnen,
Want door der Vrouwen kuysheyd werd
Ook dikwils menig Man gewonnen.
Genoden tot de Bruydegom en Bruyd.
11 Treft t’zaam gelijk als Ennias,
Die zijn Vrouw drie-en-veertig Iaaren
Gehad heeft zonder dat hy was,
Of dat zy beyde twistig waaren.
12 En krijgt gy kinderen van den Heer,
Zo wildze na Godtds wel-behagen,
Op-voeden in zijn Heyl’ge Leer,
Dat gy van haar ziet goede dagen.
13 Dit wenschen wy u allegaar,
Dat Godes gunst en grooten Zegen,
In overvloed van Iaar tot Iaar,
Op u daal als een vrugtbaar Regen.
’t Hangt aan Gods Zegen. |
|