Het nieuw Maas Sluysche hoekertje
(1755)–C.L. Denik– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Stem: ô Welig Holland vol practyken.O Gy Maas-Sluys! zeer hoog verheven,
Ik moet voort-brengen uwen Lof,
En met een Lied vereering geven,
Want my is overveloedig stof:
Mijn zin en mijn gedagt,
Uwen Lof verhalen,
Die tot den Hemel blinkt.
2 Zedert den tijd van vijftig Iaaren,
Zijt gy zo zeer getriumpheerd,
Dat ik het nauw’lijks kan verklaaren,
Maar de ervarentheyd best leerd:
Want geluk en voorspoed,
Hebt gy in overvloed, Zeer veel:
Buyten het plag te wezen,
Is ’t niet een groot verscheel.
3 Gy plag te zitten in d’Assche,
Want u getal zeer weynig maar,
Gy scheend te zijn als een Moerasse,
En waard toe een zeer kleyne Schaar,
Maat t’zedert dezen tijd,
Gy zeer vermeeret zijt, ’t Getal
Van Volk is meer geworden,
Looft Godt met bly geschal.
4 U Neering ziet men zeer vermeeren,
Van uwen Hoek en Haring-vaard,
Die houd ook menig Mensch in eeren,
| |
[pagina 8]
| |
Door de Wereld is zy vermaard:
Gy voed aan alle kant,
Het gantsche Vaderland, Zeer schoon
Buyten veel and’re Steden
Zo spannet gy de kroon.
5 Het geen ook menig Mensch verwonderd
Door Godes gunst en zegen groot,
Teld men veel Hoekers meer als Honderd,
Daar toe ook menig Haring-boot,
Die door Godts Zegen koen
Aldaar haar Neering doen, Zeer wel
Daar men veel Geld ziet winnen,
Van menig Boots-gezel.
6 Aan de Maas-stroom zijt gy gelegen
Voor uwe Scheep-baard zeer bekwaam,
Die u ook brengen wil ter degen,
Haring en Visch zeer aangenaam:
’t Zy versch ofte gezout,
Meer als kan zijn ontsout, Als ’t niet
Een zegen zeer lof-waardig,
Die gy van Godt geniet.
7 Gy hebt ook neffens deze Neering,
Van Godt verkregen t’uwer baat,
Een Wet en Kerkelijke Regeering,
Waar door dat gy in vreede staat:
Godts zuyver Woord en Leer,
Staat midden in u neer, Geplant,
Lief-hebbers der Reliegie,
Door Zegen van Godts hand.
8 Oorlof Maas-Sluys zeer hoog verheven,
Wild Godt den Heer loven zaan,
Wild hem dog prijs en eere geven,
Van ’t geen dat hy u heeft gedaan:
Vald Godt den Heer te voet
En dank hem met ootmoed, Gewis
Want aan des Heeren zegen
Het al gelegen is.
’t Hangt aan Gods Zegen. |
|