| |
Toverstokjes
Het verdwenen Vijffrankstuk
Wat men zien kan: Op de tafel staat een met water gevuld glas, daarnaast liggen een vijffrankstuk en een zakdoek. De drie zaken kunnen door de toeschouwers nauwkeurig onderzocht worden. De tovenaar neemt het vijffrankstuk in de linker hand en dekt het met de zakdoek, zo echter dat de vorm van het geldstuk, doorheen de stof zichtbaar blijft. Nu houdt hij het vijffrankstuk, dat steeds door de zakdoek bedekt blijft, boven het glas en nodigt één der toeschouwers uit het bij de rand, door de zakdoek heen, tussen de vingers te komen vasthouden en het daarna in het glas te laten vallen. Men hoort het geld in het met water gevulde glas vallen, maar als de zakdoek is weggenomen vindt men het geldstuk niet.
Materiaal: 1 vijffrankstuk, 1 zakdoek, 1 bierglas, waarvan de bodem ongeveer dezelfde doorsnede heeft als het vijffrankstuk; 1 horlogeglas, zo groot als het vijffrankstuk.
Hoe je het doet: Je knelt het horlogeglas in liet vlak van je linker hand, zodat je je vingers vrij bewegen kan. Onder het doek, vervang je het vijffrankstuk door het horlogeglas, waarvan de vorm zal doen denken dat het geldstuk steeds op zijn plaats gebleven is, terwijl je het onder het doek in je hand hebt geklemd. De toeschouwers, waarvan de ganse aandacht naar het doek gaat, merken niet, dat je de linker hand met het geldstuk in je broekzak steekt. Het horlogeglas, dat op de bodem van het bierglas viel, is onzichtbaar; zomede lijkt het geld werkelijk verdwenen.
| |
| |
| |
De afgerichte Muis
Wat men zien kan: Wie de voorstelling geeft houdt een zwarte, opgevulde muis in de hand. Op bevel loopt het diertje vooruit, wendt zich om, komt zelfs voorzichtig uit een hoed gekropen en kijkt behoedzaam over de rand.
Materiaal: Je vraagt je zuster of je moeder, uit zwart doek de vorm van een muis te snijden. Dien stop je vol met zagemeel of met lapjes
en daarna laat je hem toenaaien. Een paar pareltjes uit wit glas zullen de ogen zijn, de staart, een zwart geverfd stukje koord. Aan de neus van de muis bevestig je een lang, donker vrouwenhaar (Fig. 1).
Hoe je het doet: Je knoopt het uiteinde van het vrouwenhaar aan de knoop van je vest en je houdt de muis op je vlakke hand, zodat het vrouwenhaar opgespannen staat (fig. 2). Wil je de muis op je hand
vooruit laten lopen, dan hoef je enkel je hand van jou weg te bewegen en onmiddellijk trekt het opgespannen haar de muis vooruit. Al naar gelang de ligging en de beweging van je hand en de opstelling van de muis, zal het diertje de meest verscheidene bewegingen uitvoeren. Plaats je nu de muis in een zwarte hoed en trek je aan het haar, terwijl je ondertussen de hoed een klein stukje van jou verwijdert - wat de toeschouwers nauwelijks zullen bemerken - dan schijnt het diertje van zelf uit de hoed te klauteren. Voor het wellukken van je kunststukje zijn een paar voorwaarden ten stelligste vereist: het deel van de kamer waarin je werkt, mag niet al tehetverlicht zijn, maar moet in de schaduw liggen en je moet ervoor zorgen, dat je kostuum van donkere kleur zij. Op die wijze kunnen de toeschouwers het haar niet zien en ze zullen zich vruchteloos afvragen, hoe zulk een eenvoudig dingetje, dat dan nog uit kleerstof is vervaardigd, afgericht worden kan.
| |
| |
| |
Een knaap doorsteken of doorzagen
Wat men zien kan: Een knaap schuift in een kist en laat het hoofd aan het ééne, de voeten aan het andere der beide uiteinden der kist uitsteken, daar beiden opengebleven zijn. De tovenaar grijpt een lang mes of een degen en langs enkele smalle spleten die in de wanden van de kist zijn aangebracht, steekt hij herhaalde malen dwars door de kist, zodat de knaap onvermijdelijk moet getroffen zijn. Te oordelen naar het van smart vertrokken gelaat en de spartelende voeten, moeten de steken de jongen heel wat doen lijden. Maar zodra de knaap uit zijn schuilplaats glipt, blijkt het, dat hij spijts de vele steken, ongedeerd bleef.
Dit toverstukje heeft echter een variante: de tovenaar kan namelijk onder de ogen der toeschouwers de kist dwars doorzagen.
Fig. 1
Materiaal: Een oude kist (Fig. 1), die lang genoeg is, om de knaap van aan de voeten tot aan de hals in te sluiten, en hoog genoeg, om hem tee te laten daarin voorovergebogen - zittend plaats te nemen, zoals Fig. 2 toont. Daarbij komt nog een lang mes of een degen; voor het doorzagen der kist, een grote zaag.
Hoe je het doet: Vóór de voorstelling begint, heeft een knaap reeds plaats genomen in de kist: hij draagt dezelfde kousen en schoenen als de jongen die later in de kist glippen zal. Hoe hij zich in de kist ophoudt,
Fig. 2
kan je op Fig. 2 duidelijk zien. Hij moet in de kist glijden vooraleer het dekblad met kleine spijkertjes aan de frontzijde wordt gehecht. Om te beginnen trekt hij de knieën hoog, opdat zijn schoenen doorheen de kleine opening niet zichtbaar worden. De knaap welke
| |
| |
tijdens de voorstelling langs de andere zijde binnen moet, perst als hij eenmaal in de kist zit, zijn knieën vast tegen de borst en steunt de toppen zijner voeten tegen een blokje, dat, naast de spleet, in het midden der kist en langs de binnenzijde aan de bovenste plank is vastgespijkerd. Nu kan je de kist doorboren, zonder een der knapen te kwetsen, je kan de kist zelfs midden doorzagen en de twee delen ver van mekaar werpen, met het van smart vertrokken gezicht op de ééne zijde en de spartelende benen op de andere, maar je moet er zorg voor dragen ‘het schrikwekkende beeld van het doorgezaagde lichaam’ de toeschouwers te besparen, door de zijden waar de kist werd doorgezaagd met een karton te bedekken. Om het minste ongeval te vermijden, moet je, natuurlijk vóór het experiment de plaats waar zal gezaagd worden, nauwkeurig afbakenen, bij middel van een stok bijv., die ge door de spleet duwt, om de ligging der beide knapen in de kist te bepalen. Als de kist doorgezaagd is, stel je de twee delen ervan weer naast mekaar, trek je de kartons weg en de knaap wiens kop uit de kist steekt, glipt glimlachend buiten en strekt de benen. De knaap, die langs de andere zijde ligt, geeft hij een duw, opdat hij op het gepaste ogenblik de voeten intrekke. Komt hij daarmee te laat, dan is het met de illusie gedaan.
| |
De Fles en het Glas, die van Plaats verwisselen
Wat men zien kan: Op de tafel staat een groene fles en een klein glas. De tovenaar glijdt over elk voorwerp een hoge kartonnen cylinder. Trekt hij de cylinders weg, dan bemerken we, dat beide voorwerpen hunne plaats hebben verwisseld, t.t.z. het glas staat waar de fles stond en de fles waar het glas heeft gestaan. Weerom worden glas en fles met de cylinders bedekt en weerom bemerken we, dat dezelfde verwisseling plaats heeft gehad.
Materiaal: Twee grote niet doorschijnende wijnflessen zonder bodem. Wie niet weet, hoe een fles de bodem wordt ontnomen, leze aandachtig hoe dit kan geschieden. Op ongeveer 2 cm van de bodem, wikkel je om de fles een dikke koord, die je voorheen met benzine of met alkohol goed hebt doordrenkt. Deze laat je ontvlammen en terwijl de koord brandt, doe je de fles voortdurend draaien. Zo gauw de koord is opgebrand, doop je de fles in koud water; waar de koord gelegen heeft zal de bodem afspringen. Springt hij echter niet af en komt er
| |
| |
alleen een barst, dan hoef je de fles alleen maar tegen een houten wand krachtig aan te slaan. De scherpe kanten van het glas stomp je af met een oude vijl of met schuurpapier.
Fig. 1
Dan hoef je nog: twee papieren cylinders die je maakt van opgerold en samengekleefd pakpapier. De cylinders moeten ten minste zó hoog zijn als de flessen en zo wijd, dat ze makkelijk over de flessen schuiven, zonder echter tussenruimte te laten. Aan de bovenzijde worden de cylinders met een schijfje zeer sterk papier toegeplakt. Dit schijfje wordt langs de buitenste rand met de schaar uitgetand, zodat de tanden, als ze eenmaal goed met lijm zijn bestreken, makkelijk aan de rand van de cylinder kleven (Fig. 1). Verder hoef je nog twee kleine drinkglaasjes.
Fig. 2
Hoe je het doet: Je plaatst vóór jou op tafel de twee kleine drinkglaasjes en je overdekt het glaasje rechts met de groene fles, die het glaasje niet laat zien (Fig. 2a). De tweede fles steek je in één der cylinders. Dit alles gebeurt natuurlijk buiten het weten der toeschouwers om. Bij begin van het toverstukje, laat je de cylinder die de fles bevat, over het glas links glijden, maar je let op, dat de fles niet uit de cylinder glipt. De cylinder die niets bevat, schuif je over de fles aan je rechter kant (Fig. 2b). Als je nu de twee cylinders wegneemt, moet de fles links op tafel blijven staan, de andere moet met de cylinder weggenomen worden, wat je makkelijk kan door de linker cylinder lichtjes aan te vatten, de rechter stevig (Fig. 2c). De toeschouwers voor wie slechts één glas en één fles bestaan, denken nu, dat de twee voorwerpen op geheimzinnige wijze van plaats veranderd zijn. Het stukje kan vele malen op dezelfde wijze herhaald worden.
| |
| |
| |
De Helderziende
Wat men zien kan: Aan elk der aanwezigen geeft de helderziende een blad papier en een enveloppe; dan nodigt hij ieder van hen uit, een korte zin of een spreekwoord van ten hoogste twee regels op het papier te schrijven, het blad in de enveloppe te steken en deze toe te kleven. Naar zijn zeggen te oordelen, zou de helderziende bekwaam zijn, de inhoud van ieder enveloppe te lezen, zonder deze laatste open te breken. Als hij de enveloppen inzamelt, geeft de helderziende elk der aanwezigen een nummer, naar gelang hem de brieven worden overgereikt en schikt de éne boven de andere, nummer 1 bovenaan. Dan gaat hij aan tafel zitten en, met een potlood schrijft hij op elke brief het nummer, dat hij gaf aan hem die ze hem overhandigde. Drukt hij nu de eerste enveloppe op het voorhoofd, onderwijl de ogen sluitend en de toeschouwers het nummer tonend dat op de enveloppe staat, dan kan hij de aanwezigen mededelen, wat er op de brief in de enveloppe staat. Nu breekt hij zelf het couvert open en komt tot de overtuiging, dat hij in magnetisch transe juist gezien heeft. Hij gaat op dezelfde wijze door met alle enveloppen en op het einde kunnen de toeschouwers onderzoeken of alles klopt.
Materiaal: Zoveel enveloppen en blaadjes papier als er aanwezigen zijn; daarbij enkele potloden.
Hoe je het doet: Eén der aanwezigen kent de truc en verraadt jou, wat hij op zijn briefje denkt te schrijven. Bij het inzamelen der enveloppen neem je de zijne eerst aan. Heb je éénmaal alle enveloppen in de hand, gerangschikt volgens de nummers, die je de aanwezigen gegeven hebt, dan leg je de bovenste enveloppe, waarvan de inhoud jou trouwens bekend is en die eigenlijk nummer 1 zou hoeven te dragen, heel onderaan. Dit doe je natuurlijk zonder dat iemand het merken kan, het liefst terwijl je gaat om aan tafel plaats te nemen. Hier nummer je de enveloppen elk op haar beurt, de orde houdend die je volgde om ze in te zamelen, zodat die enveloppe nummer 1 krijgt, welke het briefje van persoon nummer 2 bevat, enz ... zoals je op de afbeelding zien kan. Op die manier krijgt elke enveloppe een nummer dat ééne eenheid hoger staat dan het nummer van de persoon, die jou de enveloppe overhandigde en het briefje schreef dat erin steekt. Druk je nu de bovenste enveloppe met nummer 1 gemerkt, maar briefje nummer 2 bevattend, aan het voorhoofd, zo kan je heel envoudig de tekst geven dien je vriend jou verraden heeft maar die heel onderaan ligt. Je kameraad bevestigt natuurlijk, dat je juist gezien hebt en middeler- | |
| |
wijl open je de enveloppe en kan je rustig briefje nummer 2 lezen en doen alsof je wou nagaan of je goed gelezen hebt. Als je daarna enveloppe nummer 2 aan het voorhoofd drukt, ken je reeds de inhoud van briefje nummer 2 dien je van buiten zeggen kan. Daarna open je ook dit couvert en lees je briefje nummer 3. De laatste enveloppe bevat het briefje van je kameraad en zijn inhoud ken je. Je moet er echter op
letten, dat de toeschouwers niet al te zeer naderen, terwijl je de enveloppen opent, opdat ze het geschrift niet erkennen. Zijn echter alle couverten geopend en alle briefjes door jou uitgenomen, dan mag iedereen zich van de juistheid van je zeggen komen overtuigen. Nu zal niemand meer kunnen constateren, dat de briefjes niet in de voor hen passende couverten staken.
|
|