‘Ik kom zo bij u terug, meneer Dall’, zei Theodore Harley Mellon. Hij vervolgde met O'Brian de tocht door de kamer, sneller nu, want Ted had haast om meneer Dall iets belangrijks te vragen. ‘Tot straks’, zei O'Brian aan het einde van de tocht. ‘Nu eerst maar eens even op eigen houtje acclimatiseren, nietwaar?’
Alec knikte en begaf zich dwars door de kamer naar Eric T. Dall, die een schools lesje in Vrolijk, Verblijd Glimlachen Tegen Een Oude Vriend weggaf. Hij boog ondeugend zijn oor naar Alec en zei: ‘Hóe was het ook al weer?’, en Alec fluisterde nadrukkelijk: ‘Theodore Harley Mellon’, en wat luider: ‘Zeg maar gewoon Ted hoor, net als vroeger!’
‘Die ouwe Ted’, zei Eric T. en daarbij gaf hij Alec een beschaafd schouderklapje. ‘Hoe kom jíj hier zo?’
‘Och’, zei Ted Mellon, ‘sommige lui van de Unesco weten wat een opgejaagd mens toekomt, hè?’
‘O ja?’, vroeg meneer Dall ineens bitter, ‘nou, dan heb ìk andere ervaringen. Maar in het najaar zullen ze me potverdrie weer moeten boeken!’ Hij keek met afschuw naar zijn khaki-broek en de blote knieën daaronder.
‘Dus dit is maar tijdelijk...’, zei de ander.
‘Reken maar. En daarom ben ik juist zo blij jóu hier te zien. Wat zou je der van denken: samen weer op stap te gaan?’
‘Nou’, zei Alec voorzichtig, ‘misschien zou Theodore Harley Mellon best weer aangenomen willen worden, als de discretie daarbij tenminste bewaard zou kunnen blijven. Ze zitten hem nogal achter de vodden’.
Meneer Dall vroeg ernstig achter zijn hand: ‘Politie?’
Alec schudde het hoofd en zei glimlachend: ‘Nee, 't zijn allemaal vrijwilligers. De pers en lui van de film en dan ook nog een zekere dr Helen’.
‘Jaja’, zei meneer Dall, of dàt allemaal vanzelf sprak, ‘ik volg de kranten geregeld’, en weer achter de hand: ‘Een nare situatie, nietwaar?’
Alec trok de schouders op en zei: ‘'t Zal wel weer slijten’. ‘Weet je wat’, zei Eric T. ineens zeer opgewekt. ‘Wíj gaan