kleindochter, een oorlogswees, die haar best deed beeldhouwster te worden. Verder was er nog een verzakte dienstbode, ook al een Poolse. En dat was de hele familie. Van dit viertal zag Alec, die in de oude chauffeurswoning van het buiten woonde, eigenlijk alleen maar zo nu en dan Myriam, de jonge beeldhouwster. De anderen lieten zich zelden zien, leefden maar zowat, voornamelijk op het zuidelijke terras aan de andere kant van het huis.
Bij stukjes en beetjes begon Alec de chauffeurswoning op te knappen en te installeren. Toen er in Maart een klein buitje viel, lekte het dak niet meer. Hij kocht hier en daar wat stoelen en tafels, een divan, hij timmerde een boekenrek en midden Maart kwamen zijn boeken over uit Oaklake. Hij schreef Charley, dat hij het best naar zijn zin had, en dat hij besloten had voorlopig te blijven waar hij zat. Charley moest maar niemand vertellen waar hij woonde, hij had er zo'n gevoel van, dat dat voor iedereen beter was. En Charley schreef terug, dat alles dik o.k. was, dat hij Tom's Cabin had verkocht aan dr Helen en dat hij steeds hogere bedragen kreeg aangeboden voor het hotel, dat hij het overigens erg druk had, meest van ééndagsklanten, die het één of ander te doen hadden binnen De Omheining.
's Middags om twaalf uur stond Alec op, scharrelde wat door het huis, bedacht een kalm ontbijt, at buiten in de zon, lezend en zich uitrekkend en reed 's middags naar de zee, waar hij zwom en weer las en - als dat zo uitkwam - stoeide met een blonde figurante, die dikwijls tijd te over had, en verveeld haar dag verdeed op het strand.
Heel dikwijls ook bleef Alec thuis en ging hij naar de verwilderde tuin, waar hij een hangmat ophing; dan lag hij een hele middag te luisteren naar de gelukkige vogels van Californië. Hij was weer waar hij was, hij was thuis bij zichzelf. Niet helemaal natuurlijk, het beeld was nog niet compleet, want een goed huis begint met twee. Maar Alec had geen haast.
Een paar keer in de week ging hij eens kijken in het atelier