| |
| |
| |
VIII
Ottolander arriveerde de volgende morgen meer dan een uur te laat op het raadhuis, hetgeen niets ongewoons was, hij kon gaan en komen wanneer hij wilde. Bats stak joviaal zijn hand op, maar die hand bleef zweven in de ruimte, en de oude portier keek hem geschrokken aan, alsof hij een schim ontdekte. Zag hij er zó beroerd uit?
Blijkbaar. Want Albarda zei dadelijk: - Ottolander! Ben je ziek? Wat hèb je?
- Ik heb de beroemde kwaal, die jìj zo verrekt goed kent, zei Ottolander.
Albarda lachte gelukzalig en vroeg: - Wijn of jenever?
- De hele rotzooi door elkaar, zei Ottolander, terwijl hij krachtdadig achter zijn bureau ging zitten. Hij dacht: - Ik moet nu één van de beroerdste karweitjes van mijn leven opknappen, en hij begon te rommelen in de papieren van zijn half-afgemaakte lezing.
Albarda loerde tersluiks naar hem. Eensklaps richtte hij zich met een herinnerende blik op en zei: - Dat's waar ook. Wennekes en Blom heeft gebeld. Meneer Thomas. Je moest hem dadelijk terugbellen.
Ottolander snauwde: - Ik moet niks. Maar bel hem maar! Hij dacht: daar begint het gemekker, de familie springt in het geweer! Hij zal me wel uitnodigen, hij is te discreet om het over de telefoon te doen. Maar hij kan doodvallen. Ottolander trapt er niet in. Ze zullen me nog aanbieden directeur te worden, alsof ik een gek ben die om zich laat lachen. De stad zou zich bescheuren, er zou niets van me overblijven. Hij dacht: ik moet zien, dat ik een baan krijg in een andere stad.
- Meneer Wennekes aan de lijn, zei Albarda.
- Ja hallo!, zei Ottolander.
- Ha Chris, ben je daar! De tentoonstelling hàngt. Kom je vanochtend nog kijken?
Ha!, gooiden ze het over die boeg! Net doen of er niets aan de hand was en dan..., onder vier ogen...
- Is dat nodig?, vroeg hij. - Ik ben net bezig aan de openings- | |
| |
speech, en het kost me nogal moeite er iets van te maken. Hij dacht: ik zal hem een kleine hint geven.
- O, in dat geval..., Thomas' stem klonk zorgeloos. - Ach, eigenlijk ken je àl de schilderijen, hè? Uit zijn toon viel volstrekt niets op te maken.
- Misschien kun je me een drukproef van de catalogus sturen, zei Ottolander.
- Er gaat onmiddellijk een loopjongen onderweg, zei Thomas. Toe maar, dacht Chris, wees maar gedienstig. Maar desondanks zei hij:
- 't Kan tòch zijn dat ik nog kom. Vanavond, als ik die tekst klaar heb.
- Goed, zei Thomas, dat hoor ik dan wel. En hij voegde er aan toe: - Sterkte!
En dat was alles. Sterkte! Dit kon je op vele manieren uitleggen.
- Een rotklus!, zei Ottolander hardop.
Albarda glimlachte begrijpend en zei: - Kan ik je met iets helpen?
- Bel maar om koffie, zwarte koffie.
Zijn assistent deed het, en bleef Ottolander daarna dralend zitten bekijken, blijkbaar belust op meer dranknieuws, en ten slotte vroeg hij: - Was je met veel mensen?
- Alleen met die Rusman. Maar ga nou aan het werk.
Maar Albarda moest toch nog zeggen: - Rusman! Die drink je niet onder de tafel!
- Toe nou!, zei Ottolander.
- Zo sterk als een beer, zei Albarda.
Chris zweeg en trok demonstratief de schrijfmachine naar zich toe. Zo sterk als een beer, het mocht wat! Een schreeuwend kind in het donker, niets anders, een wezel. Want het was geen grap geweest, dat ze hem hadden laten komen. Onderweg had hij steeds gedacht: Harry houdt me voor de gek, nou goed. Alles is beter dan... Hoeveel keer had hij hardop gevloekt? Vooral de oude mevrouw had hij voortdurend voor zich gezien, terwijl ze moederlijk die anjer in zijn revers vasttrok, met die onbeschrijfelijke glimlach. Het was schaamte geweest, natuur- | |
| |
lijk! En dan de oude meneer Albert, met zijn schouderklapje. Dag schoonzoon! Dat zouden ze willen, dat uitgekookte stelletje. Ottolander? Die is toch maar 'n streber, die doet het wel, het geld verzoet alles. Alsof hij de risee van de stad zou willen worden voor hun luizige poen! Dachten ze, dat Ottolander zó'n klein, ordinair kereltje was? En toch... Nee, niet het geld! Jacqueline! Al die lange jaren, en nu... Je kunt alleen maar van droombeelden houden. Had ze dat gezegd om hem te chanteren? Speculeerde ze op een halfzachte kant van hem? Maar dan hadden ze het maar niet moeten bekokstoven! Zelfs Bella had in het complot gezeten! De rijkdom! Dachten ze, dat ze iedereen maar konden kopen? De zwijgzaamheid is een nobel parfum. Maar als hij er ingetrapt zou zijn, had het groot op alle schuttingen gestaan: Ottolander kreeg geld voor vrouw met kindje. Koppelverkoop! Ja, dat dachten ze maar, hij niet! Hij wàs geen underdog, hij was het toch goddome iemand gewòrden?! Later, bij Harry thuis, had hij alle reden om te denken: ik heb het véél verder gebracht dan hij. Ik ben niet zo'n wezel. Want de ziekte van Harry was geen comedie.
Dolly deed hem zenuwachtig open, hield hem staande in de gang en fluisterde: - Het is niet alleen om de dood van zijn moeder. Gister had hij het óók al. Hij hield me de hele nacht bij zich, alleen maar praten, hij deed niks.
- Jij maakt ook nooit es wat mee, zei Chris.
Hij stapte de voorkamer binnen en zag met één oogopslag, dat hij er goed aan had gedaan te komen: de Grote Rusman lag met open hemd en losgeknoopte broek op de bank, bleek en met zweet op zijn voorhoofd, maar niet zonder een grijns. Hij zei: - Zie je wel, ik heb me niet vergist.
- Maar wat is er dan aan de hand, idioot?
Harry zei: - Mijn hart... Het gaat bij buien verdomd tekeer. Iedere keer denk ik: nou ga ik de pijp uit.
Ottolander vroeg sarcastisch: - Ben je daar dan bang voor?
- Maak nou geen geintjes. Helemaal alleen de pijp uit, in een leeg huis...
- Waarom laat je geen dokter komen?
Dolly zei huilerig: - Dat heb ik ook al zo vaak gezegd.
| |
| |
- Wat heb ik aan een dokter?, lamenteerde Harry. - Ik weet precies wat ze zeggen: inbeelding. En dan geven ze je een pilletje en laten je weer alleen. Hij richtte zich half op en zei: - Ha Dolly, je hoeft nou niet langer te blijven. Ze is strontbenauwd, Chris. Dat maakt het nog erger. Ik moet iemand hebben, die me laat lachen. Neem een borrel.
- Nogal lekker als je moeder pas dood is.
- Dat heeft het nog erger gemaakt, vanavond, zei Harry somber. Hij greep naar zijn hart en zei: - Schenk mij er ook nog eentje in.
Dolly zei: - Nou, dan ga ik maar... Ze draalde en vroeg: - Zou het goed aflopen?
- 't Loopt goed af, zei Ottolander, geen aronskelken voor Harry Rusman.
- Bel een taxi voor haar, zei Harry.
Toen ze alleen waren, zei hij: - We gingen eerst naar dat rotziekenhuis. Daarna maakten we de bekende ronde, Dolly en ik, we deden het rustig aan. Ik vind haar wel aardig, om mee te praten. We zaten in de vijfde of zesde tent, toen mijn zuster belde. Ze was op slag dood.
- Je moeder, zei Chris.
- Mijn moeder, na de bioscoop onder een auto gekomen. En mijn vader geen schram. En mijn zuster maar links en rechts opbellen naar mij. Moet je nagaan, zei Harry, al die tijd dat ik daar zat te zuipen, waren vreemden met mijn vader bezig om hem te kalmeren. Maar toen hij mij zag in het ziekenhuis, begon hij weer te huilen als een kind.
Hij begon ineens zelf ook te huilen en zei: - En ik maar zuipen. Terwijl mijn moeder daar dood lag.
- Kom nou, zei Chris, maak me nou niet verlegen.
- Goed, zei Harry. Hij richtte zich wilskrachtig op en vroeg: - Heb jij wel es een dooie gezien?
- Vaak genoeg, zei Ottolander, ik was er nooit bang voor.
- Echt niet? Maar ze beginnen dadelijk te ruiken. Of niet?
- Soms wel, zei Ottolander. Hij voelde zich bekocht. Hij wist wel dat het zin had hier te zitten praten met Harry, maar liever had hij gehad, dat Rusman hem kerngezond naar zijn wo- | |
| |
ning had gelokt. Dàn had Chris zijn woede over die vuile valstrik tenminste kwijt gekund. Hij dacht weer: de rijkdom!
- En dan die leegte, zei Harry. - Dat het allemaal voor niks is geweest. Het is de grootste eenzaamheid, die er bestaat.
- Je moet er toch es mee naar een dokter gaan, zei Chris. Hij schonk zich nu een whiskey in, een dubbele.
- Als kind had ik het al. Als ik bloed zag, werd ik kotsmisselijk. Als ik langs een ziekenhuis rij, voel ik mijn hart. Wat zou dat toch wezen?
Ottolander trok de schouders op. - Aanleg, zei hij maar. Hij dacht: de Grote Rusman, een wezel! Een groot kind, dat schreeuwt in donker. Hij heeft alleen maar zo'n grote bek om de stilte niet te horen. Hij moet altijd mensen om zich heen hebben uit angst voor de leegte.
- Zou het de managersziekte kunnen zijn?, vroeg Harry.
- Misschien wel, zei Chris, maar je bent nu over je toeren, om je moeder.
- Maar ik had het gister ook al. Ik heb het vaak als ik alleen ben. Ik denk altijd, dat het fijn is, Adèle zo'n paar weken weg... Weet je wat ik meestal droom? Dat ik alleen in de auto zit. Plotseling krijg ik een hartaanval, ik raak de macht over het stuur kwijt en flikker tegen een boom op. Dan word ik wakker, een dooie in het donker. Vannacht durf ik helemaal niet alleen te blijven. Maar die Dolly is zo opdringerig.
- Dat vond je vroeger nooit zo erg.
- Ik ben al bijna zes en veertig... Wat wil je!, het klonk verontwaardigd.
- En Cissy dan?, vroeg Chris.
- Ik weet het niet, het is een gewoonte, geloof ik. Schenk me nog es in Chris. Omdat ik het vroeger óók deed. Het was zo fijn, vroeger... Hij strekte zich op zijn rug, zuchtte en staarde naar het plafond, alsof hij daar veel zag. Zou hij nu ook aan zijn eerste vrouw denken? Chris wist niet precies, hoe dat allemaal gegaan was. Hij vroeg zonder inleiding: - Waarom ben je eigenlijk met Adèle getrouwd?
Rusman zei: - Als je haar kende, zou je het weten. Ze is een vrouw van klasse.
| |
| |
- Zijn haar ouders erg rijk?
Harry grinnikte. - Ha, die Chris! Schatrijk! Maar wat zou dat? Geld stinkt niet, ik heb er geen last van. Ik ben toch dezelfde Harry van vroeger?
- Ja, zei Chris.
Natuurlijk!, hij was dezelfde Harry van vroeger. Hij was geen haar gegroeid, hij was dezelfde luidruchtige fluim gebleven. Een aardige, maar bange schreeuwlelijk, een geweldig soort Bob Reef, dacht Chris. Zou Bob Reef gegroeid zijn als hij nog leefde? Zou hij iets geworden zijn? Zoals hijzelf? Een man van aanzien?
Harry geeuwde ongegeneerd en Chris zei: - Ga naar bed, dan blijf ik hier wel wachten.
- Nee, zei Harry, kom naast me in mijn lits-jumeaux.
- Nou goed, zei Chris. - Maar eerst nog een stevige whiskey. Om half vier lagen ze in bed. In het donker zei Harry: - Ik vind het verrekte tof van je... Net als vroeger, weet je nog?
- Hou je bek nou, zei Chris, morgen heb je een zware dag.
Rusman sliep spoedig in, gretig snurkend, als een zwaar, onrustig beest. Nu en dan werd het gegier en gerochel onderbroken door een snel, hikachtig snikken, dan droomde hij zeker van zijn moeder. Hij is nooit volwassen geworden, dacht Chris, vreemd, dat ik vroeger zo tegen hem heb opgekeken. Maar ik heb hem al lang niet meer in mijn botten, ik ben hem kwijt uit mijn leven, ik ben een ander geworden. Ik moet slapen, dacht hij, hij probeerde het, maar het lukte niet. Eenzaamheid!, dacht hij. Harry moest eens weten hoe eenzaam ik ben geweest de laatste zeven, acht jaar. Zeven, acht jaar alleen maar een droom. En altijd werken! Hij wilde wel schreeuwen daar in het donker, hij voelde zich bitter bekocht, en hij verliet het bed om nog meer whiskey te drinken, bij wijze van slaapmuts. Daarna sliep hij eindelijk toch in, met een zware hoofdpijn, die de kater van de volgende dag reeds aankondigde, en niet veel later werd hij glazig wakker, verbaasd eerst over het vreemde huis en het energieke gestommel ergens op de achtergrond. In de voorkamer was Harry huisvaderlijk bezig de planten water te geven.
| |
| |
- Hè, die douche deed me goed, zei hij. - Dit wordt een rotdag, ik moet vandaag niet drinken. Verdomme, zei hij, ik heb me aangesteld, gisteravond. Waarvoor heb ik je eigenlijk laten komen? Ik ben zo lekker als kip!
- Ik zou toch es naar een dokter gaan, zei Chris.
- Welnee. Adèle komt nou toch weer thuis? Ik kan gewoon niet alleen zijn, dat is het jonge!
Steeds, onderweg in zijn auto, dacht Ottolander: ik ben een ander geworden, ik laat Rusman ver achter me. Je hebt je prachtig gered, al die jaren... Het was zijn vader, die dat gezegd had! Ik heb verdomd niet het gevoel, dat ik me voor jou hoef te schamen. Ik red me wel, dacht hij, ook zonder die troep van Wennekes! Ik zal nòg een keer beginnen een leven op te bouwen, ik ben nog maar vier en veertig! Het wordt tijd, dat ik eens ga uitzien naar een aardige, gewone vrouw. Hij dacht aan Lize Olivier, en in zijn keel werd het warm en vochtig. Het kostte hem veel moeite daarop het beeld van Jacqueline Wennekes te verdrijven.
- Zwarte koffie, meneer Ottolander, zei Nel.
Albarda vroeg: - Kan je er geen glaasje cognac bij leveren? Dat wil nog wel eens helpen.
- Je bent goed op de hoogte van die materie, zei Ottolander. Albarda zei goedmoedig: - Het leven biedt ook zo weinig ontsnappingskansen...
- Ik heb niet de behoefte om ook maar aan ìets te ontsnappen.
- Behalve aan die lezing dan! Zijn assistent grinnikte.
- Al niet éens meer!, zei Chris. Waarom trad hij eigenlijk met Albarda in debat? Was hij bezig zijn overwicht te verliezen? Hij zei: - Voor het eind van de middag heb ik een prachtige lezing van een half uur!
En het kwam uit, Ottolander leverde het hem weer eens!, hij had alle reden om trots te zijn op zichzelf. Belde hij daarom Thomas Wennekes niet op? Ze konden allemaal naar de maan lopen, Chris Ottolander zou zich wel redden.
Ofschoon hij een onmenselijke dorst had, dronk hij geen druppel voor zijn maaltijd in het lege restaurant. Hij at maar weinig, hij voelde zich een ziek mens, en nadat hij zijn bord had weggeschoven, vroeg hij toch om bier, en later om nog één.
| |
| |
Dat knapte hem op, de oude energie keerde terug, en hij besloot iets te doen. Hij kwam tot de conclusie, dat hij het best naar Tera zou kunnen gaan, ondanks Lou. Maar die was er gelukkig niet, hij zag het dadelijk, toen hij achterom de winkel binnenkwam.
- Lou is ergens biljarten, geloof ik.
Tera zei het, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Ondertussen ging ze verder met het afstoffen van een glazen kastje, waarin smeedijzeren sieraden lagen uitgestald. Ze droeg een oud schort, en had een rode zakdoek over haar hoofd geknoopt, een sloofje, dat hart heeft voor de spullen.
- Zeg het maar...
- Wat?, vroeg hij.
- Wat je zeggen wilt.
Welk geheimzinnig vermogen gaf haar dat begrip? Had ze hem haar hele leven zo goed begrepen? Het was waar, dat ze zich altijd als een gelijke had gedragen, als een meerdere zelfs vaak, ook na overdracht van haar winkel. Hij had nooit helemaal het gevoel gehad, dat het zìjn winkel was. En toch wàs dat zo, alles wat hij om zich heen zag, behoorde in feite aan hèm. Maar hij had Tera haar winkel nooit werkelijk afgenomen, het was háar zaak gebleven, ze had er recht op na zo'n leven. Hij was toch altijd aardig voor haar geweest?
Ze keek hem boos aan en zei: - Waarom zeg je nou niks?
- Wat wéét je allemaal van me?, vroeg hij geprikkeld. - Iedereen schijnt meer van me te weten dan ikzelf!
Ze zweeg en hij vroeg een toon lager: - Bèn ik werkelijk zo doorzichtig?
Met haar rug naar hem toe zei ze: - Ik mag je graag. Je weet maar al te goed hòe graag. Daarom ken ik je zo goed, met al je hebbelijkheden.
- Welke hebbelijkheden?
- Zoveel! Je drang omhoog. Je weggespeelde onzekerheid. Zelfs tegen mij speel je nog wel de meneer. Je komt hier altijd binnen als een meneer, maar een meneer, die tòch liever door de achterdeur komt.
- Dat's alleen maar een gewoonte. Stoort het je? Ik wist niet...
| |
| |
- Ach, laat maar... Je bent zo'n rare... Maar soms heb ik wel eens het gevoel, of ik alleen maar geld voor je ben. Een veilig ding om te hebben. Je doet net, of je er niet om geeft, maar je hele leven draait eigenlijk om geld.
Hij riep kwaad: - Wat zijn dat nou voor stomme theorieën?! Hoe durf je nou zoiets te beweren? Tegen mìj? Gedraag ik me ooit, of dit jouw winkel nìet is?
Ze draaide zich om, glimlachte verontschuldigend en zei: - Je hebt gelijk. Waarom zei ik het eigenlijk? Misschien, omdat je hier alleen komt om zaken, of als je wat op je hart hebt.
- Geld!, zei hij, je moet es weten! Denk maar niet, dat ik te kóóp ben voor geld. Chris Ottolander niet. Zo lijkt het misschien. Maar dan vergissen jullie je allemaal, met je eeuwige mensenkennis!
- Dus je gaat nìet met haar trouwen, concludeerde ze eenvoudig. Hij keek verbluft. Hij was zelfs zo verrast, dat hij niets wist te zeggen.
Ze zei: - Toch jammer, van al die verloren tijd. En de moeite! Haar wetende glimlach was niet zonder spot. - Wil je koffie?
- Liever bier, als je hebt, zei hij verslagen. - Dan zal ik je een verhaal vertellen. Een geheim. Een zeer discrete zaak, het moet onder òns blijven. Er zijn anderen mee gemoeid.
Ze was toen toch nieuwsgierig; ze keek vorsend naar hem op, trok dadelijk de zakdoek van haar hoofd en ging hem voor naar de kamer. Het portret van Bob Reef stond nog altijd te stralen, ze had hem niet weggenomen voor Lou, zo was ze, ze zou nooit iets terugnemen uit haar leven. Zou Bob Reef er wèl ingevlogen zijn, met zijn geforceerde vrolijkheid als wapen tegen de stad, als wapen tegen het gegrinnik? Bob was maar een sukkel geweest. Maar Chris Ottolander niet! Van hèm zouden ze niet zeggen: de meneer van mevrouw. Of: cocu al vóór zijn huwelijk. O nee!
Vertelde hij zijn verhaal verward? Maar Tera vroeg niets, blijkbaar begreep ze alles moeiteloos. Dat maakte, dat hij niet eens veel tijd nodig had om tot het punt te komen, waarop hij zijn gal kon spuwen.
- Koppelverkoop!, riep hij uit.
| |
| |
Tera keek hem weer op dezelfde, vorsende manier aan, wachtte even en zei toen, met duidelijk medelijden: - Ach, schlemiel! En na weer een pauze: - Denk toch liever aan die vrouw!
- Kom nou!, riep hij met woedende miskendheid. - Denk je, dat ze ook maar één stuiver om me geeft? Allemaal comedie. Buiten in haar auto wachten tot ik toch nog zou komen! Allemaal comedie. Ze had haar boodschap toch immers gedaan?
- Ach schlemiel! Ze had nog hoop, dat je nìet zo'n kerel zou zijn, zo'n harde. Of misschien juist wel zo'n schijtert!
- Maar je begrijpt er helemaal niets van!, riep Ottolander wanhopig. Jullie zitten altijd maar te theoretiseren, en dat zegt dan maar: schlemiel! Ik ben helemaal geen schlemiel!
- Nou goed, dan moet je het maar zelf weten. Maar waarom bepraat je het niet met je vader, die kent de mensen beter.
Zijn vader? Wat had dìe er mee te maken?
Maar als hij eerlijk was en zichzelf toegaf, dat... Was het niet merkwaardig, dat hij de hele dag niet aan zijn vader had gedacht? Hij vroeg zich af of het zin zou hebben nu nog naar hem toe te gaan.
- Nee, 't is nou te laat om naar Den Haag te gaan, zei Ottolander beslist.
- Het hoeft vandaag toch niet!
Toen zei hij: - En morgen ook niet. Er vàlt helemaal niets te bepraten.
- Je moet het zelf maar weten, zei ze. Alsof hij een hopeloos geval was.
|
|