| |
VII
Hij kleedde zich vlug aan en dacht: - Wát het ook is, we zullen het met de mantel der liefde bedekken. En weer zag hij zich met Jacqueline door de stad gaan, een bewonderd paar, niemand vermoedde welk geheim zat opgesloten in welke dichte kamer. Terwijl hij zijn das strikte, hoorde hij het vertrouwde, stevige gebrom van de mg over de singel naderen. Hij hoorde haar de hoek omgaan, waar ze haar wagen altijd parkeerde, en haastig liep hij de trappen af en wachtte tot hij haar lichte, snelle voetstappen in de straat vernam. Hij opende de deur.
- Eindelijk!, zei hij. Hij nam haar bij de schouders, trachtte
| |
| |
haar te kussen, maar ze wendde zich krachtig af. Ze liepen zwijgend de trappen op, en op zijn kamer keek ze met onwennige ogen om zich heen, alsof ze moeite had er thuis te raken. Langzaam knoopte ze haar driehoekige hoofddoek los. Ze schudde met haar slanke hand het donkerrode haar op en liet hem helpen met haar juchtlederen jasje. Ze droeg een gebreide, antracietgrijze jurk zonder versieringen, en zag er afgemat uit, ondanks haar verzorgde make-up. Hij nam haar weer bij de schouders, maar opnieuw wendde ze zich af, en het enige wat hij van haar meenam was een geur als van moeders linnenkast.
Hij vroeg schor: - Wil je me nu niet meer, na die brief?
Ze zei kwaad: - Ach ezel! Jij met je brief! Of het nou dìt verhaal was of een ander, ik kende je toch!
- En...?, vroeg hij.
- Niks èn. Het gaat niet om jou, het gaat om míj.
- Toe nou, zei hij, dat weet ik immers al, van Harry Rusman... Dat is toch allemaal heel gewoon...
- Die afschuwelijke filmkerel..., zei ze. - Zal ik wat sherry inschenken? Dan gaat het misschien wat gemakkelijker... En met beheerste gebaren opende ze de kast en schonk twee glazen vol. - Ga toch zitten, zei ze.
- Maar vertel het dan, zei hij.
Ze keek hem met haar bruine ogen koel aan en zei: - Zo eenvoudig is dat niet. Ik schaam me zo. Niet voor het feit op zichzelf, maar in hoofdzaak, omdat jij... jij... een soort slachtoffer had moeten zijn. Jij was als kneusje goed genoeg.
Hij begreep er niets van en vroeg: - Jacqueline, kan je niet wat duidelijker zijn?
- Straks, zei ze, ik moet eerst iets anders uitleggen. Ze nam rustig een teugje uit haar glas en zei: - Je herinnert je Oisterwijk...
- Met die bruine jongen...
- Die heeft het me geleerd. Dadelijk, alles en alles. Ik was helemaal bezeten van hem. Hij was zelfs bang voor me, soms, zo had ik het te pakken. Ik was toen ook nog erg jong, zei ze verontschuldigend. - We deden alles met elkaar. Je zou het mis- | |
| |
schien niet gezegd hebben, maar hij was een joodse jongen. Hij was zo brutaal als de beul. Maar toen ze hem op een keer bijna pakten, werd hij voorzichtiger. Hij dook onder op een afgelegen boerderij. Ik zocht hem daar op, zo nu en dan, die boer vond het goed. Maar op een avond werden we door hem betrapt, in een nogal ongewone... eh...
- Toe maar, zei hij, we kennen elkaar.
- Die boer ging tekeer als een gek, de volgende morgen om vier uur werden we de deur uitgegooid. David zei: - Ik red me wel, ik heb hier vrienden in de buurt, ik schrijf je zo gauw ik een vast adres heb. Een paar weken later kreeg ik een brief dat ze hem gearresteerd hadden. Ik heb hem nooit teruggezien.
- Had dat iets te maken met die avond, toen wij samen...
- Dat was veel later. Ik deed dat soort werk uit..., nou, uit doodgewone wraak ook. En je kunt het geloven of niet, maar tot een paar jaar na de oorlog had ik geen enkele omgang met mannen. Toen raakte ik verloofd met een jonge arts, iedereen was erg blij, misschien dachten mijn ouders toen al wel, dat ik de één of andere afwijking had. Zullen we nog een sherry?
Hij schonk haastig in en ondertussen ging ze verder: - Ik weet niet, of ik op die man verliefd was, misschien wel, maar in elk geval was het nogal onbevredigend.
Chris zei: - Jij moest het hèm leren!
- Maar hij hàd het niet. Ik had eh... teveel eisen naar zijn zin. En nu komt het, zei ze. - Langzamerhand ging het zó, dat ik me kon voorstellen, dat David het ook gedaan zou hebben. En toen gebeurde weer hetzelfde. Op een avond kwam zijn moeder plotseling binnen, de sukkel had vergeten de deur op slot te doen. Ze was gewoon wild, dat mens, veel erger nog dan die stomme boer. Ik was een beestwijf, een slet, een...
- Laat maar, zei hij kalm, ik weet wat dat soort mensen zegt over dat soort dingen.
- Die verloving was op slag uit, hij gaf zijn moeder nog berouwvol gelijk ook. Maar het erge was, dat ik begon te geloven dát er iets met mij aan de hand was, dát ik niet was als de anderen. Ik had daarna nog een tijdlang omgang met een ingenieur, ik
| |
| |
probeerde me te schikken, maar hij was zelfzuchtig, zonder nuance.
- Een knoeier, zei Chris.
- Gewoon een knoeier. Ik dacht, hier kan ik niet mee door gaan. En ik durfde het ook niet dan eens met deze, dan eens met die te proberen. Ik zag best, wie het wèl en wie het nìet hadden, ik zag het gewoon aan hun gezichten of handen of hun manier van lopen. Maar ik dacht aan mijn naam. En aan die boer. En aan de moeder van die arts. Pas later deed ik het, in het buitenland, dan met deze, dan met die, ships that pass in the night, gewoon, bij wijze van medicijn.
- Natuurlijk, zei Chris. - Wat is daar tegen? En dát weet ik dus allemaal al.
- Schokte het je niet?, vroeg ze.
- Tjé!, zei hij, dat zou wel héél schijnheilig zijn. Rusman en ik...
- Ja, zei ze, die Rusman. Die had het óók helemaal. Afschuwelijk, want hij stonk zo naar de drank. Die Zweed was veel aardiger. Maar dat is al weer zo lang geleden.
- En al die tijd was er niemand met wie je wou trouwen?
- Nee, zei ze, ik hield niet van ze, het was een aparte kant van het leven. In gewone huwelijken kwam zoiets niet voor, dacht ik.
- Wat een onzin!, zei hij.
- Zo dacht ik het nu eenmaal, misschien wel tot toen met jou. Want van jou hou ik echt.
- Nou dan!, zei hij geestdriftig.
- O nee, zei ze eenvoudig. - Je zou mij niet willen. Daarvoor ken ik je te goed. Want, zei ze, en ze wachtte even, ...ik ben maar een kneusje. Ik heb een kind. Heel banaal, maar het is zo.
Hij keek haar ongelovig aan. Hij vroeg beklemd: - Een kind? Wáár dan?
- In Grasse natuurlijk, bij mijn zuster, zei ze eenvoudig.
Hij vroeg somber: - Is het dát allemaal?
- Ja, dàt. Een jongetje, Paultje. Hij moet over een paar jaar al naar school, en dan...
| |
| |
- Maar van wie ìs het?!, vroeg hij gedreven.
Ze haalde vermoeid haar schouders op en zei nog eens: - Ships that pass in the night. Het was in Cannes. Ik ging met mijn stomme hoofd naar een dokter. Neem nog een sherry, dat's goed voor de schrik... Ze glimlachte bitter, of ze meer medelijden had met hem dan met zichzelf.
- Ik heb liever een whiskey, zei hij. - Jij ook?
Ze knikte en zei: - Het was een oud, schrander doktertje. Hij zei, dat hij niet overtuigd was, en dat ik over een maand nog es terug moest komen. Daarna was het weer hetzelfde, tot het te laat was. Opzet van hem. Ik ben toen naar Grasse gegaan, naar mijn zuster. Het kind is daar geboren. Hij is heel lief, in Grasse heb ik nooit een hekel aan mezelf.
- Dus daarom was je zolang weg, toen...
- Mijn vader was woedend, erger dan mama, maar wat was er aan te doen? Thomas heeft het in orde gemaakt, en we hebben elkaar beloofd er niet over te praten, totdat... Totdat er een vader zou zijn gevonden.
Chris vroeg verontwaardigd: - Waarom ben je niet onmiddellijk met het kind tevoorschijn gekomen? Dadelijk na de geboorte? Met een verhaal over een plotseling gestorven verloofde?
- Zou iemand dat ooit hebben geloofd? Ze zouden allemaal in hun vuistje hebben gelachen: haha!, moet je nou es zien, die dochter van Wennekes, die der hoofd zo hoog draagt! Begrijp je nu, waarom ik wou promoveren? Met alle geweld? Als om me te pantseren?
- Te pantseren tegen wat?
- Te pantseren tegen het gelach, wanneer ik eenmaal tóch met het kind tevoorschijn zou komen. Nou ja, zo'n geëmancipeerde vrouw... Of zoiets...
- En nou hèb je een vader gevonden, zei hij ijzig.
Daar kwam het bittere glimlachje weer. - Juist niet, zei ze, ik heb het je toch gezegd? Je hebt een droom opgebouwd. Ik pas daar niet in, ik weet dat maar al te goed. Ik ken je door en door.
- Je hebt geen erg hoge dunk van me!
- Aan de ene kant niet, aan de andere wel. Ik weet het niet...
| |
| |
Ik weet alleen maar, dat ik van je hou, en dan wordt alles anders.
- Dat kan je nu gemakkelijk zeggen, zei hij ongemakkelijk en verward. Hij werd er zich van bewust, dat hij zich heel ordinair op zijn achterhoofd aan het krabben was.
- Ja, zei ze rustig. - Dat kan ik gemakkelijk zeggen. Je hebt gelijk, het valt niet te bewijzen. Of misschien... Wil je het nog verder horen?
- Natuurlijk, zei hij nors.
- De vraag was toen: welk soort man zou nog met mìj willen trouwen?
- En toen kwam ik, zei hij.
- Ik weet niet hoe het kwam dat ik aan jou begon te denken, misschien heb je me zelf op het idee gebracht. Jij was ook een kneusje, met je eigen kind en al die toestanden...
Hij zei verontwaardigd: - Maar dàt wist je toen niet!
- Ach natuurlijk wel, stommerd! Je hoort toch wel eens wat. En je hoeft maar weinig van iemand te weten. Toe nou, zit nou niet zo te pruilen, 't is geen doodzonde.
- Jullie wisten het!, zei hij, en niemand zei ooit iets!
- Waarom? Je deed toch je best? Je beviel toch op de fabriek? Thomas was toen al beslist op je gesteld. Nou ja, je was een streber, maar daar had de fabriek alleen maar voordeel van.
- Bekeken jullie me zo?, vroeg hij met een verslagen boosheid.
- Met vriendschap, zei ze. - Ik ook. Ik hield toen niet van je, maar ik wist wel, dat je het hàd. En ik heb me niet vergist... Kom, neem nog een whiskey! Maar hij bleef met een boze nadenkendheid de andere kant op zitten kijken, als iemand die zich schaamt over zijn blote, en zonder het glas te kunnen zien, zei hij: - Ho, niet meer.
- Ja, je moet je hoofd er bij houden, zei ze ironisch.
- Ga maar verder, zei hij. - Wat bedachten jullie toen!
- Niets, zei ze, we bedachten niets. Ik bedacht het. Je draaide om me heen, maar je durfde niet, je was maar een ondergeschikte op de fabriek. Maar ik wist, dat ik met jou een kans had. Ik voelde ook, dat je van de fabriek los wou, vooral toen je je met de zaak van Tera Hund ging bemoeien...
| |
| |
- Maar dat hield ik geheim!, riep hij uit.
- Ach kom, zo'n stad is maar klein. Maar Thomas en ik spraken er natuurlijk niet over. We hadden veel waardering voor je zakelijkheid. Thomas zei, dat hij het jou allemaal geléérd had, maar goed... Je dééd het toch maar. Ik verlangde er in díe tijd al naar om met je naar bed te gaan, maar dat kon natuurlijk niet. Ik hield absoluut niet van je, vergeet dat niet. Maar je werd steeds acceptabeler, ook maatschappelijk bedoel ik. En toen wilden ze hier een cultureel ambtenaar hebben... Je nam het aan, voor mij...
Miskend riep hij uit: - Nee!, niet alleen voor jou! Het ging wel degelijk ook om het soort werk.
- Natuurlijk!, zei ze, anders was ik er nooit over begonnen. Ik sprak er eerst met Thomas over. Die zei alleen maar: - O, zit het zo... Wéét hij het? - Nee, zei ik. - Maar vader zal hem niet willen laten gaan, zei Thomas. Zo kwam het in de familie. Chris zei schamper: - Gewogen en goed bevonden in de familieraad, ja, ja! Vandaar dat salaris zeker als adviseur, een snoepcent voor de vrijer? En vandaar zeker ook, dat Thomas me elk ogenblik terug wil, op een zelf te bepalen salaris!
Ze zei met trillende mond: - Je kan niet anders dan verontwaardigd zijn, dat begrijp ik wel. Maar je wóu het horen, ik heb je gewaarschuwd.
- Nou goed dan, zei hij. - Wat werd er verder bekokstoofd?
- Weer niets, zei ze. - Ik wou eerst promoveren. En toen ontglipte je me. Je onttrok je aan me, je ging je eigen weg. En je máákte er wat van. Ik zag ineens; dat je anders was als ik, niet een echt kneusje, je was het tòch nog geworden, al was het ook pas na je veertigste. Je speelde het allemaal zó verdomd goed! Het klonk oprecht waarderend.
- De grote Ottolander!, zei hij vol zelfspot.
Ze zei: - Laten we zeggen: een man van niveau.
- Ach loop heen! Niveau! wat is dat?
- Weet ik het! Maar je was niet meer mijn gelijke, je werd mijn meerdere. Want wat ben ik anders als een intellectuele gans?
- Maak het niet nog ingewikkelder, zei hij.
- Nou goed, zei ze. - Ik ging van je houden, body and soul. En
| |
| |
toen kon het natuurlijk niet meer, je erin laten vliegen. Je kon wel wat beters vinden. Dat klinkt banaal, hè?
Hij zei niets, greep met een stuurs gezicht de fles, schonk haar en zichzelf in en dacht: banaal? Dat is niet eens het woord. Een smerige val hebben ze opgezet met elkaar! Drie stuivers voor Chris Ottolander!
Ze zei: - Ik ben niet eens teleurgesteld, Chris, dat je niets zegt. Ik ken je echt héél goed. Je hebt nooit van de werkelijke Jacqueline Wennekes gehouden, alleen maar van dat droombeeld. En dat bestaat nu niet meer. Jammer voor mij, maar je kunt alleen maar van droombeelden houden.
- Waarom ben je niet dadelijk begonnen met open kaart te spelen?, vroeg hij driftig.
- Met die hele toekijkende familie? Als je eens wist... Hoe heb ik me geschaamd...
Op dat moment ging de telefoon in zijn keuken, en hij was blij, dat hij even ontvluchten kon aan zijn eigen verwarring. - Eén minuutje, zei hij, en hij liep de kamer uit. Een stem zei door het apparaat: - O God, wat fijn dat je thuis bent. Harry zijn moeder is dood, je moet onmiddellijk komen!
- Met wie?, vroeg hij nijdig.
- Met Dolly natuurlijk. Harry zijn moeder is dood. Hij wil hebben dat je komt.
- Waarom? Ik ben geen begrafenisondernemer! Hij zei dat uiterst gestoord, keihard.
- Maar Harry is zo beroerd, hij heeft hartkloppingen, en hij wil er geen dokter bij hebben. Hij wil alleen maar praten. Met jou, over vroeger. Want hij is bang dat ie doodgaat... De stem aan de andere kant klonk bijzonder gedreven, als in nood.
Ottolander vroeg boosaardig: - Weet je wel hoe lang dat rijden is? En hoe laat het nóu al is? Denkt Harry misschien, dat het de mensen altijd maar gelegen komt naar zijn pijpen te dansen?
- Hij is heel erg ziek, Chris, werkelijk. Wat hij vanavond niet allemaal meegemaakt heeft...
Hoorde hij ergens een bijzonder geluid? Wally, die de trap op kwam?
| |
| |
Hij zei: - Eén ogenblik, blijf aan het toestel, en haastig liep hij naar zijn kamer terug. Maar die was leeg. Hij rook alleen de geur van lavendel, de geur van moeders linnenkast. Hij stond midden in de kamer en dacht eensklaps getroffen: de geur van de kinderkamer! De deur naar de gang stond op een kier, en hij ging door de donkere gang en liep sloom de trappen af, en plotseling geloofde hij niet in de echtheid van haar vlucht, want de buitendeur had ze ook voor hem op een kier laten staan. Hij dacht: dit is om het dramatisch te maken, ze denkt, dat het nú is of nóoit. Met dralende passen liep hij naar het eind van de straat, en hij voelde zich een misdadiger, toen hij in het donker zijn hoofd voorzichtig om de hoek stak. En toen geloofde hij helemaal niet meer, dat het géén theatrale val was. Want aan de overzijde, in de parkeerhaven, stond nog steeds de groene mg, wachtend, met reeds brandende achterlichten, ofschoon de motor nog niet liep. Als vroeger dacht hij ineens weer: de rijkdom! Mijn God!, wat was híj er ingevlogen! Maagzuur brandde met een hete golf door zijn maag, één ogenblik geloofde hij, dat hij moest overgeven, en hij dacht: nee nee, niet op straat, maar hij begreep tezelfdertijd, dat dit een excuus was. Haastig ging hij terug naar zijn huis van tweemaal bellen, maar boven moest hij inderdaad zijn maag ledigen in het toilet. Hij schuifelde naar de keuken om zijn mond te spoelen, zag de hoorn liggen, en zei mat: - Ja, hallo...
De stem klonk in paniek: - Hij denkt, dat ie dood gaat, en ik zit helemaal alleen met hem.
- O g.v.d., zei Ottolander. - Waarom kan het leven niet altijd zo gaan zoals het gaan móet?! Waarom móeten de mensen altijd iets van een ander! O g.v.d.! Zeg dan maar aan die zak, dat ik kom!, en hij smeet de hoorn op de haak. Maar hij wist, dat het geen menslievendheid was, enkel de gelukkige kans op een ontsnapping.
Voelde hij zich niet opgelucht, toen hij in de verte het geluid van de mg hoorde wegbrommen?
|
|