| |
VI
Dat het juist Rusman had moeten zijn!
- Een hoer, Chrissie, een doodgewone hoer, ze is nìks anders. - Zeg, wil je wel...
- Maar ik wéét het, jonge, ik kèn haar toch!
Het was niet eens waar, dat de onthulling van Rusman hem een grote schok had gegeven. Ten slotte waren zijn woorden erger dan háár daden. En de onthulling van Rusman was niet eens opzettelijk geweest, alleen maar toevallig. Maar dat het juist Harry had moeten zijn!
- Je houdt je mond erover, beloof je dat, Harry?
- Natuurlijk jonge, zijn we zelf een haar beter?
Ze was niet voor hém gevlucht die vrijdagavond, maar voor Rusman, voor wat híj van haar wist. Hoe eenvoudig was die waarheid! Wat was hij toch een sukkel!
- Hou je echt je mond erover?
Want daar ging het om...: dat geheim bleef wat ze zelf blijkbaar altijd geheim had willen houden. Het was niet geoorloofd een mens te zijn als ieder ander in die wereld, Chris zelf wist dat maar al te goed.
Een toeval, inderdaad. Alles was zo eenvoudig: Rusmans vrouw was voor een late nazomer in Italië met de kinderen. En zijn vriendinnetje Cissy had met een plotselinge blindedarmontsteking naar het ziekenhuis gemoeten. Rusman voelde zich eenzaam, en omdat hij naar Touber moest voor zaken, had hij het bruine, mollige vrouwtje Dolly meegenomen en haar afgezet bij Wally Schlenter.
Waarom daarna een dinertje met Wally en Dolly en Chris? Omdat hij er tegenop zag alleen naar het ziekenhuis te moeten, hij kon het niet langer uitstellen Cissy een bezoek te brengen, maar hij was als de dood voor ziekenhuizen. En het was ook om zijn zakenoverwinning te vieren.
- Ha die Chris! Kijk je daar niet van op?
- Niet meer ná dat telefoontje!
| |
| |
Rusman had hem op de gang op staan wachten, met zijn brede, triomfantelijke grijns.
- Ik heb een mooi zakensuccesje behaald. Weet je op wie?
- Op Touber natuurlijk.
- Hoe weet je dat?
- Ik heb toch ook in het vak gezeten?
- Een mooi dealtje. Wel wat minder percenten voorlopig...
Was het een wonder dat Chris fijntjes had geglimlacht?
- En laat me nou es kijken hoe je woont, jonge!
Ze waren dus naar boven gegaan en Harry had bewonderend gefloten.
- Tjé, Chrissie Ottolander, jij hebt je zakies voor elkaar!
Op Ottolanders schrijfbureau had hij toen die foto zien staan: het versteende moment van de bruiloft, Chris bezig met het drukken van een onzichtbare hand, en Jacqueline scheef en gefascineerd naar hem kijkend.
- Wie is die lekkere griet?
Chris had cynisch geantwoord: - Dat is die rijke griet, waar ik achteraan zit, weet je wel?
- Maar dat is... Rusman had de foto ter hand genomen en plotseling met intense aandacht bekeken. Op dat moment was de onthulling gevolgd: - Ik ken haar, ik...
Nee, het was geen grote schok geweest.
Maar het was wel waar, dat Chris Ottolander daarna nog meegaander was geworden. In twee wagens waren ze naar Amsterdam gereden, Wally bij Chris in de auto.
- Wat ben je stil?
- Dat ben ik altijd in het verkeer...
Hadden de borrels voor het diner hem later opgevrolijkt? Wally Schlenter in ieder geval had de avond van haar leven.
- Drink niet teveel wijn, zei Chris. - Met Harry is een dag altijd lang.
- Reken maar... Na het ziekenhuis zetten we hem op, lui!
Bij de ingang van het hospitaal zei Harry: - Chris, vraag jij even waar het is..., en hij grinnikte, als om iets te verbergen. Ze moesten vele gangen door en achter één der deuren klonk al vanuit de verte een luid gekerm.
| |
| |
- Vlugger, vlugger!, riep Harry, dit maakt me kotsmisselijk!
Eindelijk kwamen ze in de gang met de aangegeven nummers en Dolly zei: - Misschien was het gewoon maar een bevalling...
- Wat je gewoon noemt, zei Harry bleek. - Hebben jullie die mop gehoord van dat boerenwijfie, dat...
- Hier is het, zei Wally, en Dolly klopte zachtjes op de deur.
Rusman liep grinnekend naar binnen en zei: - Kom lui..., en hij riep: - Ha, die Cissy, hoe heb ik dat voor je versierd, zo'n kamertje apart! Je ligt hier fijn!, en kinderlijk schoof hij een grote doos kersenbonbons op haar bed. Ze leunde moe in de kussens, een bleke, frêle pop. Ze zei:
- Nogal fijn! Je komt me nu pas opzoeken!, en kwaadaardig keek ze naar het overige gezelschap.
- Dat's Chris z'n hospita, riep Harry, een heel aardige meid. Chris legde de bloemen op haar bed en zei bescheiden: - We kwamen alleen maar even mee, we gaan zo weer weg, nietwaar Dol?
Rusman zei: - Nee nee, dat's veel gezelliger, zo allemaal met elkaar!
Het werd een pijnlijk kwartiertje, en Chris wist niet, met wie hij het meest medelijden moest hebben, met de ongelukkige Wally, de nijdige Cissy, of met Harry, op wiens voorhoofd kleine zweetdruppeltjes parelden. Alleen Dolly scheen onbewogen. Hij keek haar aan en ze zei: - Zó maak je nog es wat mee...
Op de gang was het kermen toegenomen en Harry struikelde voor hen uit. - Die rotziekenhuizen! Aan de overkant weet ik een kroeg. Kom lui, voor een vlug wippertje.
Aan de toonbank riep hij: - Mij een dubbele!
Chris vroeg: - Is dat nou echt geen aanstellerij van je?
- Ik vind het iets afschuwelijks!, zei Rusman.
- Laten we dan gauw de stad in gaan, stelde Dolly voor, lekker dansen jongens!
Niemand kon zeggen, dat hij niet goed meedeed die avond. Hij dronk met mate, en danste, en lachte om Harry en tegen Wally zei hij: - Hij is heus niet zo'n gek..., en daar klonk Laura, Rusman brak de stad weer open, going all the places! Maar al
| |
| |
die tijd was daar datzelfde beeld: Rusman op zijn kamers met die foto in zijn hand.
- In Parijs heb ik haar meegemaakt, ik dacht toen dat het een engelse was, of een française... Een moordstoot... Hoe noemde ze zich ook nog maar weer... 't Was 's middags, we hadden al aardig wat op, bij Mimi Penson, je weet wel, zo'n thé dansant... 't Is al een hele tijd geleden, ik weet het niet zo goed meer, we hadden toen een convention in Parijs, met al de Europese managers van Panorama-Pictures. Heb ik je ooit verteld van Anderson, die Zweed? Daar was ik reuze goed mee. Nou, ik eerst dansen met die griet, ze sprak frans, ik weet het nu weer, ze sprak frans, en dat is mijn sterkste punt niet, en Anderson nam der over en de hele dag heb ik hem niet teruggezien. Ja, zo was het, ze namen de benen, ik was Anderson kwijt, ik had de pest in, ik weet het nog goed. Ik was verrekt zuur tegen hem de volgende morgen en hij zei: - Well, you'll miss me for this whole week, dear Harry, want zoiets had hij nog nooit beleefd, alleen tegen 't eind had ze zich een beetje raar aangesteld. Maar, zei Anderson toen, dat heb je altijd met die dure grieten die het niet willen weten. Hij deed zo zelfverzekerd. Maar 's avonds had ìk de lol: hij kon haar nergens vinden. Ze was niet op de afgesproken plaats gekomen en in het hotel wisten ze van niks. Hij had verschrikkelijk de pest in, dat weet ik wel...
Chris had toen gevraagd: - Is dat alles?
- Nee, wacht even... Een paar jaar geleden zei Anderson, we waren toen in Madrid, dat hij haar had ontmoet in Wenen, hij was daar toen met zijn vrouw, en ze deden, of ze elkaar niet kenden. Ze was er met de één of andere kerel, een sportleraar of zo, in het gastenboek zag Anderson toen, dat ze een Nederlandse was.
- En je weet zeker...
- Donkerrood. Met van die ranke poten. De eerste keer droeg ze een paardestaart. Een hoer, Chrissie, een doodgewone hoer, ze is nìks anders...
Later had Chris toen gezegd: - Je houdt je mond erover, beloof je dat, Harry?
| |
| |
Hoe dronken Harry Rusman die avond ook was geworden, hij had zijn woord gehouden.
Een onthulling?
Niets was belachelijker dan het zo te noemen. Hoe had ze anders die ervaring moeten krijgen? En had ze het zelf al niet gezegd: - Nu weet je, wat voor eentje ik er ben!, een harde zelfbeschuldiging. - Je kunt niet getrouwd zijn met een hoer, precies jìj niet! En: - Je kunt vergeten, dat je puriteins was, nooit, dat je een hoer bent. Ottolander wist nu, in welke leerschool haar talent was gerijpt. Maar wat deed het er toe? De uitdrukking ‘dubbele moraal’ drong zich aan hem op.
- Hé, Chris! Heb je teveel gedronken? Kun je nog wel rijden?
- Maar natuurlijk wel. Ik ben zo helder als glas. Wil je nog dansen, Wally?
Laat in de nacht waren ze met zijn tweeën thuisgekomen. Wally, die al die tijd tegen hem aan had gelegen, wankelde de wagen uit, en moest zich vastgrijpen aan een lantaarnpaal. Van de overkant kwam een agent met kalme, dreigende passen.
- O, meneer Ottolander...
- Niks aan de hand, de dame is het niet gewend...
- Nou, ze heeft een goeie aan u! Goeie nacht verder!
Hij liep door zonder aan Chris te hebben geroken, en dat was maar goed ook. Maar morgen zou de hele stedelijke politiemacht weten, dat meneer Ottolander van het culturele bureau met een stomdronken vrouwspersoon was thuisgekomen. Maar wat kon het hem schelen, mòcht hij misschien?
- Kom, Wally... Hij sloeg de arm om haar heen en leidde haar naar de deur. Het kostte hem moeite haar de trap op te krijgen, ze wou steeds giechelend gaan zitten om hem een liedje voor te zingen, maar eindelijk had hij haar boven, en in haar slaapkamer viel ze languit op haar bed, huilend als een tekort gedaan kind. Hij ging naar haar badkamer, zette de douche aan op koud, en begon haar uit te kleden en ze merkte het niet eens. Toen hij haar naakt had, trok hij haar overeind, en duwde haar naar de douche. Met beide armen hield hij haar stevig vast onder de ijskoude stralen, die zijn mouwen kletsnat maakten, maar dat deerde hem niet. Het duurde
| |
| |
een hele tijd voor ze bibberend bij kwam, en toen draaide hij de warme kraan open, steeds heter, maar het bibberen hield niet op. In haar ogen kwam herkenning en ze zei: - Je bent verdomd aardig voor me... Ze was nog steeds dronken.
- Die Harry zei ook, dat je zo verdomd aardig was, net als vroeger. Het was dronkemansgelal, hij was nooit aardig geweest in die dagen met Harry. Hij zette nogmaals de douche op koud, en ze werd helemaal blauw in haar gezicht, zodat hij van schrik de kraan afsloot en haar krachtdadig begon te rossen met zomaar een handdoek.
- Niet zo hard... Laat mij verder...
Ze fluisterde nu en was blijkbaar weer bij de tijd. Hij dwong haar daarna haar tanden te poetsen, en terwijl hij haar daarbij vasthield en zij met trage bewegingen de borstel heen en weer bewoog, keek ze hem aan in de spiegel. - Breng me nu naar bed..., zei ze. Wat bedoelde ze? Nu, als ze het nog helemaal wou... Want haar mollige lichaam was hem meegevallen, het stond hem in elk geval niet tegen. En hij had medelijden met haar. Maar toen ze eenmaal in bed lag, zei ze: - Dank je wel. Dek me nu zoet onder, en dat deed hij dus. Hij legde haar natte haar omhoog op het kussen en gaf haar een zoen op het voorhoofd, maar haar hand duwde hem weg en ze zei: - Niet doen. Je bent toch veel te gek op die rooie.
Nog even bleef hij naar haar staan kijken, ze sliep dadelijk onbeschaamd snurkend in en op zijn tenen - belachelijk genoeg - sloop hij naar de deur, waar hij het licht uitdeed.
De volgende morgen had hij zelf ook hoofdpijn, zeker. Maar hij had daarover geen schuldgevoel, evenmin als over het incident met de agent, en zelfs schaamde hij zich niet over zijn overweging voor het bed van Wally. Het was dan ook helemaal niet om iets goed te maken - aan wie, aan wat? - dat hij Wilbers van het bevolkingsregister opbelde om hem te vragen of er niet een eenvoudig baantje vrij was.
- Voor een man van tegen de vijftig?, vroeg Wilbers ongelovig.
- Laat hem eens aankomen...
- Nou goed dan. Maar ik beloof niks! Zijn toon vertelde, dat hij niet gesteld was op dit soort vriendjeswerk, en dat het hem
| |
| |
verbaasde van Ottolander. Nee, niemand zou dit ooit verwacht hebben van de grote Ottolander. Hij zou het zelfs nooit verwacht hebben van zichzelf, de gedachte Lou Koppenol later voortdurend in zijn buurt te hebben lokte hem ook nu niet aan. Deed hij het misschien om Tera? Maar ook dat was het niet. Hij belde haar op en zei zakelijk, dat Lou bij Wilbers langs kon komen.
- Maar dat is erg aardig van je...
- Helemaal niet. 't Is het minste wat ik kon doen.
- Wanneer kom je nou weer eens?
- Aan het eind van de week misschien, Albarda is ziek...
- Maar 's avonds ben je toch vrij?
- Er liggen nog stapels werk... Hij loog, hij wilde enkel 's avonds thuis blijven voor als er een telefoontje kwam. Dat was ook de reden, waarom hij Harry Rusman voorzichtig afpoeierde, toen die aan de lijn kwam met de schorre vraag, of ze er die avond weer een feestje van zouden maken.
Hij zei weer: - Aan het eind van de week misschien...
Hij werkte en wachtte. Ze zou hem schrijven of ze zou hem opbellen, want ze stonden nu quitte. Ze waren van hetzelfde kaliber, de een was niet beter dan de ander, niet slechter ook. Ze wist van de bestaande kans, dat Rusman hem alles zou hebben verteld. En zij wist nu alles van hem.
Had hij wel duidelijk genoeg gemaakt in de brief hoezeer het hem ernst was? Een paar keer overwoog hij Grasse te bellen, maar nee, hij moest geduld hebben, het was een zaak van uitebben: iets in hem zei, dat alles goed zou komen, hij had een bijna zeker, en misschien ook wel trots gevoel. Wat zouden ze zeggen in de stad? Zouden ze niet een prachtig paar vormen, een stijlvol paar op recepties? En niemand zou weten van dat andere, waar het in feite om ging, om de nachtkant, de zeven wereldzeeën. Waren ze niet grandioos aan elkaar gewaagd? Niemand zou dat weten. Ze zouden hun eigen leven leiden achter de coulissen, zoals zijn vader had gezegd. Zelfs Rusman zou zijn mond houden, eenvoudig, omdat hij wel wist, dat het leven nu eenmaal zo was, niets menselijks was hem vreemd. Hij herinnerde zich, wat Thomas, eens, lang geleden, had ge- | |
| |
zegd: - De zwijgzaamheid is een zeer nobel parfum. Het is speciaal gemaakt voor mensen met een goede smaak.
Chris had toen melig gevraagd: - Hoe ruikt het eigenlijk?
En Thomas had spitsvondig geantwoord: - Sterk en prikkelend als die carboleum waarmee ze schuttingwoorden bedekken. Waar je carboleum ruikt, is altijd wel wat. En zo is het met de zwijgzaamheid ook.
Het was een parfum voor de goede verstaanders! En op wie kwam het in het leven anders aan dan op goede verstaanders? En hij dacht toen: was zo'n uitvoerige brief wel nodig geweest? Ik begrijp haar nu toch ook, met die paar aanwijzingen van Rusman?
Al die tijd kwam er geen brief of telefoontje van Jacqueline Wennekes. Hij kwam thuis die woensdagavond en Wally zei: - Ik schaam me zo, Chris...
- Waarom? Miljoenen hebben hetzelfde wel es meegemaakt.
- Maar dat het juist mij moest overkomen...
- Ach wat!
Altijd hetzelfde: dat het juist mij moest overkomen. Waarom betrok iedereen toch alles zo sterk op zichzelf? Ottolander dacht toen, dat hij het niet meer deed, en dat hij de kleine dingen van het bestaan even betrekkelijk zag als ze waren.
- Wat ga je doen?, vroeg ze.
- Naar bed, zei hij. Wat moest hij anders doen? De herfst had de strijd herwonnen, buiten spetterde de regen op het asfalt als vet in een pan, de druppels beten je in de huid, en nergens was het veiliger wachten dan onder de dekens.
Donderdags was Albarda weer op kantoor.
- Ben je weer helemaal beter? De bleke slungel zag er nog slap uit.
- Gister-avond al. Na een groc-je. Ik voelde het in-eens.
Waarschijnlijk had hij weer eens een kater, maar hij was nu tenminste terug.
Het montere koffiemeisje kwam binnen en Albarda riep: - Há, onze steun voor de don-der-dag-morgen!
Ze vroeg verontwaardigd: - Is mijn koffie anders níet goed?
- Altijd! Je moest het eigenlijk op bed komen bren-gen.
| |
| |
- Ja, dat ook nog.
Vroeger zou Ottolander zo'n dialoog al dadelijk hebben afgesneden, maar nu, gebukt over zijn papieren, luisterde hij geamuseerd mee.
Albarda zei: - Je kan eerst wel es komen kij-ken op een a-vond, Nel.
- Juffrouw Nellie, zei Ottolander, wees voorzichtig met deze man. Hij is een echte blauwbaard.
- Hij krijgt vandaag geen koffie meer, zei het meisje. Ze ging met haar zware blad, recht en zeker op haar mooie benen, de kamer uit.
- Toch een lekkere meid, zei Albarda. - Maar ze wil niet, ze vrijt zo'n beetje met Wil-bers.
Albarda wist alles van iedereen! Het irriteerde Ottolander nu meer dan anders en hij zei: - Als je met de correspondentie klaar bent, moet je die zaak van de Monumentencommissie nog eens bekijken. Zet er maar een beetje haast achter.
Pas om elf uur ging de eerste telefoon die ochtend, en met opzet wachtte Ottolander twee signalen af voor hij de hoorn opnam. Een telefoniste zei: - Panorama-Pictures. Meneer Rusman voor u.
Wat moest Harry toch voortdurend met hem?
- Dat rotziekenhuis, zei Harry, ga nou mee vanavond!
Maar hij had toch andere vriendjes genoeg in dat grote Amsterdam!
Harry zei: - 't Was zo gezellig laatst, net als vroeger...
- Goed dan, misschien morgenavond, ik moet per sé iets afmaken...
Hoe kwam hij de dag verder door? Hij begon landerig aan zijn openingsspeech voor de tentoonstelling van die zaterdag, hij knoeide maar zo'n beetje, en na vijven ging hij een flink stuk in de regen rondrijden, en at hij in een verlaten boerenhotel een fikse biefstuk, hij voelde zich moe. Later reed hij langzaam terug naar de stad, overwegend of hij toch niet beter naar Amsterdam kon gaan om Harry en die Dolly op te pikken, maar hij zag er vanaf, een slaaptabletje was altijd nog minder armoedig.
| |
| |
Hij moest vast geslapen hebben, want toen hij wakker werd had hij het gevoel, dat de telefoon al een paar keer had gerinkeld. Het was elf uur toen.
- Hallo, zei hij slaperig.
- Hallo..., zei de stem van Jacqueline Wennekes nuchter. - Ik ben weer thuis...
- Hé! Hallo, fijn! Fijn! Daar heb ik dagen op gewacht, je moest es weten...
Ze zei koel: - Ik heb je brief ontvangen... Als je beslist wilt dat nu de beurt aan mij is... Als je het beslist van mijzelf wilt horen...
Hij zei opgewekt en aanmoedigend: - Maar er valt helemaal niets meer te vertellen. Ik weet alles al. Van die Rusman... Dat is toch allemaal niets.
Het was een ogenblikje stil aan de andere kant en toen zei haar stem: - Nee, dat is allemaal niets... Je hebt misschien wel gelijk. Maar dat is het enige niet.
- Maar wàt is er dan?, vroeg hij wanhopig. - Is het die brief? Ze zei schamper: - Ach, die brief! Die was helemaal niet nodig. Het gaat om heel andere dingen.
- Maar wàt dan, vroeg hij weer.
- Zal ik het je dan maar komen vertellen?, vroeg ze.
- Natuurlijk!, zei hij zelfverzekerd.
|
|