| |
| |
| |
VII
Op een zwoele zondagavond van het jaar '51, ruim een jaar nadat hij voor het eerst met Frieda was meegegaan, liep Ottolander doelloos en vrijwel platzak door de stad. Hij was er zich van bewust, dat hij er niet voldoende verzorgd uitzag met zijn uitgezakte, geblokte sportjasje, zijn dikgeknoopte, wat vettige das, en zijn te lange nekharen. Hij schaamde zich ervoor, anders dan thuis bij Frieda, waar zorgen aan de kant werden geschoven als vuile etensborden. Het was een dag van Zigeler, die nog slechts drie, vier keer in de maand kwam opdagen, en dan kon Chris gaan lopen, of onderduiken in het zolderkamertje boven, zijn enige particuliere plek na die belachelijke breuk met Selma. Frieda had toen gezegd: - Heus!, Walter weet beslist niet meer dat dat kamertje er óók bij hoort. Ga er maar zo lang zitten, dan kun je rustig uitkijken wat je doet.
Wist Zigeler werkelijk van niets? Misschien niet van dat kamertje. De keren, dat Chris hem per ongeluk aan een bar ontmoette - het was tweemaal voorgekomen - bleef hij bijzonder op zijn hoede, maar Zigeler was heel vriendelijk: - Wat zal je van me drinken?
De tweede keer zei Walter, nadat hij broeierig aan zijn knevel had zitten draaien: - Je gaat scheiden, hè?
- Wie heeft je dat verteld?
- Harry Rusman. Of was het één van zijn geintjes?
- Nee, hij heeft gelijk.
Walter vroeg voorzichtig: - Heb je al weer plannen?
- Ik zou niet weten met wie. Weet jíj iemand voor me?
En daarop had Walter grinnikend gezegd: - Ik kijk wel uit! Het scheen, dat Zigeler hem vreesde. En waarom ook niet? Walter was in vele opzichten de zwakste partij, misschien kon hij opspelen bij Frieda, maar zolang zijn vrouw nog leefde, kon hij weinig uitrichten. Natuurlijk kon je het nooit precies weten met zo'n gek als Walter, de situatie was niet zonder gevaar, maar hij beviel Ottolander, ondanks de wandelingen. Want zijn leven met Frieda verplichtte tot niets. En dat was het beste. Of althans: het minst slechte. Hij moest vrijblijven, hij moest
| |
| |
nu eindelijk de kans krijgen zijn eigen leven te kiezen. Hij overwoog in die tijd vele mogelijkheden: de organisatie van een vertaalbureau, terugkeer in het onderwijs, solliciteren naar een ambtelijke functie in de West. Maar wat er ook zou gebeuren, daarvóór zou hij zich moeten losmaken van Frieda, want haar romige, morfinerende toekomstloosheid, haar tevredenheid met de situatie zoals die was, maakte een flink besluit tot iets geheel overbodigs. Het wàs toch goed zo? Ze had laconiek meer vertaalwerk aangenomen, en Chris hielp haar daarbij zo duchtig, dat hij maandelijks het bedrag op kon brengen voor Selma en het kind. Nu, meer werd er toch van niemand verlangd! Maar dat was een drogreden, je kon je hele leven niet als een warmtezoekende holbewoner blijven slijten, welke plezierigheden het hol ook bevatte. Chris Ottolander, die een geslaagd en opvallend burger had willen worden, had nu niet eens een nummer, hij was volslagen anoniem. Met zijn geringe zakgeld bespeurde hij al tekenen van mensenschuwheid, hij begon met groter bogen te lopen om de plekken, waar hij de gearriveerde vrienden van vroeger zou kunnen ontmoeten. Zoals ook die zondagavond. Hij slenterde op het Damrak, waar het, behalve op de terrassen, zoveel stiller was dan op werkdagen, niemand hoefde naar het station. En die van een warme dag buiten terugkwam, had zich al dadelijk in de tram gehaast; een betrekkende lucht duwde de schemering somber de avond in, er was weinig goeds op til. Hij had dorst, maar de openheid van de terrassen weerhield hem er van zich daar neer te zetten, en hij slenterde naar de verlaten Dam, die bloot lag in een kring van dralerig voortgaande taxi's, verveling van de zondag in kwadraat gebracht. Deze Dam voorspelde wiskundig zeker, gevoelloos, dat de maandag met zijn volle activiteit toch weer dragelijker zou zijn, een better for worse. Het was een menselijke waarheid, die voor Ottolander nog sterker gold, omdat hij al zolang geen
verplichte maandag meer had gekend. Weer ècht aan het werk te kunnen gaan, iemand te zijn, iets te presteren! Voor hem waren de verschillende dagen uit de kalender gevallen, het was altijd een soort zondagmorgen, lekker warm in bed, slecht weer hield de toekomst buiten.
| |
| |
Hij had op dat ogenblik Tera Hund nog best kunnen ontwijken, op de verste hoek van het plein liep ze al even doelloos als hij. Hij herkende haar onmiddellijk, hoe sloom ze ook voortging met een gebogen hoofd. Zijn lange nekharen en vette das zaten hem dadelijk weer dwars, maar de vreugde haar te zien was sterker. En hij wist zeker, dat ze toch niets kwaads van hem zou denken, wat hij haar ook zou vertellen. En hij zóu haar alles vertellen, hij voelde het als een behoefte en hij versnelde zijn pas. En verrast keek ze op toen ze haar naam hoorde noemen. - Hé, Chris!
Pas nu zag hij hoe goed ze in de kleren stak.
- Een hele verschijning! Is dat jasje nieuw?
Ze glimlachte en zei: - Alweer een maandje oud... Toen keek ze naar zijn kleren en zweeg. Om de stilte te vullen, vroeg hij: - Zie je Lou Koppenol nog wel es?
Ze schudde haar hoofd. - Al in geen jaar zeker. Heeft ie nog steeds werk?
- Zo'n klein baantje... Bij een groothandel in glas.
- En jij? Nog steeds de film?
- Nee, zei hij, nee... Hij dacht ineens: nu ben ik eigenlijk een nog grotere sufferd dan Lou! Hij draalde en zei tenslotte: - Ik ben werkeloos, en hij lachte om het woord, het leek zo volgestold met crisis, een andere wereld.
- 't Is niet waar, zei ze verontrust, maar ze keek nogmaals naar zijn kleren. - Heb je tijd om samen iets te drinken?
- Tijd plenty. Maar weinig geld.
- Dan hou ik je toch vrij?!
- Kom! En hij bracht haar met doelgerichte pas naar het kleine, bijna lege volkscafé aan de overzijde.
- Ook bier? Twee bier?
Ze zwegen eerst, en dronken. Hij dronk snel en gulzig, en ze zag het fronsend aan.
- Je bent toch niet...?
- Kom nou, zeg! Dit is mijn eerste pilsje vandaag.
- Je ziet er zo moe uit. Hoe gaat het met Selma?
Was ze werkelijk niet op de hoogte? Voor hem was het al zó'n voldongen feit, dat het hem oud nieuws leek, waarover nie- | |
| |
mand meer sprak. Hij begon het haar te vertellen, maar op een andere manier dan hij het wie dan ook had verteld, met meer afstand en inzicht, naar hij dacht. Het was zijn opinie, dat Selma haar jeugdvriend Radewalt niet echt had willen hebben, ondanks zijn ruime salaris, ze had toch wel veel om Chris gegeven, maar had hem niet willen delen. Radewalt was lang en tenger, met een vlok vettig, dun haar langs zijn ene oog. Je zou denken, dat hij slap was, maar daarin vergiste je je, achter zijn nadenkende lach stapte hij door alle deuren. Hij had Chris een week lang gevolgd, onvermijdelijk het huis van Frieda Storm ontdekt en wat er gaande was daar. Radewalt had het toen nog langer dan een maand volgehouden om ervan overtuigd te raken, dat er voor Ottolander enkel dat ene huis was. Maar toen wist Chris al van Radewalts spionnagewerk, via Paula Rusman kwam het terecht bij Harry, die hem telefonisch waarschuwde.
- Wat ga je doen?
Hij was in verwarring, hij vroeg voorzichtig om advies, maar Harry wist enkel: - Wat het zwaarste is moet het zwaarste wegen!
Harry verkeerde sinds een paar maanden in eenzelfde positie. Het rijke meisje Kingma, dat nu en dan lacherig een avondje met hem was uitgeweest, begerig naar zijn schreeuwerige gezelligheid, maar altijd tegenstrevend aan het slot, had zich uiteindelijk laten gaan. Daarna was het gecompliceerd geworden, hij had een plagerig spelletje met haar willen spelen, ze was er eentje uit velen. Maar spoedig was ze de enige geworden, ze liet hem geen ruimte.
- Geld doet haar niks. Hun papiergroothandel is een miljoenenzaak. Ze is een goudvink.
Was dat een belangrijk element in hun verhouding, streelde het zijn ijdelheid? Misschien was Adèle Kingma als geldbezitster belangrijker dan als vriendin. Harry had weinig meer gezegd dan: - Ze is nog jong. Maar hou je bek, Chris. Als Paula er achter komt...
Ze hadden nog moeten lachen om die eendere situatie!
- Wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen!
| |
| |
Hij was hun keurige verdieping met andere ogen gaan bekijken, en hij kon zich niet indenken dat hij het gemak ervan zou kunnen missen. Zou die malle Radewalt dan bereid zijn er zó in te stappen? Een tweede vraag was, wat die Willy precies zag in Selma. Maar zijn portret van haar, een beetje popperig ding, had het kunnen vertellen: een zeer vriendelijke, zelfs goedhartige schoonheid, een moderne madonna met de milde hand van kerstmis.
Een schot in de roos? Best mogelijk, dat het veel eenvoudiger zat, dat de zuinige Willy een economische huwelijksmogelijkheid in het hoofd had, en dat hij Selma had willen flatteren met het portret.
- Zie ik er precies zo uit Chris?
- Het scheelt niet veel, maar je bent intelligenter.
- Willy ziet vooral het moederlijke in me.
Hij zei wezenloos: - Ja, dat's een héél belangrijke trek in je.
Achterdochtig liet ze haar ogen langs hem glijden.
De ellende begon met een ferm telefoontje van Radewalt naar het huis van Frieda, die Chris met een vies gezicht de hoorn overreikte.
- Selma heeft ontdekt waar je altijd zit, ze heeft een instorting, de dokter wil dat je onmiddellijk komt!
Dat had hem verschrikt. Een poging tot zelfmoord? Maar ze lag gewoon in bed te huilen, als in het begin van hun huwelijk.
- Donder op, Willy. Vuile aanbrenger! Ik weet er alles van! Radewalt had zich onder protest laten verwijderen, bang voor zijn woede, die niets was dan de gemakkelijkste houding.
- Chris, hoe lang bedrieg je me al?
De tragiek op haar gezicht had hem dadelijk een miskraam geleken.
- Zolang als we getrouwd zijn. Je weet het! Je hebt het altijd geweten. Waarom zwijg je er nu ook niet over? Dat was toch het spelletje!
- Maar ik heb nooit iets geweten. Dat je dronk, ja, en uitging met Harry, ja, en ons dure geld opmaakte! Haar stem sloeg over. Hij had het daarna kalmerend over rustig blijven gehad, het was een te ernstige zaak om niet koel te bespreken.
| |
| |
- Belangrijke dingen moet je altijd koel doen, zei hij. Het was een zin van haar zelf.
Daar in dat volkscafé, op die zwoele zomeravond, terwijl zwaar weer zich aankondigde met gerommel in de verte, en Tera nog eens bier bestelde, trachtte hij de dialoog van weleer te herhalen. Hij vertelde: - Ze gaf tenslotte toe, dat ze haar vermoedens maar vermoedens had gelaten, Paula had ook gezegd, dat mannen kwajongens waren. Maar nu ik zo lang met één en dezelfde...
- Het ouwe liedje, zei Tera, en had jíj ze allebei willen aanhouden?
- For the time being, dat met Frieda zou toch een einde krijgen, dat had ze moeten begrijpen.
- Ach schlemiel!, zei Tera.
- Schlemiel?
- Natuurlijk! Je hebt nooit iets van de mensen begrepen, laat staan van jezelf. Er was maar één van wie ze hield, jonge.
- Van Radewalt?
- Ga nou! Van zichzelf. Ze begon te voelen, dat je medelijden met haar kreeg, dat curieuze medelijden, wat je ook hebt voor vervallen munten uit vroegere tijd. Aardig om naar te kijken, bewaren, maar geen cent waard. Ze voelde, dat ze geen cent meer waard was. En dat kon toch niet?!
- Here, zei hij onthutst, hoe weet je dat zo goed te zeggen?
- Ik heb het onthouden van vroeger, 't is niks dan een cliché. Ach Chris, zei ze, je bent zo'n slechte mensenkenner, je kent niemand, je kende je eigen moeder niet eens. En die kende jóu!
- Hoe?!, vroeg hij begerig en boos, hoe kende ze mij?
- Je wordt boos, zei Tera, terwijl ze plotseling haar neus ging doen met een te wit poeder, maar ik zal het je toch zeggen, want wat ik ook zeg, ik blijf veel van je houden.
Door de zachte, natuurlijke toon schokte die laatste zin hem niet, het was of ze iets bekends over het weer had gezegd.
- Dat weet ik, zei hij. - Heb ik tegenover jóu een vijgeblad voor de mond genomen?
Maar blijkbaar was dat weer niet het goeie om te zeggen, en hij vroeg, welhaast bedeesd: - Hoe kende mijn moeder mij?
| |
| |
- Als een heel gewone jongen, die de fout had hogerop te willen, zei ze, té hoog te willen. Je hebt altijd zo hard moeten werken op school. Chris, en later ook, met die actes van je.
- Ik heb ze toch gehaald!
- Ja... Maar je hebt ‘het’ niet gehaald. Ze zweeg even en zei:
- En dat is ook mijn schuld, ik had je nooit uit dat dorp moeten wegtrekken met dat werk. Weet je wat je had moeten doen? Je had moeten trouwen met Lize Olivier. Nu ja..., achteraf, ze is gestorven. Maar zo'n beste vrouw, die je op je gemak had gesteld, en die je ijdelheid voortdurend op een andere manier had gestreeld.
- Zo primitief is het niet, zei hij stroef.
- Voel je je niet veilig bij dat meisje van nu? Waarom neem je geen eerlijk baantje en blijf je niet bij haar?
- Ik weet het niet, ik kan het niet zeggen...
- En toen, in die filmbusiness...
- Ik had er geen zin meer in, toen ik bij Selma weg was. Ik kwam laat, ging vroeg weg, ze pruimden dat niet. Het was niet hun fout, maar de mijne.
Hij dacht er aan, wat Rusman toen gezegd had: - You don't suit in the organization. Branberger is right! Van een eigen vriend had dit als een doodvonnis geklonken. Het had toen een vuile streek geleken, dat Harry op geen enkele manier voor hem in de bres was gesprongen. Harry Rusman! Liet zijn vrienden zakken, omdat hij zelf bij gebrek aan gewicht omhoog was gevallen. Zo zag hij het toen. En nog steeds ontweek hij hem.
- Mijn fout, herhaalde hij. - Ik kan er niet aan wennen, dat het leven één grote, valse kermis is.
- Maar dat is toch ook niet zo?, vroeg Selma.
- Een jungle is het. Voel jij jezelf ook niet voortdurend belaagd in je zaak?
Ze zei bedachtzaam: - Ja, 't is moeilijk... En toen: - Ik ben óók maar een schlemiel.
- Kom nou! Jij hebt het goed.
- Misschien heb jíj het beter... Doe je werkelijk helemaal niets?
| |
| |
- Vertalen, een heleboel vertalen. Ik ben nog een tijdlang copywriter geweest op een reclame-bureau, maar de ene dag was het zeep, de volgende boterhamworst. Ik kon er niet in geloven.
- Weet je vader hiervan?
- Ja, maar hij zegt niets. Hij verdomt alleen me geld te lenen.
- Heb je veel nodig?
- Daar gaat het niet om, ontweek hij. - Mijn vader heeft gelijk, ik moet eerst zien dat ik een baan krijg. Een zindelijke baan bij nette mensen, in wie ik kan geloven. Zullen we nog één biertje drinken?
- Ik niet, maar ga jij je gang.
Een kwartier later bracht hij haar naar het station. Hij ging zelfs mee tot op het perron en wachtte tot de trein vertrok. Daar ging ze, een bemoedigend wuivende, lelijke vrouw van zeven en dertig jaar, net zo oud als hijzelf. Donker en fors, maar met iets slaps in de schouders, stond hij daar, met zijn jasje nog uit zijn filmtijd, en met zijn hoofd vol dik, sterk haar, waarin nog geen enkel grijsje zat, hij mocht er eigenlijk wel wezen. Maar jaloers dacht hij aan Tera's hoekige onverzettelijkheid, ze was niet te verslaan.
Het regende toen hij buiten kwam, het onweer bleef nog uit, en zwijgend vocht hij zich een weg in de tram. Hij voelde zich goor in de kleffe mensenmassa en hij had behoefte aan een bad en frisse kleren. Het was een uur of tien, toen hij de nette, uitgestorven straat binnenkwam. Gelukkig was de auto van Zigeler eindelijk verdwenen. En terwijl - ver weg toch nog - het onweer met een definitieve kracht begon door te stoten, opende hij de voordeur en ging langzaam en vermoeid naar de tweede étage - één trap hoger was zijn kamertje - en gaf hij het bekende, korte belsignaal. Natuurlijk zat ze weer in het bad. Het duurde een hele tijd voor ze, verscholen achter een reusachtige handdoek, de deur opende.
- Er is thee in de keuken.
- Is er geen bier meer?
- Misschien... Op het balcon.
Hij vond nog een paar flesjes. In de met bonte kussens ver- | |
| |
sierde kamer ging hij languit liggen op de sofa, en schonk zich, het glas steunend op zijn buik, een lauw pilsje in. Hij had nog maar een paar slokken genomen, toen hij haar uit de badkamer hoorde roepen. - Chris, kom es...
Hij stond lusteloos op, niet in de stemming. Ze was bezig haar pasgewassen haar af te spoelen, door de zeepresten leek haar blondheid nu grijs. Nog met haar ogen dicht zei ze: - Walters vrouw is ziek. Longontsteking. En ze hééft laatst al peniciline injecties gehad.
- Zo, zei hij aarzelend, zo... Denk je...
- Walter denkt het.
- Ach, misschien zegt ie maar weer es wat.
- Nee, deze keer niet.
- Nou, en?
- Ik weet het niet. We zien wel. Ga jij ook nog in bad?
- En hoe!
Midden in de nacht, zoals zo vaak, ontdekten ze in hun halfslaap, dat hun geslachtelijke droom al werkelijkheid was, en dat gaf altijd een triomfantelijk gevoel. Het spel was korter, maar ongewoon eruptief. En die keer, ondanks het ongemak, liet hij haar inslapen op zijn pijnlijke arm, en een paar keer golfde ze zich nog poezig tegen hem aan. Hij rook weer de huiselijke geuren van shampoo, badzout en talk. Maar de slaap kwam niet. Toch trok hij zijn arm niet terug, het maakte hem warm en mild haar zo te koesteren. Hij dacht aan Zigeler, met een sterke, nachtelijke haat, die niet zonder de hoop van het einde was, het afscheid van hun warme, passieve lichamen. In het begin had Chris haar alleen maar een fijne poes gevonden, een goedaardig lekkertje, goed voor één nacht. Maar sindsdien was ze meer geworden dan lichaam, meer dan al haar opwindende, schaamteloze en speelse handelingen bij elkaar. En toch stond het vast, dat hij nooit met haar zou trouwen. Want ook al was schlemiel Ottolander, de vetgevreten en huppelige rups van weleer, nu voorlopig in de voorbereidende cocon van zijn geduld gekropen, eenmaal zou hij zijn vleugels uitslaan!
|
|