| |
IV
Voor Harry Rusman was het turkse bad veel meer dan een goede gelegenheid om krachtdadig de kwade dampen uit te zweten. Het was een cultus, en de knedende masseur boog zich over hem als een priester, die speurend waakte over zijn wit en kostbaar vlees en het nog kostbaarder stelsel daaronder. De massage was vereist met het oog op zijn toenemende corpulentie, beweerde hij luchtig, maar het voortdurend praten over zijn dikte was slechts een symptoon van zijn grote beduchtheid voor mogelijke kwalen. Het voornaamste nut van de masseur was diens knijpend en duwend aantonen, dat er van nierstenen geen sprake kon zijn, dat de lichte pijn in zijn knie van voorbijgaande aard was, en er nergens hoefde te worden gesneden of gekerfd. Hij was zo gezond als een vis in koud water, en dat wilde hij maar weten, want elke dag hoorde hij overal van tientallen ziekten, verwaarloosde kwalen, plotseling opgekomen infecties na een tijd van vredige sluimering in vlees en bloed, het leven bedreigde hem van alle kanten met doktersmessen, met de flauwe, misselijkmakende geur van bloed, de duizelingwekkende van ether. Verder was er met hem niets aan de hand. En na het knijpen en wrijven en het opwekkende gebabbel van de masseur huppelde hij met zijn bijziende ogen vrolijk naar de douchezaal met de mededeling, dat hij zich voelde als een jonge god, zo'n massage deed je toch maar verrekte goed, Chris moest er ook aan beginnen. Maar die had meer dan genoeg aan het vermoeiend en dorstwekkend uitstoten van zijn vergiften, zonder Harry zou hij nooit naar het turkse bad gaan, de zorg voor zijn lichaam ging niet verder dan het nauwlettend rein houden van de buitenkant. Was hij ooit ziek geweest? Hij kon het zich niet herinneren. De onophoudelijke behoefte van Harry aan pillen, poeders en druppeltjes deelde hij niet, hij
| |
| |
woonde in zijn lichaam als in een waterdichte en tochtvrije legertent. Harry was een hoofdpijnlijder des ochtends, Chris had alleen maar wat dorst en nog niet eens altijd. Welnu, als je dorst had, dan nam je een biertje, hij deed het kalm aan, maar lette niet op de klok als Harry, die pas zijn eerste drupje nam om vijf, ofschoon het hem daarna niet veel meer kon schelen. Zorgde hij daarom altijd pas tegen het eind van de middag klaar te zijn in het bad?
- Twee bier, Bram!
Op de voetschaal woog hij zich daarna, gespannen toeziend door zijn bril.
- Geen bier meer! Ik ben al weer op mijn oude gewicht, verdomme!
Maar daarna gingen ze dan vaak nog een klein glaasje drinken. Eens, toen ze bleven plakken aan een bar, kwam er een magere gespierde vrouw naast hen zitten, ze kwam daar wel meer.
- Ik moest alleen even opbellen, mijn zoontje is ziek. En ze begon in sterke détails uit te wijden over de jongste buikklachten van het kind, zijn diarree, in geuren en kleuren. Harry begon onmiddellijk in een goed tempo rondjes te geven, en haar af te leiden, het zweet parelde hem al op een melkvlieswit voorhoofd. Ze zag het en boog haar verhaal om naar haar verwoestende echtgenoot, een vlieger, die dikwijls vergat thuis te komen als hij een paar dagen in Amsterdam was. Dat was ook een treurig verhaal, maar het lag in de lijn van Harry's belangstelling, hij zat haar lekker uit te horen op humoristische feiten zonder dat ze het zelf wist. Plotseling zei ze met opborrelende schrik: - Nu is de dokter misschien niet meer te bereiken!
- Nou, dan drinken we er nog eentje.
De wereld kreeg het optimistische waas van een avond, waarin alles mogelijk is. Ze besloten een kruikje te kopen en met haar mee te gaan. In de taxi voerden ze de beproefde grap op van de jaloerse vrienden: - Zeg, blijf jij daar met je handen weg!, en de vrouw zei met een nevelige, vertederde glimlach: - Ach malle jongens, ik ben toch van jullie allebei!
Het was een te kort ritje voor mooiere proefnemingen. Al toen
| |
| |
ze onder aan de trap stonden, vroeg een kinderstem: - Heb je de dokter meegebracht, mam?, en Rusman riep proestend: - Hier zijn de specialisten zèlf, jongen! Het was blijkbaar zo'n huis waar alles kon: er waren vier dikke, zwetsende mannen binnengevallen die zelf voor een kist bier hadden gezorgd, en die stoere paardekopersverhalen deden aan de vrouwelijke baby-sit, een loom en bleek meisje Frieda, Harry en Chris kenden haar uit de bars. Ze stond verontwaardigd op, niet omdat er nog meer bezoek was nu, maar omdat de dokter niet was gebeld, en ze ging weg om dat in een cel te doen.
- Ook als moeder deug ik niet, snikte de gastvrouw, en de mannen riepen:
- Hé en-Ho, en-Kom nou, en ze begonnen goedmoedig grappen met de kinderen te maken en brachten ze tot ieders tevredenheid hotsend en botsend naar bed. En toen al gauw de dokter kwam, hielden de kerels zich grinnikend stil, en Frieda zei: - Alleen maar norit slikken, en iedereen loeide van - Wat zei ik, en - Zie je nou wel, en dat werd me weer een avondje. Chris zat haar te zuigen met de zwaarmoedige kerel, met wie ze wel in de stad kwam, een zekere Zigeler, die altijd zat te zeuren over zijn zieke vrouw. Die Frieda zat er glimlachend bij, alle mensen hadden nu eenmaal hun eigenaardigheden en Walter deze. Ze leek onaantastbaar en zei maar weinig, vriendelijkheid was haar natuur. Chris had haar nooit gechoqueerd zien kijken, ze had soms zelfs wel gegrinnikt, en dat had hem dikwijls geïntrigeerd. Zigeler loerde dan schichtig, een beetje manke, donkere man met een hangknevel, een van die vele onduidelijke figuren. Hij scheen vertegenwoordiger te zijn in textiel, waarschijnlijk was hij een linke knoeier, een man in dure pakken, die hem altijd slordig om het lijf hingen. Zijn lichaam was een kleine, wankele kapstok. Naast hem leek Frieda zeer correct gekleed, ofschoon ze haar kleren droeg als een noodzakelijk kwaad. Zigeler vertelde zo vaak over het gesticht van zijn vrouw, dat ze hem de ‘huilebalk’ noemden. Geloofde iemand hem nog behalve Frieda?
Wat ging er om achter haar bleke, aantrekkelijke gevel? Ze zag er meestal uit of ze net uit bed was gekomen en zich met
| |
| |
haastige routine had opgemaakt, de lippen bleek-rood, hetgeen haar nog zachter deed lijken.
- Wat doe je voor de kost?
- Och, zomaar.
- Je moest morgen es meegaan, we hebben een steengoeie detective-film.
- O, dat's fijn.
Toen hij haar in een taxi thuisbracht en gewoon met haar de trap opliep, zei ze vertrouwenwekkend: - Je hoeft hem niet te knijpen, Walter is in Lyon, alsof Chris van alles op de hoogte was.
- Woon je dan met hem?
- Nee, dat ook niet.
Ze had een grote, stoffige flat voor zich alleen. Ofschoon het al bijna zomer was, brandde er in beide suitekamers een kachel, onder het mistiggele licht maakte het interieur de indruk van een oude franse bazar, of een laat negentiende eeuwse burgerbehuizing.
- Doe wat je wilt, ik ga eerst in 't bad.
- Als je een helpertje nodig hebt.
- Dat's wel lekker, ik heb altijd zo'n pijn in mijn nek.
- Ga dan naar het turkse bad.
- Ach, met al die blote vrouwen...
Daar in de badkamer was het begonnen, met het masseren van de spieren rond haar halswervels. - 't Is net of ik altijd griep heb. Het was volstrekt geen inleidend verzinsel, ze gedroeg zich naakt met een natuurlijke ongecompliceerdheid, waaraan elke schaamte geheel vreemd was.
- Ik kom er maar bij in zeg...
- Dat kon wel es gezellig zijn.
Van tijd tot tijd glimlachte ze met een argeloze opgewektheid, alsof ze alles voor het eerst meemaakte, een gewillig Amerika ontdekt door een speelse Columbus. Ze was langzaam en voluptueus, elke nieuwe zone riep welkom. Al tegen de ochtend, in haar electrisch verwarmde slaapkamer, zei ze verzaligd, alsof ze fijn roomijs had gegeten, dankbaar voor de grote portie: - Gossie, wat heb jij een geduld!
| |
| |
- Dat's toch zeker jouw werk, zei hij.
- Waarom sta je nou op?
- Wat dacht je?
- Ach ja... Mannen moeten altijd ergens heen.
Het was juist de goeie tijd om thuis te komen: tussen vijf en zes 's ochtends sliep Selma nog vast. Maar ook deze keer, nadat hij klassiek met zijn schoenen in de hand de trap was opgeslopen en hij zich vlug in het badkamertje had ontkleed, hij de veilige grens van pyama-knoopjes dicht en de nog veiliger van de dekens toe had bereikt, was hij niet helemaal zeker of ze zich niet slechts slapend hield. Ver voorbij de avondlijke vermoeidheid, in het glaciale smeltlicht van een mottige morgen, luisterde hij naar haar stipte ademhaling. Hij dacht koud, dat het best een perfect achtergrondgeluid kon zijn bij een radio-advertentie voor schuimrubber-matrassen. Maar zonder dat hij het wist, werkte haar ademhaling stimulerend, en ze voerde hem mee naar de vredigste eendracht van hun huwelijk, een lits-jumeaux-paar in blanke onbewustheid. Het kraaiende, half-zingende kind wekte hen tenslotte.
- Selma...
- Ja, ik hoor haar.
Hoe was het mogelijk, dat hij zich zo energiek voelde?
- Hoe laat is het?
- Acht uur al weer. Was je laat thuis?
- Kan het twee uur geweest zijn?
- Best mogelijk. Moet je toch es zien hoe schattig ze er uitziet.
- Hallé ouwe drol, zei hij tegen het kleine kind, je stinkt troel.
- Toe nou Chris. Straks neemt ze die woorden over. Ga liever eerst je tanden poetsen.
Maar hij bleef nog in bed, uitrekenend hoeveel hij gedronken had. Het was weer héél wat met zo weinig slaap, maar nog steeds voelde hij zich merkwaardig opgewekt. Hij zei: - Ik voel me als een jonge god.
- Dat is een uitdrukking van Harry.
Maar hij was onkwetsbaar. - Zeg Selma, ik heb gisteren een vreselijke fout gemaakt.
- Toch niets ernstigs?
| |
| |
- Nou... Hij loog, zomaar: - Ik had die Bachplaat voor je gekocht, eindelijk. En nou heb ik hem op kantoor laten liggen.
- Och wat aardig, zei ze. - Dat je dááraan gedacht hebt.
- Ik zal de loopjongen sturen, zei hij. Hij dacht: ik zal hem straks gauw kopen.
- Wil je een kopje thee in bed? 't Hoort eigenlijk wel niet op een werkdag.
- Dan maken we er gewoon een zondag van.
- Poe poe, zo is het leven niet. Is het die Decca-plaat?
- Is het een Decca-plaat? Dat wist ik niet eens. Je kunt hem ruilen, zeiden ze.
Waarom had hij die neiging tot vrolijk liegen? De hele dag bleef hij opgewekt en actief, mild tegen de wereld, ofschoon het druilerig en somber weer was. Hij overwoog zelfs om bloemen voor Selma mee te brengen, maar dat was teveel van het goeie, besloot hij. Het zou haar aan het denken zetten. Overigens: wat was er helemaal gaande? Wat was Frieda Storm anders dan zomaar een lustige aaiepoes?
- Moet je vanavond al weer weg?
- Ja, die nieuwe detective-film.
- Wat naar! We hadden fijn samen naar die plaat kunnen luisteren.
Hij kwam die nacht tegen tweeën thuis en voelde zich schuldiger dan doorgaans. Toch had hij het zo kort mogelijk gemaakt. - Moet je nou al echt, Chris?
Hij verzon maar iets: - Het kind is ziek, en... Begrijp je?
Frieda had vaag geknikt, zich met een vlakke hand wrijvend over haar schouder.
- Maar ik kom gauw terug. Langer.
- Misschien komt Walter nog. Bel eerst op.
Hij telefoneerde herhaaldelijk met haar, het wond hem op haar vlakke, zachte stem te horen.
- Ik dacht wel, dat je zou bellen. Ik zat al naast het toestel.
Begrepen zij elkaar zelfs op verre afstand, alsof hun lichamen onbekende seinen uitzonden? Als hij aan de geur van haar oksels dacht, had hij geen zin meer in werken. Zelfs tijdens het lunchuur kwam hij bij haar.
| |
| |
Ze zei: - Dit is helemaal nieuw. Ik wist niet...
Hoe lang was het geleden dat hij zoiets had gehoord? Was het ook daarom dat ze voortdurend op zijn achtergrond geurde? Hij bleef geen uur zonder de wazige reuk van haar badzeep, de scherpere van talkpoeder, de zoete van haar lichte transpiratie, het was een toniserend mengsel. Hij was onrustig in die tijd, behalve als hij lui lag in Frieda's stoffige flat. Een enkele keer vroeg hij zich af, hoe Zigeler er in geslaagd was dat huis voor haar te huren, maar het kon hem niet veel schelen. Het huis stond al niet meer op zijn naam, hij had er evenmin een sleutel van. En hij telefoneerde altijd eerst of ze thuis was. Desondanks betaalde hij blijkbaar de huur.
- We kennen elkaar nog uit de oorlog. Hij heeft bij ons ondergedoken gezeten. Zoiets gaat niet gauw kapot.
Ze had heel weinig nodig, at matig, snoepte nooit, dronk weinig, en gaf niet echt om kleren, ze liep het liefst in een oude badjas. Ze was alleen onmatig in het lezen van detectives, ze had een verbluffende kennis van dat soort literatuur, ze had er op kunnen promoveren. Misschien ook wat haar capaciteiten betrof, ze had eerst economie gedaan, later engels.
- Het begon me te vervelen, wat had ik eraan?
Was ze gewoon maar lui? Toch had ze haar bezigheden: ze vertaalde geregeld rapporten voor een cargadoor, en nu en dan deed ze ook wat voor een uitgever. Maar al dat langzame getik op haar machine leek weinig meer dan een bestaans-excuus, ze zuchtte glimlachend wanneer men telefonisch informeerde wanneer het werk af was. Misschien kon ze ervan leven, het bleef onduidelijk, althans in het begin. Later zag Chris haar helderder, ze had werkelijk niet veel te verbergen. Ze vond het enkel de moeite niet waard het allemaal tegelijk te vertellen. En ze liet hem foto's zien van haar ouders. De vader was een stokoud baasje, die in een keurig jasje bij een biljart stond, klaar voor de stoot. Hij keek onzeker met een porseleinen glimlach naar de fotograaf of hij de juiste pose wel had ingenomen.
- Dat was nog bij ons thuis. Wij hadden een groot hotel.
Het baasje was nu in een gunstig pension voor ouden van dagen, hij had zijn vrouw jaren overleefd. Ze zag er al zieke- | |
| |
lijk uit op de foto, een vrouw van in de dertig, een ouderwetse Frieda, maar met een slecht gebit, hetgeen haar iets stars gaf. Ze stond vermoeid in een zomertuin, met rechts een ontzaggelijk lange, keurige jongen aan de hand, en links een dik meisje, nog zó klein, dat de vrouw zich naar haar moest overhellen om ook haar handje vast te houden.
- Mijn broer is notaris geworden. Hij beheert het geld van vader.
Zou Zigeler wachten op de dood van het kwieke biljartertje? En leefde ook zij maar wat voort naar dat moment? Waarschijnlijker was, dat ze helemaal niet wachtte, en dat dit slordige, vriendelijke bestaan haar wezenlijke leven was, een poes soezend bij de kachel. Ze zocht altijd de warmste plekjes op, languit liggend voor de haard met een boek, of liggend in het dampende bad, ook al lezend.
- Lekker zeg, de meeste mensen weten niet wat ze missen.
Ze liet zich graag vertroetelen, hij kookte zelfs wel voor haar. - Maak er niet teveel van. Al dat gesappel is niet nodig.
Het was waar, dat ze de luiaard in je vetmestte, dat ze absoluut ongeschikt was om een geregeld leven mee te leiden, laat staan een huwelijk aan te gaan. Hij vroeg eens, toch jaloers: - Ga je echt met Zigeler trouwen als zijn vrouw dood is?
- Dat is nu eenmaal afgesproken, zei ze met iets onverschilligs.
- Beloofd is beloofd, waar of niet?
Maar misschien duurde het nog heel lang voor de vrouw van Zigeler zou sterven. Zigeler had slechts de geringste rechten, hetgeen bewezen werd door het feit, dat hij zelfs geen sleutel had. Toch was het duidelijk, dat hij het niet weten mocht.
- Hij kan van die opgewonden scènes maken. En dat is zo vervelend.
Zijn behoefte alles van haar te willen weten verminderde niet, en ten slotte begon hij haar verder uit te horen over Zigeler.
- Ach, hij scharrelt maar wat. Vrouwen horen niet alles te weten, zegt hij. Ze had niets verborgens meer daarna, hij kende haar van alle kanten, weer een vrouw, om wie hij heen kon lopen. Hij had haar, ze bezat niets wisselvalligs, ze was een vertederend en vertrouwd meubel in de kamer. En een geduldig,
| |
| |
traag-avontuurlijk meisje loos op de zeven wereldzeeën, er was nooit een nee.
Eens vroeg ze: - En als je vrouw er es achter komt?
- Ik weet het niet. Dat moet zíj dan maar zien.
Maar hij deed angstvallig zijn best het geheim te houden. Waarom? Zijn leven met Frieda hield volstrekt geen gevaar in, integendeel, het ruimde thuis nachtelijke ruzies uit de weg. Hij was minder vaak weg, en zelden met Harry, zodat er van drank weinig kwam, meestal kwam hij na een avond met Frieda nooit na tweeën thuis, en soms gingen er weken voorbij, dat Selma en hij in één bed sliepen. Had dàt haar op het idee gebracht?
- Hou je niet meer van me?
- Hoe zo?
-Je bent zo koel.
- Dat moet jíj zeggen.
Ze was waarachtig toeschietelijker geworden, en overdag onzekerder.
- Waarom doe je zo onverschillig?
- Onverschillig? Er zit me niets in de weg.
Toch keek hij uit naar een andere baan. Er zou in de reclame stellig wel een minder louche positie te vinden zijn, hij had niet meer die angst van een jaar daarvoor. Hij kòn toch waarachtig iets!
- Ik denk, dat ik binnenkort met dit werk ophou.
Selma vroeg verschrikt: - Maar in Godsnaam, waarom Chris?
- Ik kan er niet meer tegen, tegen die patjepeeërs.
- Maar we moeten toch leven?
- Dan maar van aardappels met spek. Mij een zorg!
- Dat meen je niet echt!
- Je zult nog es zien wat ik meen.
Haar ogen hadden toen een diepe paniek vertoond.
- Maar kleine Else dan?
- Je kunt toch óok verdienen als het moet?
- Nee nee! Ik moet voor het kind zorgen. Nee, dat nooit! O, wat mankeert je toch?
- Weet je wat me mankeert?, vroeg hij dreigend. - Dat voor
| |
| |
mij eindelijk ook es de bevrijding moet komen! Maar hij vond dat dadelijk te theatraal en zei: - Ik zou wel es een menswaardig leven willen hebben.
- Maar we hebben het juist zo fijn met zijn drietjes!
Ze maakte die nacht de fout hem in alles toe te geven, ze kwam tot dingen die ze nooit eerder had gedaan. 's Morgens zei ze: - Ik schaam me niet eens...
- Waarom zou je! Miljoenen hebben vannacht hetzelfde gedaan.
- Vanavond weer, Chris?
- Als we niet te moe zijn...
O verdomme, waarom was ze niet subtieler, waarom liet ze haar hoofd niet wat beter werken! Of onderschatte hij haar toen? Het kon ook zijn, dat ze later haar ideeën had ontwikkeld, twee, drie weken nadien. Ze telefoneerde zijn kantoor, hetgeen ze zelden deed. De zaak was, dat hij beslist thuis moest komen eten, ze hadden een gast, Willy Radewalt, ze had Chris wel meer over hem gesproken. Hij herinnerde zich iets van een ongetrouwde gemeenteambtenaar, een hogere jongen in het bouwwezen, die in zijn vrije tijd niet slecht moest schilderen. Ze had vroeger bij hem in de klas gezeten.
- Hij wil mijn portret schilderen, Chris. Dat's leuk voor later. Hij loog niet eens, toen hij zei: - Dat's nou verdomd vervelend, maar Branberger wil dadelijk om half zes nog een paar films zien. Ze hebben de broodjes al besteld.
Maar toen de show om half negen 's avonds voorbij was, nam hij een taxi naar Frieda.
- Ik ben net in bad geweest. Wil jij ook?
Hij stond in de gang en snoof de bekende, geneeskrachtige geuren op. Hij glimlachte en zei: - Waarom? Dit huis is één groot bad voor mij, wat het turkse bad is voor Rusman. Lekker gezond! En je wordt er niet eens dorstig van.
- Er is anders thee genoeg, zei ze vergenoegd, terwijl ze voor de spiegel een grove kam liet zakken in haar asblonde haar.
|
|